Liefde, vrijheid en opstandigheid spectrum 26 PZC Zaterdag 19 juli 2008 door Jaap Goedegebuure illustratie Martien Bos Het is vreemd te bedenken dat het epicentrum van de Nederlandse kunst en litera tuur een halve eeuw gele den niet in Amsterdam, maar in Parijs lag. Want wie woonden en werkten daar niet? De schilders Appel en Corneille hadden er hun ateliers. Rudy Kousbroek en Remco Campert redigeer den er het experimentelenblaadje Braak. Lucebert kwam geregeld op bezoek bij Kousbroek en sliep dan met zijn hoofd in de kattenbak. En ten huize van Simon Vin kenoog, die zichzelf en veel hongerende vrienden in leven hield dankzij een baan tje bij de Unesco, spatte de energie alle kan ten op. Men was hevig in de ban van het surrealisme, waarvan de leuze 'liefde, vrij heid en opstandigheid' nog altijd opgang maakte, zelfs toen de beweging zijn artistie ke bloeitijd alweer decennia lang achter zich had. Maar Nederlanders plegen nu eenmaal een beetje achter te lopen bij de internationale stand van zaken. Onder de noordelijke importbohemiens bevond zich één Vlaming. Dat was zeker niet de minste. 21 jaar oud en in zijn vader land inmiddels uitgeroepen tot een literair wonderkind, trok Hugo Claus naar de Franse hoofdstad, vermoedelijk omdat die wereldwijd nog altijd bekend stond als de plek waar je als aanstormend kunstenaar moest zijn. Hij werd er al gauw dikke maat jes met Simon Vinkenoog. Er ontstond een vruchtbare briefwisseling tussen de twee, die nu gepubliceerd is onder de titel Laat deze brief nooit aan iemand lezen. Erg voor de hand lag de combinatie Claus en Vinkenoog niet, want de karakters en talenten van de twee verschilden nogal. Vinkenoog was ook toen al een ongeleid projectiel, geneigd om alles zonder voorbe houd te verwelkomen en te bewonderen. Hij wist zijn niet al te ruim bemeten crea tieve vermogens te compenseren met een tomeloos enthousiasme dat ook anderen aanjoeg. Hij werd er naderhand, in de ja ren zestig, een Bekende Nederlander mee. Anders dan zijn praatzieke en bedisselen de vriend onderscheidde Claus zich door technische precisie, hij bestudeerde non chalance en een charmant soort afstande lijkheid die hem voor alles en iedereen on grijpbaar maakte. Met zijn koelte en distan- MftrfieN&os tie was hij vooral een waarnemer. Hoe scherp hij tijdens zijn Parijse jaren obser veerde, werden we twintig jaar geleden al gewaar dankzij de sleutelroman Een zachte vernieling. Wie het milieu van de Vijftigers en Cobra een beetje kende, kon de perso nages van die min of meer waargebeurde geschiedenis gemakkelijk thuisbrengen. Voor de grofgebouwde, jolige en besnorde Friso Buyl stond Karei Appel model. In Hoorne, de galmende dichter van 'o, die poes mechanikoes' herkenden we Luce bert, die Claus niet goed kon velen, onge Hugo Claus (rechts) en Simon Vinkenoog. twijfeld omdat hij in hem zijn grootste concurrent vermoedde. Floris, die een gi gantische documentatie aanlegt betreffen de de scène waar hij middenin zit, is na tuurlijk Vinkenoog. Claus zelf spiegelde zich in outsider André, 'die het huishou den van Floris regelde, asbakken leegde, het huisvuil buiten zette en het oeverloos gekabbel aanhoorde van de dichters en de schilders die het aangezicht van het univer sum wilden veranderen met de hulp van Stalin'. En dan was er nog de dichter Bernard Waehlens, een verhaal apart. De figuur van Bernard Waehlens was geïnspireerd op Hans Andreus, de fijnzinnigste en meest breekbare van de experimentele dichters die rond 1950 de Nederlandse let teren op hun kop zetten. Ook hij hield zich lange tijd in Parijs op en leefde er sa men met zijn Franse vriendin Odile Lié- nard, op wie Claus een oogje schijnt te hebben gehad. De correspondentie tussen Claus en Vinkenoog maakt melding van de geestelijke instorting waarvan Andreus in 1953 slachtoffer werd. Nadat hij in een vlaag van minnenijd Odile had proberen te vermoorden, onderging hij een tijd lang psychotherapie, waarbij de dienstdoende zielenknijper meteen werk kon maken van het schuldgevoel waarmee Andreus was blijven zitten nadat hij zich als 17-jari- had laten inlijven bij de Waffen-SS en