23 spectrum JOtv PZC Zaterdag 19 juli 2008 fessor Jan Gorus, een mijnendeskundige. „Ook nu moet de provincie voor het groot ste deel van de belastingen zorgen om het land draaiende te houden." Aan de rand van Lubumbashi staat een enorme heuvel van mijnafval in het verder vlakke landschap. Daarnaast staat de koper smelterij van Gecamine, het Congolese staatsbedrijf dat ooit de grootste werkge ver was in het land. In de jaren tachtig pro duceerde het zo'n 470.000 ton koper per jaar, nu nog slechts een fractie daarvan. Het concern is failliet en om het nieuw le ven in te blazen, is het zeker dertig samen werkingsverbanden aangegaan met andere bedrijven. De smelterij is meer een roestig geraamte dan een fabriek. De smeltoven is aan de bo venkant open en toont een kolkende, vuri ge massa. Arbeiders scheppen koperhou- dende aarde in de roodgloeiende opening. Als uiteindelijk de smeltoven aan de onder kant opengaat, stroomt gloeiend metaal naar buiten, dat wordt afgekoeld door koud water dat door kanaaltjes stroomt. Het koper wordt hard en blijft op de bo dem liggen. Het water stroomt naar een stuk lagergelegen grond. „Na een tijdje ha len we het water emit en gebruiken het op nieuw", verzekert een ingenieur. Hij ver meldt niet dat het grootste deel van het water in de grond verdwijnt. Paul Fortin, de Canadese directeur van Ge camine, ziet het als een uitdaging van het bedrijf weer een succes te maken. Het per soneel wordt, na jaren zonder salaris, weer betaald. Er zijn zelfs een paar schulden af gelost, maar hij geeft toe dat er nog een lange weg te gaan is. Wat wordt er gedaan aan arbeidsomstan digheden en milieu? Na lang zwijgen zegt hij: „Ik doe waarschijnlijk elke dag iets waarvoor ik in de gevangenis zou moeten belanden, maar ik moet keuzes maken. Ik kan niet alles tegelijkertijd doen." Aan de andere kant van het stad je, temidden van bomen en kreekjes, heerst bedrijvigheid op het terrein van de Neder landse bouwondernemer Arpad Hoegen. Hij woont al tientallen jaren in Lubumbas hi. De economische hausse bezorgt hem de laatste twee jaar weliswaar veel werk, maar hij maakt zich zorgen over de gevol gen van de opleving. „Er is niemand die de milieuverontreini ging in kaart brengt. Hoe kan de vervuiling worden gestopt als we geen idee hebben hoe erg het is? Waar zijn organisaties als Greenpeace?" Een deel van zijn stuk grond laat hij verwil deren om er een klein natuurreservaat van te maken. Daar wandelt hij 's morgens en tegen de avond en relativeert de economi sche opleving. „Wat hebben mensen eraan als ze enerzijds geld verdienen en ander zijds afstevenen op een vroeg graf?" Ook de Congolese mensenrechtenorganisa tie ACIDH maakt zich zorgen over het mi lieu, maar heeft de handen al vol aan de rechten van arbeiders. Bij gebrek aan vak bonden houden mensenrechtenorganisa ties zich bezig met werkomstandigheden. Congo nam in 2002 relatief strikte arbeids wetgeving aan, maar het schort aan de uit voering en controle ervan. „Wij proberen de situatie te verbeteren door de Westerse bedrijven op hun verant woordelijkheden te wijzen. Zij zijn tenslot te gebonden aan de regels van de Organisa tie voor Economische Samenwerking en "'«t KAMEROENV"""^; Democratische GAB Republiek Congo Ei Kinshasa Lubumbashi Ontwikkeling", vertelt Serge Lukunga van de mensenrechtenorganisatie. „Moeilijker is het met de Chinezen. Ze hebben in hun eigen land weliswaar wetgeving, maar lij ken die niet als bedrijfspolitiek te hanteren in het buitenland." In de jaren van verval in Congo werden de mijnen niet industrieel geëxploiteerd. Man nen, maar ook vrouwen en kinderen, be gonnen met blote handen en pikhouwe len de grondstoffen te delven. Lichamelijk slopend werk, maar het levert zo'n twee honderdduizend mensen een inkomen op, waarvan zeker één miljoen mensen afhan kelijk zijn. Met de komst van de grote bedrijven die hun concessies opeisen, worden freelance mijnwerkers verdreven. Alternatieve werk gelegenheid is er niet. Professor Gorus vindt dat dit informele werk geformaliseerd moet worden. „Er moet ruimte blijven voor deze handwer kers, want zij graven slechts op zo'n 10 pro cent van de totale oppervlakte waar grond stoffen zitten. In de plaats van de verkoop aan maffiose tussenhandelaren moet er een inkoopbeurs komen, waar de hand werkers hun productie kwijt kunnen." Een rijkdom aan grondstoffen hoeft geen vloek te zijn voor de bevolking, zegt Gorus. „In Botswana komt de opbrengst van de diamantwinning wel ten goede aan de bevolking." Dat is het enige positieve voorbeeld dat hij in Afrika kan vinden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 107