'Als docent hoor je
vol te zijn van je vak'
A/s je beste vriend er plotseling niet meer is
PZC Donderdag 2 oktober 2008 121
Jan Siebelink schreef zijn
ouderlijk milieu van zich af
in Knielen op een bed violen.
Nu is zijn school aan de
beurt in Suezkade. Het is het
relaas van een precair
docentschap en de
onmogelijkheid van zuivere
liefde.
door Hans Gulpen
Even trekt er een siddering
over het gezicht van Jan
Siebelink bij de vraag of de
hoofdpersoon uit zijn nieu
we roman Suezkade niet erg veel
dweept met de Franse cultuur.
Mare Cordesius, leraar aan een
chic Haags gymnasium, heeft zijn
eigen klaslokaal in een in onbruik
geraakt deel van de school. Daar
hangen foto's van Franse schrij
vers en er staan boeken van Zola,
Flaubert en Baudelaire. Cordesius
raakt nooit uitgepraat over het
Dagboek van de gebroeders De
Goncourt en luistert in zijn sport
wagen naar Debussy.
Siebelink, ooit leraar Frans aan het
Marnix College in Ede en destijds
eveneens in het bezit van een ei
gen lokaal waar soortgelijke attri
buten hingen en stonden, is even
ontstemd. „Met dweepzucht heeft
het niets te maken. Enthousiasme,
dat is het. Als docent hoor je vol te
zijn van je vak. Passie en gedreven
heid, daar draait het om. Tegen
woordig ontbreekt het daaraan
nog wel eens." Het oeuvre van Sie
belink (70) - we spreken inmid
dels over elf romans, acht verhalen
bundels, een aantal novelles en es
says - kent grofweg twee hoofdthe
ma's. Eerst is daar het zwart-calvi-
nistische ouderlijk milieu, waarin
hij als zoon van een Velpse kwe
ker opgroeide. Daarover publiceer
de hij in 2005 het 'definitieve',
boek Knielen op een bed violen. Dan
is er de school, zijn ervaringen ge
durende veertig lange jaren in het
onderwijs. Die hebben nu hun ul
tieme beslag gekregen in Suezkade.
De dichter Mallarmé citerend, die
meende dat de wereld moet uit
monden in een fraai boek, zegt Sie
belink: „Misschien was mijn leven
bedoeld om uit te lopen in twee
boeken: Knielen en Suezkade. Daar
in zit in essentie alles wat ik heb
meegemaakt. Suezkade is het relaas
van mijn geestdriftig maar precair
docentschap." Veel van wat de jon
ge dandy Cordesius op het Descar
tes Gymnasium meemaakt - eerst
geliefd bij zijn mededocenten, la
ter uitgekotst en eenzaam - ver
toont gelijkenissen met de school-
carrière van de auteur. Siebelink,
die tot zijn 62e voor de klas bleef
staan, voelde zich aanvankelijk in
het onderwijs als een vis in het wa
ter, maar raakte gaandeweg teleur
gesteld en verbitterd. Hem werd
verweten dat zijn hart niet bij de
school lag, maar bij de literatuur.
Wat Siebelink ook niet wil ontken
nen. „Ik was een prima docent
met hart voor mijn vak. En goede
resultaten. Frans werd een popu
lair vak. Maar voor de organisatie
op school deed ik weinig tot
niets." Hij was op school om les te
geven, zijn geld te verdienen en -
met dat inkomen - de vrijheid van
een schrijverschap zonder stipen
dia.
Het zette kwaad bloed. De rector
liet hem fijntjes weten dat hij 'te
veel afstand' had. Collega's von
den hem een arrogante vent. Op
zeker moment begon Siebelink
briefjes in zijn postvak te vinden
met anonieme klachten over zijn
functioneren. Toen de schrijver
het na een paar jaar ook nog be
stond helemaal-voor zichzelf te be
ginnen, in een verlaten noodlo-
kaal op een verwilderd stukje
schoolterrein, was zijn isolement
compleet. Hij schiep er in afzonde
ring een kunstmatig paradijs, onge
veer zoals de neurotische edelman
Des Esseintes in A Rebours dat
deed, het boek van de Franse deca
dent J.-K. Huysmans dat door
hem zo prachtig werd vertaald.
Siebelinks toenemende ergernis
over de verslonzing van het onder
wijs en de buitenproportionele
vergader- en regelcultuur, zette de
verhoudingen verder op scherp.
De kwestie kwam tot een ontla
ding tijdens een personeelsfeest,
waar de van nature enigszins drifti
ge schrijver een collega-docent
met enkele gerichte vuistslagen te
gen de grond werkte. Siebelink
laat het de jonge Cordesius in Suez
kade allemaal herbeleven. En
knoopt er nog de nodige andere
verhaallijnen aan vast. Zo is er het
verhaal over de onmogelijke liefde
tussen de leraar en het Marokkaan
se meisje Najoua. Onmogelijk, niet
omdat ze te jong is (twaalf, in den
beginne) en ernstig lijdt aan ano
rexia, maar vooral omdat de vroeg
verweesde en wereldvreemde Cor
desius niet in staat is tot het aan
gaan van een werkelijke band. Dat
kan niet best aflopen, denk je dan,
en inderdaad. Volgens Siebelink
lijkt Suezkade in die zin op Knielen
dat ook dit nieuwe boek 'afgronde
lijk' is. „Hans Sievez en Mare Cor
desius ondergaan veel vernederin
gen, trekken door diepe dalen en
zijn allebei tevergeefs op zoek naar
het absolute, naar God als je wilt."
