gevaar voor eigen leven ii spectrum 'Als de taliban komen en mijn neus en oor afsnijden, kan ik met mijn kalasjnikov tenminste terugschieten' PZC Zaterdag 11 oktober 2008 dracht van Nederland tot eind 2010 voor 34 miljoen euro aan de infrastructuur en bestuurlijke ontwikkeling van de provin cie werkt. De projectleider van GTZ draagt geen scherfvest, maar een beige tuniek, met daarover een hesje met vakjes voor zijn telefoon en gps-ontvanger. Hij is een Fransman van middelbare leef tijd, die anoniem wil blijven. Zoals alle mannen met gezag in Afghanistan, heeft hij zijn baard laten staan. Hij is kort van stof. „Ik geloof in bomen", zegt hij tijdens een bezoek aan het dorp Deyak, ten zui den van Tarin Kowt. En: „Waar water is, is leven." Hij toont waar komend jaar een dam moet komen, die water vasthoudt. Een smalle strook groen door het gele dorp bewijst dat er potentie is. De GTZ-medewerkers rijden rond in onop vallende jeeps zonder logo's. Alles is erop gericht 'onder de radar van de taliban te blijven', zoals een GTZ-man het uitdrukt. Onderweg verdringt de weerbarstigheid van het terrein al snel iedere gedachte aan bermbommen. De enorme keien die uit het zand steken, zijn de eerste vijand. Drie maanden geleden kwam GTZ voor het eerst naar Dehyak. Inmiddels is er zoveel wederzijds vertrouwen dat een verslagge ver mee mag. „ISAF-militairen sta ik hier niet toe", zegt de dorpsoudste resoluut. „Als de opstandelingen horen dat jullie hier waren, is dat al niet goed voor ons." De internationale staf woont en werkt in een groot en verstevigd Afghaans huis mid den in Tarin Kowt. De medewerkers doen hun inkopen op de lokale markt en beta len in afghani. Dollars, het betaalmiddel van de militairen, zijn uit den boze. „Als sommige mensen dollars hebben en ande ren niet, maak je de onderlinge verschillen groter", legt een GTZ-medewerkster uit. „We willen mensen vertrouwen geven in hun eigen munteenheid." Hoewel de militairen en hulporganisaties grofweg dezelfde doelen hebben, verschil len aanpak en veiligheidsmaatregelen radi caal. „We willen snel en veel tegelijk", ver klaart Peter Mollema, civiel vertegenwoor diger van Nederland in Uruzgan. Hij leidt de 'sub-ambassade' van twaalf man, die de besteding van de 75 miljoen euro ontwik kelingshulp moet coördineren en controle ren. De diplomaten mogen niet van het kamp af zonder militaire escorte, helmen en scherfvesten. Veel hulpprojecten zijn voor hen daardoor ontoegankelijk. Op fo to's lijken alle waterpompen op elkaar. Mollema hoopt dat zijn mensen in de na bije toekomst in burgerauto's en onder po litiebegeleiding de basis afkunnen. Het is bovendien de bedoeling dat in de eerste helft van 2009 een burger de leiding krijgt over het reconstructieteam. De ongeveer zestig PRT-militairen moeten dan naar een 'PRT-directeur' gaan luisteren. De ove rige 1.600 militairen blijven wel onder mili tair commando. inds drie maanden werken vijf gro te Nederlandse hulporganisaties onder de naam Dutch Consor- tium Uruzgan (DCU) vanuit een kantoor in Tarin Kowt, gelegen op enige afstand van het militaire kamp. Hun komst naar Uruzgan is geen bewijs dat de provincie veiliger is, benadrukt een woord voerster. De aanlooptijd was nodig om de juiste contacten te leggen. Het DCU-kan- toor zit verstopt achter een lemen muur aan een onverharde weg. Na de warme stoffige straten is de tuin vol bloemen een oase. De Afghanen die hier zowel wonen als werken, komen zelf niet uit Uruzgan. „Zelfs ons kost het maanden vertrouwen van mensen te winnen", vertelt een van de artsen. „Als je slecht bekendstaat, is het zo over met je." Hij laat een spandoek zien met uitleg over depressies, psychoses en epilepsie. In het door oorlog verscheurde land komen ze veel voor, maar ze worden zelden herkend en behandeld. Op het eerste plaatje zit een zielige man tegen een muurtje. Kinderen lachen hem uit. Op plaatje twee is hij agres sief. Door de derde afbeelding staat een dik rood kruis. Daarop is de man aan een paal gebonden en bekogelen omstanders hem met stenen. De onafhankelijke hulp organisaties houden zich, in tegenstelling tot de militairen die de regering steunen, zo ver mogelijk van politiek. „We zijn dok tor of leraar, geen overheid. Als ze denken dat ik militair ben of voor de regering werk, doden ze me", zegt Hazrad Amin. Ontmoetingen met ambtenaren moeten dan ook in het geniep. Het centmm van Tarin Kowt is tegenwoor dig relatief veilig, daarbuiten niet. De weg naar Kandahar is levensgevaarlijk. „Alles wordt onderweg gestopt en ingenomen. Ook hulpgoederen mogen we niet ontvan gen", vertelt een medewerker. Wie naar Kandahar moet, verstopt zijn simkaarten en wist het geheugen van zijn mobiele tele foon. Contactgegevens van buitenlanders kunnen voor de opstandelingen 'bewijs' zijn dat ze een verrader te pakken hebben. Sarwar Gizabi vertelt het zonder emotie. Hij ziet lichtpuntjes: een arts die weer is vrijgelaten toen hij uitlegde zijn patiënten niet op politieke kleur te selecteren. Met de lokale opstandelingen valt door hulpverleners na kidnapping nog wel te praten. „Niet met de buitenlandse taliban- strijders. Die doden wél." Eens per week is er vanuit Camp Hadrian een 'optocht' naar Deh Rawod, waar een shura (dorpsontmoeting) plaatsvindt. Het Provinciaal Reconstructie Team (PRT) vergadert er met stamhoofden en lokale bestuurders, waarbij onder meer diverse hulpverleningsprojecten besproken worden. Zoals het opzetten van een school, waar arme (straat)kinderen door verder te leren uitzicht op een betere toekomst krijgen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 83