Han Ebbelaar spectrum 20 heeft het applaus nooit gemist In deze verhalenserie vertellen bekende namen van het podium over hun leven na het applaus. PZC Zaterdag 19 juli 2008 j Geen balletpaar verwierf meer faam dan Alexandra Radius en Han Ebbelaar. Het is het sprookje van een verlegen slagerszoon uit Hoorn die uitgroeide tot internationale dansgrootheid. Eerst op het podium, later achter de schermen. Die rol 'buiten beeld' hielp het hoofd los te komen van de schijnwerpers. Het lijf trainde af bij de restauratie van zijn Franse huis. Hij heeft het applaus nooit gemist. door Jan Vriend grote foto ANP kleine foto Marcel Rob/GPD Had je hem moeten zien, in die kermistent in Hoorn. Ogen op steeltjes. Onder het zeil van de kraam danste een vrouw de cancan. Ra zendsnel, in een opzwepend tempo. Per fect samenspel van spierkracht, muziek en show. Betoverend, voor een jongen van 14. Hij was meteen verkocht, daar in die Franse tent tegenover de slagerij van zijn vader. „Dat wil ik ook", zei hij tegen zijn ouders. Het mócht. „Dat was niet zo van zelfsprekend voor een jongen in Hoorn, in 1957. Gelukkig waren mijn ouders ruim denkende mensen." Zo kwam Han Ebbelaar (f943) op les bij de plaatselijke balletschool. „Ik was de enige jongen tussen f50 meisjes. Daarom was ik meteen de ster bij de eerste voorstelling. Maar mijn vader had het te druk achter het hakblok om te komen kijken. Hij was te nuchter voor theater. Tot de buren hem aanspoorden toch maar naar de schouw burg te gaan. Toen was hij best trots." Ballet was het enige dat hij wilde. Dus bal let moest het worden. Zonder zich af te vragen of zijn lijf daar wel geschikt voor was, zonder te beseffen dat hij een enorm risico nam. Want wat als hij niet zou sla gen als danser? Wat moest hij dan? Zon der diploma, zonder een andere ervaring dan de dans? „Als 16-jarige denk je daar niet bij na. Ik heb mijn hart gevolgd en daar nooit spijt van gehad." Een indrukwekkende carrière volgde. In 1959 kwam hij bij het Nederlands Dans Theater. Hij danste klassieke stukken, maar trok ook een groot publiek met mo dern werk van choreografen als Hans van Manen. Als beginnend danser was hij met een smoorverliefd op zijn collega Alexan dra Radius die hij er leerde kennen. Ze trouwden. Zij was 20, hij 19. Kinderen kre gen ze niet. Kon later nog, redeneerden ze. Na hun loopbaan. Maar die loopbaan bleek bestendiger dan de kinderwens. Samen boekten ze grote successen over de hele wereld. Ze dansten in Parijs, in Ber lijn, China en Japan en trokken twee jaar volle zalen met het American Ballet Thea ter in New York. Rudi van Dantzig, des tijds artistiek leider bij het Nationale Bal let, vroeg hen uiteindelijk toch naar Am sterdam terug te komen. Nog jaren werk ten ze daar samen. Niet alleen in de grote theaters, ook in eigen producties waarmee ze de zogenaamd hogere kunst naar een breed publiek trokken. Zo deinsden ze niet terug voor optredens in tv-shows met Mies Bouwman en BZN en dansten zon der aarzeling in reclamespotjes. „De kunstwereld met de grote K keek er argwanend naar, maar zolang het artistiek verantwoord was, zagen wij geen bezwa ren. Het gaf ons een welkome financiële buffer. Want als danser heb je een salaris van niks. Je weet dat je loopbaan in dit vak eindig is," De meeste dansers stoppen als ze 40 zijn. Jammer, vindt hij. „Na je 40ste weet je pas écht hoe je lijf zich voelt en heb je als kun stenaar veel meer te melden. Je moet er na tuurlijk wel als danser blijven uitzien, maar als je lichaam het toestaat, kun je als veertiger heel goed actief blijven in het bal let. Waarom zou je niet? Ik word een beet je moe van steeds maar weer dat jong, jong, jong, nieuw, nieuw, nieuw. Als je pas sende choreografieën kiest, zijn er prachti ge voorstellingen te bedenken voor veertig plussers." Zelf was hij 46 toen het lijf aangaf dat de grens was bereikt. „Een danser is geen top sporter, maar een kunstenaar die topsport bedrijft. Dus weet je dat je op een gegeven moment moet accepteren dat het voorbij is." Toch bleek dat 'voorbij' rekbaar. Toen zijn vrouw een paar jaar later met een spe ciale afscheidsvoorstelling door het land trok en haar belangrijkste tegenspeler uit viel, was hij de aangewezen vervanger. „Daarom heb ik toch de dansbroek maar weer aangetrokken." Na die tournee was het echt voor bij. Op het podium, tenminste. Ze kochten een groot, oud land huis in Zuid-Frankrijk. Zelfver- bouwen was hun manier van aftrainen. Sjouwen met kruiwagens cement, zagen en timmeren en spitten in de enorme tuin. Nu wonen ze afwisselend in deze villa aan de voet van de Pyreneeën en in hun appar tement in Amsterdam. Hij was negen jaar bestuurslid van het Na tionale Ballet. Nog altijd heeft hij een lei dende rol bij het door hem en zijn vrouw opgerichte Dansersfonds. Deze instelling ondersteunt jonge balletkunstenaars met beurzen en helpt ouderen als ze bijvoor beeld door blessures genoodzaakt zijn van het podium te stappen. Hij ziet dit bestuurswerk als een vorm van mentaal aftrainen. „Een vak dat je met zo veel plezier hebt uitgeoefend, moet je niet zo maar de rug toekeren. Het is veel leuker je contacten en je ervaringen in te zetten om anderen te helpen en het vak daarmee een duwtje in de rug te geven. Zo houden we toch goed contact met het wereldje." Niet meer moeten, is heerlijk, vertelt hij. Niet meer uren in de auto om verre thea ters te bereiken, niet meer 's avonds laat na een voorstelling nog met smeltend ijs in de weer moeten om spieren tevreden te stemmen. Omdat je als danser altijd pijn tjes hebt. „Ik mis alleen de training, als so ciaal gebeuren." Hij is gaan schilderen, olieverf op doek. Landschappen, stadsgezichten, de natuur. Had hij, met de wijsheid van nu, dingen anders willen aanpakken? „Onze loopbaan is veel te mooi geweest om in wrok terug te kijken. Natuurlijk zijn er momenten ge weest dat ik dingen anders had moeten in schatten. Mensen anders had moeten in schatten, vooral. Dat is het leuke van ouder worden. Toch heb ik eigenlijk ner gens spijt. Ik heb mijn hart gevolgd. Mijn beste beslissingen zijn nog altijd dat ik lit vak en deze partner heb gekozen." Het applaus heeft hij nooit gemist. „Als je niet goed hebt gedanst en ze breken tóch de zaal af, hield ik een rotgevoel. Als ik na een goed ballet een klein applausje kreeg, haalde ik mijn schouders op. Omdat ik zélf wist dat het goed was." Ach, applaus. „Zo af en toe worden we op straat aangesproken door iemand die zegt dat hij van ons werk heeft genoten. Dat vind ik een mooiere vorm van waarde ring."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 104