frontdienst had gedaan in het door nazi- Duitsland bezette Joegoslavië. Toen Claus in 1988 melding van deze - romanesk ingeklede - feiten maakte, toonde de literaire wereld zich ge schokt. Hoe had Andreus ooit kun nen komen tot een keuze die ande ren, Willem Aantjes bijvoorbeeld, de kop had gekost? En was het echt nodig dat oud zeer op te rakelen? Vandaag de dag is er zoveel meer be kend van de handel en wandel van be kende Nederlanders tijdens de jaren van de Duitse bezetting, dat we geneigd zijn Andreus zijn jeugdzonde te vergeven. De afstand in de tijd, nu meer dan een halve eeuw lang, maakt zelfs dat we met enige vertedering kunnen kijken naar die druk doende dichtertjes en schildertjes, die er destijds nog geen flauw idee van hadden hoe beroemd en rijk ze zouden worden. Zoals Ethel Portnoy, destijds de echtgeno te van Rudy Kousbroek, zich herinnerde van een Sint Nicolaasfeest dat anno 1953 werd gevierd in het steenkoude atelier van Appel en Corneille: 'Om ons heen stond een paar miljoen dollar schilderijen, maar dat wist toen nog niemand'. Des te gelukki ger zullen ze zijn geweest, daar in Parijs. J) Hugo Claus en Simon Vinkenoog Laat deze brief nooit aan iemand lezen. De briefwisseling tussen Hugo Claus en Simon Vinkenoog 1951-1956. Samengesteld, ingeleid en toegelicht door Georges Wildemeersch. Uitgeverij De Bezige Bij. 496 pag. 24,90 euro. JEUGDBOEK door Jan Smeekens Cermano Zullo Albertine Uitgeverij Nieuw Amsterdam, 12,50 euro Vanaf 3 jaar "T" aar mensen kijken, is een favoriete I bezigheid van velen. Op een terras- j j je, in de trein, aan het water. Met Een dagje aan zee kan het ook -A- thuis. Languit op de vloer naast je kind of op de achterbank van de auto, onderweg naar een verre vakantiebestemming. In dit grote kartonboek van Germano Zullo (scenario) en Albertine (tekeningen) is elk van de zeven dubbele pagina's (34 centimeter hoog en opengeslagen 52 centimeter breed) een ener verend kijkavontuur. Zie hoe op de eerste spread een badnymf, tot de knieën toe nat, zich in de branding op haar voor deligst laat zien aan... tsja, aan wie eigenlijk? Kijk daar, een meisje in een blauw badpak op de rug van een giraffe. In de linkerbovenhoek, on der een ruimteschip met daarin drie groene man netjes, een waterskiër, achtervolgd door een hap- grage haai. Vliegt daar Batman? Het tafereel nodigt vanzelf uit tot een spelletje waar jonge kinderen zich graag mee (laten) ver maken: Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet... ik zie een muis met een koffertje op een vlot...een meisje in een oranje T-shirt... een zeemeermin... vier matrozen... Op de volgende prent dezelfde gezichten, maar ook veel nieuwe badgasten. Sommigen luierend in het zand, met niets anders te doen dan rond kijken of ze wel gezien worden. De drie kinde ren die zich in het water met een bal vermaak ten, zijn hier bij een zandkasteel druk in de weer met een emmertje en een schepje. Achter een strandhokje leest de jongen die eerder in Het ge heim van de golven verdiept was nu Het geheim van het zand. Van de waterskiër geen spoor. Daar is ook weer de vrouw in de paarse bikini en met haar handen als een toeter voor haar mond: 'Bo!' Wat aanvankelijk zoiets leek als een aanwijsboek vol tekeningetjes uit de losse pols, blijkt een gees tig kijkboek te zijn met tientallen spannende ver halen. Die je wel zelf moet bedenken, want er valt nauwelijks een woord te lezen. Dat verzinnen is overigens zo moeilijk niet. )e moet er alleen opmerkzaam voor kunnen kijken. Vooruit- en ook telkens weer terugbladerend, zie je dat het meisje in het blauwe badpak in de nek van de giraffe omhoog klimt, tot ze op de laatste pagina heeft wat ze op de eerste al had ge zien en heel graag wilde. De badnymf vind je terug op het strand, in het Badhotel, op een terrasje, in het Museum, op de kermis en in de armen van iemand die we al ken den. En ten slotte op de dansvloer van Camping Zeezicht. Op die laatste pagina leren we ook eindelijk Bo kennen. Wat is die blij! Een dagje aan zee biedt minstens evenveel vertier als een dagje aan zee.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 110