ii spectrum
Wachtlijsten in jeugdzorg:
PZC
Zaterdag 27 september 2008
een tikkende
tijdbom
Jeugdzorg. Haar zoon was zeker geen cri-
sisgeval, hij gebruikte immers geen ge
weld. Na bijna twee jaar lang heen en
weer gepraat tussen de geestelijke gezond
heidszorg (GGZ) en jeugdzorg, is Jack on
langs wél op de wachtlijst gezet voor die
instelling. Met als resultaat: nóg twee jaar
wachttijd voor de boeg. Agnes: „We zijn
van het kastje naar de muur gestuurd. Van
de ene bureaumanager naar wéér een an
dere verantwoordelijke. Terwijl iedereen
weet dat autisme een stoornis is die nooit
overgaat. Zowel ouders als kinderen heb
ben daar hulp bij nodig."
Het aantal kinderen dat een beroep doet
op jeugdzorg nam de afgelopen jaren flink
toe. In 2004 waren dat er bijna 52.000, vo
rig jaar liefst ruim 83.000: een stijging van
bijna 60 procent. Volgens Willem Koops,
hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan
de Universiteit Utrecht, is het onmogelijk
dat er zoveel meer kinderen zijn met pro
blemen. Het zijn vooral ouders die de op
voeding niet aankunnen en hulp nodig
hebben. Koops: „Het kind wordt te veel
als 'probleem' bestempeld. Daar zijn we
echt in doorgeschoten. We doen alsof er
van alles mis is met kinderen, maar dat is
helemaal niet zo."
Het groeiend aantal klanten bij
de Bureaus Jeugdzorg heeft vol
gens hem andere oorzaken.
„Er zijn geen gemeenschappe
lijke ideeën meer aver.opvoeding, Vroeger
wel. Een voorbeeld: als kind was ik onhan
delbaar, mijn vader stopte mij regelmatig
in het kolenhok. Als ik op school voor
straf moest nablijven en dus te laat thuis
kwam, stuurde mijn vader mij direct naar
bed. Zonder een woord te wisselen, was
hij het eens met de meester. Nu is dat fun
damenteel anders. Een vader kan de mees
ter bij wijze van spreken beschuldigen van
kindermishandeling als zijn zoon te laat
thuiskomt. Voor je het weet, heeft Bureau
Jeugdzorg weer een nieuwe zaak", stelt
Koops.
Ook worden er aan jongeren hogere eisen
gesteld. Wie vroeger niet goed kon leren,
werd vuilnisman of ging werken bij de
plantsoenendienst. Nu hebben jongeren
die niet goed kunnen meekomen zelfs
voor dergelijke baantjes een diploma no
dig. Halen ze dat papiertje niet, dan wor
den het voortijdig schoolverlaters die nog
verder afglijden.
Na maanden, soms jarenlang wachten krij
gen de meeste kinderen uiteindelijk de
juiste hulp. Dat geldt ook voor Kayleigh
Kraan, een 16-jarige puber. Twee jaar gele
den werd ze uit huis geplaatst. De relatie
met haar gescheiden ouders en hun nieu
we partners was compleet verziekt. „Ik
trok me niets van hen aan. Ik vertelde niet
waar ik uithing. Kwam thuis wanneer ik
wilde. Dan deed ik net of mijn mobieltje
op was of ik zei gewoon helemaal niks."
Kayleigh kwam terecht in een behandel-
groep van jeugdzorginstelling Cardea in
Leiden. Normaal gesproken blijven jonge
ren hier een halfjaar om weer structuur in
hun leven te krijgen. Voor Kayleigh duur
de dat veel langer omdat ze nergens an
ders naar toe kon. Bij haar ouders is ze
niet meer welkom. Op dat moment was
het enige alternatief de straat.
Na ruim anderhalfjaar zit Kayleigh wél op
de juiste plek. Ze woont met drie andere
jongeren in een zogeheten 'naast wonend
mentor huis' in Leiden. Mentor Sylvia
Hoogenraad woont met haar partner in
een aangrenzende eengezinswoning. Er is
een tussendeur gemaakt, zodat de jonge
ren altijd bij Sylvia terechtkunnen.
Op het aanrecht staat de vuile vaat opge
stapeld. Kayleigh kijkt schuldbewust naar
huisgenote Cynthia. „Het is een beetje een
zooitje", giechelen ze. Op hun kamers is
het nog veel erger. Overal kleren op de
grond, op de tafels staan vieze theekopjes
en glazen. Kayleigh: „Uiterlijk maandag
avond moeten we de kamers schoon heb
ben gemaakt."
In dit huis krijgt ze eindelijk weer het ge
voel dat ze verder kan met haar leven. Ze
leert zelfstandig wonen. Dat is niet altijd
even makkelijk, lacht mentor Sylvia.
„Waar kwam jij mee thuis toen je naar de
supermarkt moest om boodschappen te
doen voor het avondeten", vraagt ze pla
gend aan Cynthia. Die schiet in de lach.
„Een halfje gesneden licht bruin. Het
klinkt stom, maar ik wist echt niet wat ik
nodig had." Kayleigh valt haar lachend bij:
„Maar de McDonald's vinden we op de
tast."
Mentor Sylvia weet dat het veel erger kan.
Ze is trots op de huidige vier bewoners
van het huis naast haar. „Ze doen het hart
stikke goed." De bedoeling is dat ze wor
den klaargestoomd voor begeleid op ka
mers wonen. Daar krijgen ze slechts een
paar uur per week begeleiding. Opnieuw
moeten de meiden geduld hebben. Want
ook voor het begeleid wonen zijn wacht
lijsten. Het kan Kayleigh en Cynthia niet
zoveel meer schelen. Ze hebben er zin in.
Het vrije leven is in zicht.
De namen van de moeders Janny, Agnes en hun
kinderen zijn om privacyredenen gefingeerd.