nitenge Vleermuis is best aaibaar Hé!Heb je weer lekker je neus gespoeld? sif PZC Zaterdag 28 juni 2008 19 Ruige dwergvleermuis foto SLZ Stichting Landschapsbeheer Zeeland verwacht deze zo mer de honderdste vleer muiskolonie te registreren. Sinds 1998 zijn er ruim 140 meldingen van vleermuizen geweest. Het geeft aan dat het de dieren in Zeeland re delijk goed gaat. De SLZ is het meldpunt voor hulp en advies over vleermuizen. door Rinus Antonisse De vleermuis wat populairder maken, dat ziet Nanning-Jan Honingh van Stichting Landschapsbeheer Zeeland als een belangrijke taak. 'Onbekend maakt onbemind' is op het dier zeker van toe passing. De vleermuis heeft van oudsher niet zo'n goede naam. Ten onrechte, het is een niet-schadelijk en nuttig (insecteneter) dier. Honingh signaleert wel een kentering in de 'aai baarheid' van vleermuizen. „Je merkt vooral bij kinderen dankzij natuureducatie en inter net, dat ze de dieren leuker vinden. We krijgen ook minder klachten van mensen die vleermui zen in huis maar niks vinden en er vanaf wil len." In Zeeland leeft een tiental soorten, met als meest voorkomende de dwergvleermuis. Op merkelijk is dat de vrouwtjes van deze soort na een uitgestelde bevruchting (de paring ge schiedt in het najaar) in het voorjaar naar Oost-Europa trekken, waar ze in april bevallen. Maar de meeste 'Zeeuwse' soorten planten zich hier ook voort. De vrouwtjes vormen een kraamkolonie - de grootte varieert nogal - en brengen de jongen gezamenlijk groot (één jong per paar). Honingh vertelt dat de vleermuizen op verschil lende plekken te vinden zijn. Zo vertoeft de grootoorvleermuis het liefst in grote, donkere ruimtes, zoals kerkzolders. De rosse vleermuis en de watervleermuis hebben een voorkeur voor holle bomen. De gewone dwergvleermuis en laatvlieger kiezen voor een plekje in een spouwmuur of onder een dak. In bunkers zijn vooral watervleermuis, grootoorvleermuis en baardvleermuis te vinden. De beesten zijn nachtvliegers; overdag slapen ze. De SLZ-medewerker gaat ervan uit dat in elke stad en dorp in Zeeland ten minste één kolo nie dwergvleermuizen zit. „De mensen weten vaak niet dat er vleermuizen zijn. En het ge beurt ook dat een kolonie wegtrekt." Sinds 2002 is SLZ provinciaal meldpunt voor waarne mingen en advies. Dat maakt het voor mensen makkelijker en het aantal meldingen is sinds die tijd ook toegenomen. Er is door Honingh een netwerkje gevormd van vrijwilligers, amb tenaren, ongediertebestrijders (in dit geval op tredend als beschermers, want de vleermuis is een beschermde diersoort), dierenambulance en opvangcentra. Meldingen worden, met be hulp van de batdetector, gecontroleerd. Rustig laten zitten is het beste advies, weet Honingh. „De last beperkt zich meestal tot wat geurloze droge keutels in de vensterbank." SLZ richt zich met een speciaal project dit jaar in het bijzonder op de in Zeeuws-Vlaanderen aanwezige meervleermuis. Bedoeling is tijdens twee meerdaagse zoektochten te achterhalen waar zich kolonies van deze soort bevinden. Daartoe is één dier voorzien van een piepklei ne zender. Als bekend is waar de zeer snel vliegende meer vleermuis - die jaagt boven grotere open wate ren zoals de Otheense kreek - zich precies op houdt, kunnen knelpunten als verlichting en wegoversteken worden aangepakt. door Nadia Berkelder De speaker is stil. De meeste ringrijders zit ten op het terras. Som migen hangen rond in de buurt van hun paard in de schaduw. De oppasmeisjes zijn even de baas rond de ringrij- baan. Het is pauze. Marina zit tegen de muur uit te puffen. Kees brengt het eten, een frietje satésaus. „Het is altijd friet", zegt Marina. „Behalve als ik in Vlissingen moet rijden, dan eet ik pizza." Vandaag duurt de pauze extra lang: anderhalf uur. De eerste afdelingswedstrijd van Gapinge gaat snel. „We rijden vijf, zes keer per uur", zegt Kees. „Dat komt ook omdat er veel af zeggers zijn. Dat krijg je als je al vroeg in het seizoen moet opge ven." Marina geniet ervan. „Soms heb je maar een half uur tje tussendoor, dan heb je nauwe lijks tijd om te eten." Isolde knabbelt aan haar hooi. Het is het enige eten dat Isolde vandaag krijgt. „Ze komt uit de wei", zegt Kees. „Dus 's ochtends hoefje haar niets te geven. Ze kan de hele nacht eten." Ze heeft nog trek. Ze hapt naar het bakje friet van Kees. „Die krijgt ze niet, veel te zout. Maar ze weet gewoon dat ik altijd iets voor haar bij me heb. Ik zal wel een klein beetje hooi bij halen, ik zie dat er bij de buren nog ligt. Die hebben toch genoeg." De grote Belg blijft de hele pauze rustig staan. Ook als niemand haar vasthoudt. Voor Isolde is een gewone halster dan ook ge noeg om haar in bedwang te houden. „Ze is makkelijk. Er zijn Belgen bij die je niet met een normale halster kunt houden. Die hebben er één om die strak trekt onder de kin. Want als zo'n beest gaat lopen, dan kun je hem niet houden. Zo'n halster werkt dan als een soort rem." Ze mag dan de rust zelve zijn, toch is er altijd iemand die op Isolde let. „We regelen meestal wel oppas, vaak meisjes van bij ons op stal. We willen niet dat de paarden los rondlopen." Kees bukt en mept naar de benen van zijn paard. Een dikke steekvlieg valt dood op de grond. Isolde peutert de laatste strootjes van de straatstenen. Tijd voor een drankje. Iedereen doet vast een stapje opzij. Isolde perst haar kop in de emmer en schudt. Ze schuift de emmer een paar meter opzij. Het water spat meters in het rond „Dat vindt ze leuk", lacht Kees. Het paard schudt zich uit, ze briest tevre den. „Hé!", zegt Kees. „Heb je je neus weer lekker gespoeld?" Nog tien minuten. Marina doet de hoofdstellen weer om. „Ga nog maar even slapen", zegt Kees. Isolde laat haar oogleden zakken. Haar onderlip hangt ont spannen naar beneden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 19