Zonder liedje ben ik nergens
spectrum 6
'Rock roll is voor mij
niet meer weggelegd', dacht ik
PZC
Zaterdag 18 oktober 2008
Eind dit jaar vertrekt Frank van der Meijden als manager van Blof. Voordat ze met hem in contact kwa
men, hadden de Zeeuwen bijna iedereen in de Nederlandse popwereld benaderd. Niemand wilde de
groep managen. Zouden ze nu een advertentie plaatsen, dan stonden de managers waarschijnlijk in
rijen voor de deur. „Dat is het laatste probleem dat ik voor ze wil oplossen. Wie moet mij opvolgen?
Er is niemand die zo werkt als ik. Waarschijnlijk moeten we de taken spreiden."
door Ernst Jan Rozendaal
foto Mechteld Jansen
Hij weet nog goed dat hij
een telefoontje kreeg van
de Engelse platenmaat
schappij Island Records.
Of hij alsjeblieft; naar een
cassettebandje van ze wilde luisteren.
Zulke leuke muziek, maar niemand
wilde de groep boeken. „Zo maakte ik
kennis met Ui", vertelt Frank van der
Meijden. „Ik beloofde Island Records
dat ik het wel wilde proberen. Het kos
te me verschrikkelijk veel moeite de
eerste data te verkopen. Het was hun
eerste tournee buiten Engeland."
Het jaar daarop stond de groep op
doorbreken. Van der Meijden haalde
ze opnieuw naar Nederland. „Ik fun
geerde meteen hun Nederlandse tour
manager, reisde met ze mee en sliep in
dezelfde hotels. Ik leerde hun manager
Paul McGuinness kennen en we spra
ken veel over hoe je een groep in de
business moet begeleiden. 'Je kunt
maar één ding tegelijk doen', vond hij.
'Als je het goed doet, ben je altijd met
die band bezig. It's a way of life.' Hij
had gelijk. Het afgelopen jaar heb ik
voor PopaanZee jonge Zeeuwse bands
begeleid. Ik voncf het leuk en deed het
graag, maar ik merkte dat ik eigenlijk
niet genoeg ruimte over had in mijn
hoofd. Daar is alleen plaats voor Blof."
Hij zou leraar worden, maar zijn vrij
heidsdrang stond een schoolcarrière in
de weg. Na twee jaar voor de klas op
'een school met een mooie Zeeuwse
naam', de Frans Naereboutschool in
Rotterdam, kwam hij in conflict met
de onderwijsinspecteur en nam ont
slag. Hij vond werk als programmeur
van een nieuw Rotterdams poppo
dium: Eksit. „Er was een vergane jeugd-
sociëteit in Rotterdam waar ik met wat
vrienden een oogje op had. 'Jij hebt
toch geen werk', zeiden ze. 'Jij kan
mooi aan die club beginnen.' Maar ook
de alternatieve jongerenbeweging Pro-
vadya aasde er op. Uiteindelijk werd
besloten dat we gezamenlijk die socië
teit zouden overnemen. Uit Provadya
werd Theo Flensen naar voren gescho
ven en uit de andere groep ik. We had
den geen idee wat we moesten doen,
behalve dat er een bar moest worden
gerund en bandjes moesten optreden.
Theo was van de vruchtensapjes en de
theetjes, dus mocht ik me'op de pop
muziek oriënteren."
Eksit draaide uitstekend. Elke vrijdag
en zaterdagavond zat de tent vol.
„Voor ik het wist, begon ik allerlei Ne
derlandse bands voor de tweede keer
uit te nodigen. Ik las veel Engelse pop
bladen en op een dag besloot ik naar
Londen te gaan- om popgroepen te be
kijken. Ik nodigde er een paar uit. Het
bleek weinig lucratief om voor één op
treden met alle apparatuur op de boot
naar Nederland te stappen. 'Kun je er
niet nog een paar bij boeken?', vroe
gen ze. 'Dan komen we een lang week
end.' Zo ben ik buitenlandse bands
naar Nederland gaan halen."
