spectrum 20 Ramses Shaffy heeft nergens spijt van In deze verhalenserie vertellen bekende namen van het podium over hun leven na het applaus. PZC Zaterdag 23 augustus 2008 Zanger/tekstschrijver/pianist/schilder Ramses Shaffy wordt vrijdag 75 jaar. Op zijn eigen kalender staat het niet. „Ik leef zonder agenda, zonder dag of uur. Laat alles maar gewoon gebeuren." door Jan Vriend foto's ANP Een interview? Geen schijn van kans, zegt zijn manager. Zoiets werkt niet bij Ramses. Hij is er de man niet voor. Hij heeft wél een tip: „Zorg maar dat je ge woon een keer met hem in gesprek komt. Dan praat hij wel." Dus zo maar eens naar hem toe gegaan. In de hal van het Amsterdamse verzor gingshuis waar hij woont, zit hij in zijn eentje voor zich uit te kijken. De blik in de leegte. „In het niets kijken, helpt om je gedachten op orde te krijgen", doceert hij. De stem van de diepte, de rol lende 'r'. Ogen die dwars door je heen lij ken te kijken. Even praten? Jawel. Hij be gint over het tehuis, de mensen daar en zijn plek in dat geheel. „Ik probeer zó te le ven dat ze geen werk aan me hebben." Want de koning van de vrijheid wil een an der nooit tot last zijn. Was zijn hele leven niet één grote ontsnapping aan alles wat naar verplichting en vastigheid rook? De kunst bood een uitweg uit het alledaagse, net zoals de drank dat jaren deed. Die alco hol, die hem bijna vloerde, maar hem als trouwe vriend toch nog een verlenging van het leven gunt. Spijt? Nee, nergens spijt van. Het kon niet anders, legt hij uit. Wie het leven in zijn volledigheid beetpakt, geniet niet alleen, maar bezeert zich ook aan de rafelranden. Zijn jeugd doet denken aan een kinder boek. Ramses Shaffy komt in 1933 ter we reld in een voorstadje van Parijs. Zijn va der is een Egyptische diplomaat, zijn moe der een Poolse gravin. Nog voor hun zoon in de wieg ligt, gaan zijn ouders uit elkaar. Ramses blijft bij zijn moeder. Als hij 6 jaar is, wordt zij ziek en kan ze niet meer voor hem zorgen. Ze zet hem op de trein naar Nederland, naar een tante in Utrecht die hem opvangt. Ook tante wordt ziek, waar na het kind tot zijn verdriet in een kinder huis terechtkomt. Voortdurend loopt hij daar weg, om steeds opnieuw uit te huilen bij een dame die woont in het bos bij het tehuis. Die vrouw is weer familie van het kinderloze echtpaar Snellen in Leiden, dat Ramses in hun huis opneemt. Zijn pleegouders overladen hem niet al leen met liefde en zorg, maar ook met lief de voor de cultuur. Ze nemen hem mee naar musea, theaters en concerten en laten hem een klassieke piano-opleiding volgen. Opleidingen en studies lopen op niks uit, tot hij op de Amsterdamse Toneelschool zijn draai vindt. Jn het laatste jaar manifesteert hij zich als zanger en schrijft hij teksten en muziek. In ruil voor een bedragje dat hij op een gezelli ge avond goed kan gebruiken, tekent hij op een onbezonnen moment een contractje bij een muziekuitgeverij. Het gevolg is dat de opbrengst van al zijn liedjes jarenlang grotendeels in de zakken van de uitgever verdwijnt. Hij treedt op als zanger, maar speelt in die tijd vooral toneelrollen. Tot hij het als ac teur bij de Nederlandse Comedie waagt om halverwege een voorstelling van het to neel te verdwijnen, in een naburige kroeg een klein feestje te bouwen en daar een aap op de kop te tikken. Als hij daarna half beneveld met het beest het podium weer oploopt, wordt hij op staande voet ontsla gen. Zijn grote doorbraak komt in 1964 met Shaffy Chantant, een liedjesprogramma met steeds wisselende gasten. Hier werkt hij voor het eerst samen met Liesbeth List en verschijnt hij op het podium met zijn grote liefde Joop Admiraal. Cultuurmin naars vallen als een blok voor de vernieu wende aanpak. Door dat succes is Ramses opeens een naam. Hij krijgt rollen in speel films, is het middelpunt van tv-shows en scoort zowaar Top 40-hits met Sammy en We zullen doorgaan. Succes, vrienden, vrij heid en verplichtingen blijken geen haalba re combinatie. Niet voor Ramses, de onbe rekenbare. Nog doof van het applaus van de ene avond, kan het gebeuren dat hij de volgen de avond niet komt opdagen, om een uit verkochte zaal voor niks te laten wachten. Op zoek naar een leidraad treedt Shaffy be gin jaren tachtig toe tot de Bhagwan-bewe- ging. Het Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder waarover hij zo vaak had gezon gen, sluit naadloos aan bij de denkbeelden van zijn Oosterse voorbeeld. Na wilde ja ren van drank vindt hij hier een ontnuchte rende rust. Pogingen om na die oranje pe riode op het podium terug te keren, stran den. Tot hij met Liesbeth List Shaffy Chan tant nieuw leven inblaast. Avond aan avond zit de zaal vol. Tot zijn spijt komt het publiek niet voor nieuwe liedjes, maar hunkert het naar het vertrouwde repertoi re. Dus doen ze het maar weer: opnieuw de Pastorale, Laat me en We zullen door gaan. Het succes is zó groot dat Shaffy als 60-jarige de hoofdrol krijgt in de musical De Man van la Mancha. Daarna verdwijnt hij zo goed als van de podia. Een concert als eerbetoon, de uitreiking van een Edison-oeuvreprijs en een be kroonde documentaire over hem stillen de honger van Ramses-fans zo nu en dan, maar zelf blijft hij meestal buiten de schijn werpers. Alleen treedt hij nog af en toe op met de band Alderliefste, om samen zijn vertrouwde nummers te brengen. De band met zijn achterban moet blijven, vertelt hij in het Amsterdamse tehuis. „Als artiest is je publiek je levensader, als zanger is de muziek je taal." Wanneer hij weer op treedt? Vraag het niet. „Als het zo ver is, ha len ze me op en dan doe ik het. Je moet het leven niet willen plannen. Dan leef je niet. Geniet liever van wat zich aandient en laat de dingen maar gebeuren zoals ze gebeuren. Dan geef je kansen de ruimte." Met zijn 75e verjaardag in aantocht, probe ren we nog een vraag in het gesprek te ver weven: of hij dingen anders had moeten doen, in die driekwart eeuw. Daar moet je bij hem niet mee aankomen. Wetten van spijt en van achteraf tóch gelijk hebben, gel den niet in het land van koning Ramses. „Als je niks plant, kan er ook niks tegenval len. Dan valt alles hooguit mee." Begin ook niet over wat hij mogelijk heeft bereikt in die jaren. Dat begint al naar presteren te ruiken. Nee, als hij al een beetje 'gevoel' heeft overgebracht, vindt hij het genoeg. „Als ik met mijn liedjes mijn publiek kan troosten, is dat mooi. Maar als ik ze door mijn werk de liefde kan laten ontdekken, is dat nog veel mooier."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 74