fmmm
Mol zit strak in het pak
Noordgouwe was
lang gekend
buitenplaatsgebied
De PZC sponsort stichting Het
Zeeuwse Landschap. In Natuur-
journaal gaat hoofd ecologie
Chiel Jacohusse wekelijks in op
wat er aan de orde is in de
Zeeuwse natuurgebieden.
Tuiniers, vooral gazonbezit-
ters, hebben vaak een hekel
aan mollen. Ze bederven
met hun molshopen de zorg
vuldig gekoesterde grasmat.
Maar mollen vervullen ook
een onmisbare rol in de le
vensgemeenschap. Ze eten
schadelijke dieren als emel-
ten en aaltjes en vallen op
hun beurt ten prooi aan bij
voorbeeld reigers en uilen.
Mollen vertonen zich slechts kort bovengronds.
MÉ
foto Chiel Jacobusse
door Chiel Jacobusse
Ze stonden daar als twee vechtende jochies op het
schoolplein. Twee mollen die, staand op hun achter
poten, elkaar stevig vasthielden en alle moeite de
den om de tegenstander tegen de grond te werken.
De tweekamp bleef onbeslist, want toen de diertjes hun toe
schouwer ontwaarden, verdwenen ze als de wiedeweerga
tussen het hoge gras.
Mollen komen zelden boven de grond. De meeste kans om
ze te zien is rond eind juni als de jongen uit het territorium
van hun moeder verdreven worden. Ze zijn dan erg kwets
baar en worden veel gepakt door kerkuilen, wezels en blau
we reigers.
Mollen verblijven meer dan 95 procent van hun bestaan on
der de grond. Daar zijn ze betrekkelijk veilig, al worden nes
ten met jongen vaak geplunderd door bruine ratten. Als
mollen zich bovengronds wagen,is dat slechts voor korte
tijd. Ze hebben bijvoorbeeld nooit Neeltje lans bereikt, om
dat de afstand tot het vasteland bovengronds te groot is.
Mollen graven hun gangen vaak vlak onder het maaiveld.
Dankzij hun sterk ontwikkelde voorpoten (graafpoten)
kunnen ze bij het graven van oppervlakkige gangen, ritten
genaamd, een enorme snelheid ontwikkelen. Vijf kilometer
per uur is geen uitzondering..
Op iets grotere diepte van enkele decimeters hebben mol
len een tweede stelsel met zigzaggende doodlopende gan
gen naar beneden tot wel een meter diep.
Ze lopen die gangen regelmatig af om regenwormen, emel-
ten en andere prooien die in de gang beland zijn op te eten.
Dat levert het meest op als die bodemdieren dankzij vol
doende vocht en hoge temperaturen redelijk actief zijn. Als
dat niet het geval is, moeten de mollen voortdurend nieu
we gangen graven om voldoende prooien te vinden. Daar
om neemt in tijden van voedselschaarste het aantal molsho
pen toe.
Sommige zintuigen zijn bij mollen niet best ontwikkeld.
De staande uitdrukking 'zo blind als een mol' verwijst naar
het zeer gebrekkige gezichtsvermogen. Ook het gehoor is
matig en je kunt aan het dier geen ogen of oren ontwaren.
Ze hebben geen oogkassen en de kleine kraaloogjes gaan
vrijwel geheel schuil onder de dichte beharing. De oren zijn
nauwelijks meer dan een rimpel in de huid.
De grote troef van de mol is zijn tastzin, al op grote afstand
kunnen ze kleine trillingen in de bodem voelen en zo zelfs
de activiteit van regenwormen detecteren. De huid van een
mol heeft meer tastorganen dan die van enig ander zoog
dier. Een mol zit altijd strak in 't pak omdat de vacht geen
wreef heeft. De haren kunnen alle kanten op staan en
steeds weer liggen ze mooi glad. Wel zo praktisch voor een
dier dat in zijn gangen ook wel eens een eindje achteruit
loopt. Dat doen ze overigens niet al te ver, want een mol
die de andere kant op wil, kan omdraaien door een bewe
ging die we bij mensen koppeltje duiken noemen.
Regenwormen zijn de belangrijkste voedselbron. Daarvan
wordt soms een voorraadje aangelegd. De mol bijt de wor
men de kop af en legt ze in een voorraadhol in één van zijn
gangen. Soms omvat de voorraad meer dan duizend wor
men. Geen overbodige luxe, want er zijn ook tijden van
schaarste. En een mol kan hooguit enkele uren zonder eten.
illustratie Adrie Karreman
Noordgouwe is ontstaan op de restanten van getijdengeul de
Gouwe, die de eilanden Schouwen, Duiveland en Dreischor
van elkaar scheidde. Tussen Schouwen en Duiveland de
Zuidgouwe genaamd, tussen Schouwen en Dreischor de
Noordgouwe.
De Gouwe was een belangrijke vaarverbinding op Zierikzee.
In de 14e eeuw verzandde de geul en in 1374 werd de noorde
lijke tak ingepolderd. Ongeveer een eeuw later ontstond een
ringvormige nederzetting rond de Driekoningenkerk uit
1462. Noordgouwe, een van de jongste dorpen van het oud-
land, heeft een ringvormig kern, met centraal de kerk omge
ven door een gracht, en een rechthoekig stratenpatroon. De
locatie van Noordgouwe is waarschijnlijk bepaald door de lig
ging aan het kruispunt van doorgaande wegen. Hierdoor ont
stond waarschijnlijk ook het rechthoekige in plaats van het
ronde stratenpatroon. Vanaf begin 17e tot het begin 19e eeuw
lagen op Noordgouws grondgebied buitenplaatsen van rijke
patriciërs. Noordgouwe gold daarom lange tijd als het twee
de buitenplaatsengebied van Zeeland.