Hij lepelt namen op van groepen als
Brinsley Schwartz, America en - nog
vóór de fusie - The Sutherland
Brothers en Quiver. „Genesis lukte
niet. Net voor ik ze zou boeken, bra
ken ze door."
Veel verstand van popmuziek had hij
aanvankelijk niet. „Net als iedereen
luisterde ik veel naar Veronica. Aan de
Coolsingel had je een goede platen
zaak, Dankers. Die haalde veel nieuwe
platen uit Engeland. Met vrienden
ging ik daar vaak luisteren. Ik weet nog
hoe ik de eerste plaat van Pink Floyd
uit de bakken haalde. Een openbaring.
Die kocht ik dan en mijn vrienden ie
der een andere elpee. Die gingen we
dan samen beluisteren."
Gedurende een korte periode hielp
Van der Meijden ook Nederlandse
bands als Solution en Supersister aan
optredens in Engeland. „Ik was terug
gefloten door iemand van de sociale
dienst. Engeland zat nog niet in de
EEG, dus kregen Engelse groepen niet
zomaar een werkvergunning. Voor el
ke Engelse band die hier kwam spelen,
moest ik een Nederlandse groep naar
Engeland sturen. Ik heb mijn goede
wil getoond, maar dat was natuurlijk
een regeling die nergens op sloeg."
Op een dag belde laap van Beu-
sekom, de latere grondlegger
van het Nationaal Popinsti
tuut, toen zanger en banjospeler van
■CCC Inc. Deze vaderlandse equivalent
van The Band dankt zijn legendarische
status onder meer aan het feit dat het
de enige Nederlandse band is die -
naast The Byrds en Jefferson Airplane
- op het hoofdpodium stond van het
Holland Popfestival in Kralingen. Het
was kort daarna dat Van Beusekom
Van der Meijden uitnodigde op de
boerderij in de Peel waar CCC Ine en
aanhang een commune vormden.
„Daar ging ik, groener dan gras. Ze
vroegen me of ik hun manager wilde
worden. 'Sorry', antwoordde ik. 'Wat
houdt dat in?' Ik moest ervoor zorgen
dat iedereen, inclusief ikzelf, per week
200 gulden overhield om van te leven.
Een platencontract met EMI hadden
ze al, dus verder moest ik maar een
beetje zien en zorgen dat de bus reed.
Dat was in die tijd management."
Na het uit elkaar vallen van CCC Ine
in 1973 was Van der Meijden manager
van de daaruit voortgekomen Slum-
berlandband en van Finch, de symfoni
sche rockgroep van voormalig Q_6s-bas-
sist Peter Vink. „Daar werd ik heel on
gelukkig van, twee bands tegelijk ma
nagen. Deed je het één voor band A,
dan voelde je je schuldig dat je dat niet
voor band B had gedaan. Had de één
een optreden in Amsterdam en de an
der in Den Haag, waar moest ik dan
heen? Ging ik naar het buitenland, wie
moest ik dan promoten?"
Vandaar dat de woorden van McGuin
ness in zulke goede aarde vielen. De
U2-manager legde ook uit dat al het
geld in één pot ging en gelijkelijk werd
verdeeld. „Bij CCC Ine gebeurde dat
uit een soort socialisme, bij U2 was het
een bandfilosofie. Alleen op die ma
nier kun je echt als groep functione
ren. Beslissingen werden ook gezamen
lijk genomen, nooit door één iemand
in de band. Als manager is het welis
waar je taak de muziek te verkopen,
maar bij zo'n werkwijze word je ook
deelgenoot van het succes."
Zowel bij Doe Maar, waarvoor
oud-CCC Inc-lid Emst lansz hem
vroeg, als bij Blof nam Van der Meij
den de raad van McGuinness ter harte.
De manager is een bandlid, er is geen
leider en de pot wordt gelijk verdeeld.
„Bij Blof gaan alle muziekrechten ook
in één pot. Peter schrijft dan wel alle
teksten, maar hij beseft: 'Als ik Paskal
niet had om ze te zingen, was ik niks.'
