Babykamers in de boom In IJzendijke is veel historisch erfgoed bewaard gebleven oufw M PZC Dinsdag 5 augustus 2008 1 5 /y/aM^ï De PZC sponsort stich ting Het Zeeuwse Landschap. In Natuur- joumaal gaat hoofd ecologie Chiel Jacobusse wekelijks in op wat er aan de orde is in de Zeeuwse natuurgebieden. Een boom telt vaak miljoe nen bladeren, maar hoe je ook speurt, er zijn er geen twee gelijk. Altijd weer zijn er kleine verschillen in vorm en wie in detail naar de blaadjes kijkt, ontdekt ook allerlei vergroeiingen, de zo genaamde gallen. Het zijn ba bykamers van allerlei insec tenlarven, elk met hun eigen typische vorm. door Chiel jacobusse Gallen op grauwe wilg: Pontania pedunculi (balletje onderaan blad) en boontjesgal Pontania bridgmanni (weerszijde blad). foto foto Chiel Jacobusse Wie een bessenstruik in de tuin heeft, krijgt niet zelden te maken met zogenaamde bastaardrup sen. Lichtgroene, zwartgestippelde rupsjes die hier en daar wat naar blauw of geel verkleuren. Ze kronkelen zich in allerlei bochten en maken hun bewe gingen als op commando allemaal tegelijk. Het zijn larven van de bessenbladwesp, die zich tegoed doen aan de blade ren van bessenstruiken. Eerst vreten ze ronde gaatjes in de bladeren en later moeten de bladranden en het bladmoes het ontgelden. Een struik kan compleet ontbladerd raken, maar meestal komt het niet zover. De in groepen levende rupsjes zijn smakelijke hapjes voor de jongen van kool- of pimpelmezen. Niet te snel naar de gifspuit grijpen dus, want met de larven roeit u mogelijk ook een nestje jonge mezen uit! Lang niet alle bladwespenlarven zitten open en bloot op een struik. Veel soorten vormen zogenaamde gallen, ver groeiingen in het blad van een plant, waarin de larven vei lig zijn voor vogels en andere vijanden. Er zijn verschillen de bomen en struiken waarop die gallen kunnen voorko men, maar verreweg de meeste gallen van bladwespen ont staan in wilgen. Het is afhankelijk van het soort wilg welke bladwespen er op voorkomen en elke soort veroorzaakt zijn eigen karakteristieke vergroeiingen. Zo zijn er op de bla deren van de schietwilg (de meest voorkomende knot- boom) vrijwel altijd boonvormige vergroeiingen te vinden die zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde van het blad uitsteken. Vaak zijn die 'boontjes' rood, zodat ze al van verre opvallen. De vogels laten ze met rust en ook rupsen die wilgenblad eten, gaan er met een boogje omheen. Soms zie je in het boontje een keurig rond gaatje. In dat geval heeft de larve de gal verlaten en is in de grond gekropen om te verpoppen. Dat is even een riskante reis, maar blad- wesplarven spinnen vaak een draad waarlangs ze zich naar beneden laten vallen, zodat het risico om gepakt te worden zo kort mogelijk duurt. Op één wilg tref je vaak verschillende soorten gallen aan. Soms gaat het alleen om een vouw in het blad, of is de blad rand opgerold en een beetje verfomfaaid en verkleurd. Dan gaat het om zogenaamde opeen gallen, waarvan de bewo ner zich naar buiten waagt om te eten. Vaak zitten de vraat sporen vlak boven of onder de gal. De boven beschreven boontjesgallen zijn zogenaamde geslo ten gallen. Het zijn keiharde structuren die aan de binnen kant uit zachter materiaal bestaan, waarvan de larve zich voedt. Ook van die gesloten gallen bestaan weer verschillen de typen. Ze kunnen, zoals de boontjesgal, aan weerszijden van het blad uitpuilen, maar ze kunnen ook als een rond balletje aan de onderkant van een blad hangen. Alles bij el kaar leven er op de verschillende wilgensoorten meer dan dertig verschillende bladwespen, die elk hun eigen type gal vormen. Daarnaast zijn er dan ook nog allerlei galmuggen die gallen op wilgen vormen. De gallen zijn vergroeiingen van de plant die optreden door dat de bladwesp bij het leggen van het eitje in de plant een stof achterlaat die de soort-gebonden vergroeiing veroor zaakt. Het is een effectieve manier om aan de gulzige kaken van vijanden te ontsnappen. tekening Adri Karman IJzendijke toont stadse allures. Niet onterecht, want het eer ste IJzendijke kreeg al in 1303 stadsrechten. De plaats ver dronk in 1404 bij de eerste Sint-Elisabethsvloed. In het begin van de Tachtigjarige Oorlog werd twee kilometer van het ver dronken dorp een Spaanse versterking gebouwd, eveneens IJ zendijke genaamd, die in 1604 in handen van de Staatsen viel. Simon Stevin ontwerp een sterke vesting. In 1747 bezet ten de Fransen het stadje (ook tussen 1795 en 1814) en tij dens de Belgische Opstand in 1830 deed de vesting nog even dienst. Daarna werd grotendeels opruiming gehouden. Bij de vesting IJzendijke hoorde ook de bij Ponte gelegen Juffer- schans. Koning Willem I verleende de plaats de 'gunst' zich opnieuw stad te noemen. Ondanks verwoestingen tijdens de Tweede Wereldoorlog, najaar 1944, is veel historie bewaard. Zoals de molen uit 1841 en de hervormde kerk (links), die in 1612 als eerste voor de protestantse eredienst werd gebouwd. De katholieke kerk is na de oorlog herbouwd.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 15