Ook voor de figuur van het meisje
Najoua heeft Siebelink uit eigen le
ven geput. Zo'n meisje zat bij hem
op school, toen hij in 2000 zijn
laatste jaar aan het Marnix uitdien
de. Niet dat hij een relatie met
haar had: „Ik was toen al een oude
man." Ze viel hem op, toen hij
weer eens in een van de vele stu
dienissen een boek zat te lezen
om niet naar de docentenkamer te
hoeven gaan. „Alle nissen waren
verder leeg, want niemand ge
bruikte ze, maar zij zat er vaak
huiswerk te maken. We maakten
wel eens een praatje, een schattig
kind met een mooi lang gezicht.
Soms overhoorde ik haar. Toen ze
haar mavodiploma haalde, heb ik
haar gefeliciteerd. Hoe ze heette,
weet ik niet meer. Ze wilde ver
pleegster worden. Ik zei: 'Als ik
ziek word, tref ik je misschien aan
mijn bed'. Ik heb haar nooit meer
gezien. Wie weet waar ze is? Want
ik wil haar graag dit boek geven."
Jan Siebelink - Suezkade. Uitgeverij De
Bezige Bij, 19,90 euro.
Anke Kranendonk/Lieke
Kranendonk - Alles is
weg.
Uitg. Querido, 13,95
euro, vanaf twaalf jaar.
door Hanneke van den Berg
Enige tijd geleden begon
uitgeverij Querido met de
reeks Slash, boeken die er
varen auteurs schrijven
op basis van een waar gebeurd
verhaal. Anke Kranendonk zocht
het voor haar boek behoorlijk
dicht bij huis. Alles is weg be
schrijft een heftige gebeurtenis in
het leven van haar nichtje Lieke.
Zij verloor ooit haar allerbeste
vriend bij een gruwelijk ongeluk>
een gebeurtenis die lange tijd
haar leven bepaalde. Elf jaar de
den de twee erover om het ver
haal te schrijven, zo vertelt Anke
in haar nawoord. Tien jaar van
doodse stilte en een jaar van tien
tallen gesprekken. Dat moet een
emotionele tijd zijn geweest.
In Alles is weg wordt het verhaal
verteld van een hechte vrienden
groep in Baarn, waarvan er een
tje, Muis (officieel: Maurice), een
echte waaghals is. Hoe gevaarlij
ker, hoe leuker hij het vindt. Tij
dens een warme zomer ontdek
ken de tieners dat een brug in de
buurt uitstekend dienst kan doen
als springplank. Sommigen dur
ven niet, maar Muis is nergens
bang voor. Hij duikt erin zonder
te weten of het veilig is. Enige
tijd gaat dat goed, maar op een
dag maakt Muis een misstap en
valt hij van de brug, dicht bij een
van de pijlers. Het zijn pijlers die
onder water breder zijn om zo
het gewicht van de brug te dra
gen. Muis valt, raakt het beton en
komt niet meer boven water.
Vanaf dat moment is alles an
ders, vooral voor Fay, de beste
vriendin van Muis. Zij eet niet
meer, kan op school niet meer
presteren, kan amper nog slapen
en heeft heftige nachtmerries als
het even wel lukt in te domme
len. Keer op keer ziet ze Muis val
len, ziet ze zijn ogen die in pa
niek geluidloos om hulp vragen,
hulp die zij niet kan bieden om
dat het allemaal te snel gaat. Lan
ge tijd voelt ze zich schuldig, om
dat ze denkt dat ze hem had moe
ten redden, dat ze iets had moe
ten verzinnen. Maar heel, heel
langzaam weet ze dat van zich af
te schudden en pakt ze haar le
ven weer op. Al zal het leven zon
der Muis nooit meer hetzelfde
zijn.
Anke Kranendonk heeft
een bijzondere presta
tie geleverd door zo'n
'heftig verhaal op
schrift te zetten. Vooral het deel
na de dood van Muis, waarin ze
beschrijft hoe de vriendenkring
probeert het dramatische verlies
te verwerken, is zo emotioneel,
dat menigeen tranen in zijn ogen
zal krijgen. Alleen bij de beschrij
ving van het drama op zich glijdt
ze uit. In een poging het ongeluk
en Fay's beschrijving van het ge
beuren zoveel mogelijk impact te
geven, gebruikt ze teveel woor
den, zet ze het geheel te veel aan.
'Het is erg, heel erg. Straks trekt
hij aan mijn voet, denkt ze en
hoort hem al lachen. Maar ze
weet dat het ernstig is, heel ern
stig. Hij is niet op de plek bij de
pijler. Ze duiken er in een kring
omheen. Zoeken. Het water is
zwart, zo verschrikkelijk zwart'.
Je zou bijna verwachten dat er
even later nog een zin opduikt
als: 'Hij is dood, zo verschrikke
lijk dood'. Dat is wat gechar
geerd, maar die zware aanzetten
irriteren en maken daardoor veel
minder indruk dan de bedoeling
was. Alles is weg is en blijft deson
danks een bijzonder en indruk
wekkend verhaal.