Zou hij ze zelf zingen, zegt-ie, dan zou
het publiek gillend weglopen."
Werkten meer groepen zo, benadrukt
Van der Meijden, dan zou Nederland
meer goede bands tellen. „Maar de
meeste managers zijn kortzichtig."
Toch moest Van der Meijden ook bij
Doe Maar nog veel leren. „Doe Maar
was een totale overval. We hadden
geen plan. Ze maakten leuke muziek.
Wat mijn bijdrage aan hun succes is ge
weest, weet ik niet. Als je het goeie
liedje niet hebt, kun je als manager
hoog of laag springen, maar dan ben je
nergens. En Doe Maar had de goeie
liedjes. CCC Ine wilde vooral géén hit
maken, dat was verkeerd, bij Doe Maar
ging het ineens. Plotseling werden
Henny Vrienten en Ernst lansz geado
reerd. Alle meisjes van Nederland wa
ren smoorverliefd op ze. Daardoor
werd het oncontroleerbaar. Noodge
dwongen ging al mijn aandacht uit
naar de veiligheid van het publiek.
Wat als een meisje flauw viel en werd
vertrapt? Er waren zelfs optredens
waar de ziekenwagens achter het po
dium stonden. Onze grote angst was
dat er een dode zou vallen."
Iedereen stortte zich op het succes van
Doe Maar. „De hele merchandising
kwam toen op. Buttons, T-shirts. Daar
zat veel rotzooi bij. Ik zat hele dagen
licenties te regelen. Dan had V&D in
eens Doe Maar-spullen in de winkel.
Ik heb zoveel rechtszaken gevoerd in
die tijd. Het was gewoon verschrikke
lijk. Uiteindelijk vergaderden we meer
dan we muziek maakten. Ik moest
meer optredens cancellen dan ik door
kon laten gaan. Je wordt heel hard. 'Als
jullie het niet doen zoals wij het wil
len, dan komen we niet' We moesten
wel."
Doe Maar ging eraan ten onder. Van
der Meijden nam vijfjaar lang het goe
de Doel onder zijn hoede, waarna hij
zich richtte op het organiseren van
theaterconcerten voor onder anderen
Iain Matthews en Magna Carta. „Ik
was begin vijftig. 'Rock roll is voor
mij niet meer weggelegd', dacht ik."
Toen kwam Blof voorbij, een band
zonder manager, op sterven na dood.
„'Jezus, wat een goede liedjes', dacht
ik. Die moesten toch verkocht kunnen
worden."
Samen hebben ze inmiddels alle
uithoeken van de wereld gezien,
uniek voor een Nederlandstalige
band. Zonder het er dik op te leggen,
zetten ze zich in voor het klimaat, of
Tibet. Ze zijn misschien wel het Neder
landse broertje van U2, erkent Van der
Meijden, 'al hebben wij geen Bono'.
„Het mooiste compliment kregen we
een jaar nadat ik erbij was. Bij de uitrei
king van de Zilveren Harp zei Harm
Edens: 'Dit is een band waarvan ieder
een wel familie zou willen zijn.' Die
uitspraak hebben we altijd gekoes
terd."
Dat hij nu stopt, is niet meer dan con
sequent. Hij bespeurde dat het ogen
blik nabij was dat niet langer al zijn
aandacht naar Blof zou uitgaan. „Ik wil
de een keer ophouden met alleen maar
aan hen te denken. En ik wilde dat mo
ment voor zijn."
Nu alleen nog een tweede Nederland
se Paul McGuinness vinden.
Frank van der Meijden
Geboren: 21 juni 1946 in Rotterdam
Woonplaats: Dishoek
Burgerlijke staat: gehuwd, één dochter en
één zoon.
Opleiding: kweekschool in Rotterdam
Werk: leraar aan de Frans Naere
boutschool in Rotterdam
Programmeur van Eksit in Rotterdam
Concertorganisator voor Nederlandse en
buitenlandse popgroepen in Nederland en
Engeland
Manager van onder meer CCC Ine, Slum-
berlandband, Finch, Doe Maar, Het Goede
Doel en Blof.