Buitengebied Die muts, dat was pronk, Z-Bevelandse, protestantse muts 1 4 Dinsdag 1 juli 2008 PZC Daagse, protestantse dracht (boven opgemaakt). Kookstijtsel geett de muts stevigheid, rauwe ot glansstijtsel glans. Vuile muts uit elkaar halen, roestige spelden weggooien. Draadje lostornen, lintjes van de achtermuts uit de lussen ha len. Roestplekken behandelen met vlekkentovenaar. Erg vuile muts nachtje in sodawater zetten. Goed spoelen. Muts uitkoken in pannetje met ruim water en waspoeder voor de witte was (met bleekwater). Eventueel herhalen. Muts laten drogen. Kookstijfsel maken. Voor een grote muts anderhalve lepel oplossen in lauw water, hier kokend water bij doen en goed roeren. Het stijfsel wordt glazig en dik als pap. De droge muts goed insmeren met stijfsel. Randen en plooien dik, achtermuts dun. Laten drogen. (Niet op hout. De stof mag niet dubbel liggen.) Eén eetlepel rauwe of glansstijfsel aanmengen met een be ker lauw water. De muts onderdompelen, zodat ze goed nat wordt. De muts op een wit stuk doek leggen. Doek en muts samen oprollen en een half uurtje laten liggen. De muts platstrijken op een tafel met daarover een molton en een laken. Leg de muts met de binnenkant boven en de achtermuts naar je toe. Strijk altijd van je af Draadje of karkas innaaien vóór het plooien en kuven. Vastzetten (feston of knoopsgatsteek, elke 1,5 centimeter). De muts plooien. Leg de muts met de binnenkant boven en de achtermuts naar je toe. Begin aan de kant van de ach termuts die het dichtst naar je toe ligt. Maak ongeveer om de 2 of 3 cm een vouw. De laatste vouw ligt tegen de muts aan. Leg de goede kant boven en de achterkant van je af Begin weer onderaan de achtermuts te plooien. Sla de eerste vouw naar achter, pak de tweede tussen duim en wijsvinger en leg die 1 mm onder de eerste plooi. Herhaal dit tot alle plooien tegen elkaar liggen. Ook de laatste, die tegen de muts ligt. Lintjes van achtermuts weer door de lussen halen. Begin waar ze vastzitten. Ga met het linker lintje door rechts en an dersom. Trek voorzichtig aan. Leg er een knoop en strik op. Steek een speld op het midden van de achtermuts. Vouw daar de lussen naartoe. De plooien komen zo tegen elkaar. Maak opzij rechte vouwen tot halverwege de muts. Aan de binnenkant zie je nu ook twee schuine vouwen. Stop hier de lintjes tussen en speld de vouwen vast. Vouw de plooien achter naar boven (in een driehoek) maar laat ruimte over voor het naadje. Zet de plooien aan de binnenkant vast met twee spelden. Bekleed het naadje met neteldoek, wit papier of broderie. Vouw dit in een punt en naai het vast. Maak het naadje tus sen de plooien vast. Steek boven onder twee spelden. Leg een zwaar gewicht op de plooien, een nacht lang. De plooien worden dan mooi plat. Muts uit circa 1850, werd gedragen met platte hoed. foto's Mechteld Jansen Muts van protestantse Bevelandse vrouw. Mutsendoos. Ere wie ere toekomt. Als Ons Boerengoed er niet geweest was, zou nu bijna niemand meer weten hoe een Bevelandse muts opgemaakt moest worden. Het stijven en plooien daarvan is een van de moeilijk ste onderdelen van de dracht. Zelfs vroeger, toen de Zeeuwse vrou wen bijna allemaal nog op z'n boers liepen, was het opmaken van de muts een kunstje dat lang niet iedereen in de vingers had. Wie geld had, besteedde het uit aan de plaatselijke mutsenopdoenster. door Ondine van der Vleuten Hoeveel vrouwen waren in 1989 nog in dracht? „Dat weet ik niet, maar hier in Kruiningen liepen er nog heel wat", zegt lanine Boot van Ons Boerengoed. In 2000 waren er in heel Zeeland nog zo'n 300. En hoeveel het er nu zijn? Na even na denken weet ze er één te noemen die nog dagelijks rondloopt in de protestantse, Zuid-Bevelandse dracht. Bij klederdrachtgroep Ons Boerengoed staan elke week wel vuilniszakken met boerengoed voor de deur. „Je merkt dat er een nieuwe generatie aantreedt en de zolder opruimt. Vroeger werd het goed netjes op zolder gelegd als oma overleed of als de dracht ver ruild werd voor burgerkleding. Boerenkleding is gemaakt van ster ke stoffen, die amper slijten. Dat was een kwestie van netjes opvou wen en wegleggen. Maar de kap pen en mutsen zijn een ander ver haal." Gemaakt van tere stoffen als Brus sels kant, broderie en tule zijn het kwetsbare objecten. Een veel ge maakte fout is dat deze mutsen dan opgemaakt en strak in het stijf sel op zolder werden gelegd. Jani- ne Boot: „Vaak krijgen we de mut sen nog helemaal gesteven aangele verd. Dat is leuk omdat je dan kunt zien hoe mooi ze vroeger konden plooien. Maar ze zijn hele maal vergeeld en als je ze zo laat, verteert het stijfsel en de stof ver gaat mee. Als je ze voor het nage slacht wil bewaren, moet je ze goed uitkoken. 1\vee keer. En weg leggen tussen blauw papier, tegen het vergelen." Van alle mutsen zijn de Zuid-Beve- landse protestantse mutsen en de katholieke muts de moeilijkste om op te maken. „Die moeten, net als de Walcherse, geplooid worden. Bij de andere is het eigenlijk meer een kwestie van in model strij ken." Bij de Zuid-Bevelandse pro testantse boerinnen was de zon dagse gemaakt van Brussels kant. Daarnaast hadden ze de daagse (van broderie met een punt van ge weven katoen). Ook was er een (halve) rouwmuts van dotjes tule of de effen tule voor zware rouw, met een smalle rouwpunt van kant. Mutsen werden niet kant en klaar gekocht, maar zelf in elkaar ge naaid. „Nu maken we van versle ten mutsen weer nieuwe, want je kunt niet meer aan de stoffen ko men. Neem het Brussels kant, zo als ze het vroeger noemden. Nou: ik heb wel eens in België gekeken, maar wat ze daar hebben lijkt er niet op. Wat je nog wel gewoon kunt kopen is neteldoek, waarvan het achterste deel gemaakt is." Er zijn vier onderdelen: de achter muts, de pluumkant, de kant en de punt. Dan is er nog het naadje, een los stukje broderie achterop de muts, dat tussen de plooien ge stoken wordt. En het karkas, een geraamte van met wit katoen be kleed ijzerdraad langs de randen van de muts, waarmee deze in mo-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 14