spectrum Speeltje onder een stolp ,4 THRILLER In Dubio PZC Zaterdag 28 juni 2008 door Jaap Coedegebuure illustratie Martien Bos Iedereen kent de doorzichti ge, halfronde gevalletjes die plaats bieden aan een we reld in het piepklein. Ze pas sen in een kinderhand en als ze worden bewogen, dwarrelt er sneeuw over de huisjes en het kerkje. Het is een tijdloos speeltje, dat veel men sen fascineert. Misschien zit de aantrek kingskracht in de combinatie van doodstil en levend. Iets waar je niet bij kunt, maar waar je toch greep op hebt. De locatie waar Hedda Martens' roman De postbode zich afspeelt, heeft veel gemeen met zo'n microkosmos. Het sneeuwspeel- dingetje wordt er zelfs in genoemd, in één adem met een poppenhuis en een mario nettentheater. Stuk voor stuk zijn het we relden die lijken op de landstreek waar Martens ons meteen aan het begin van haar verhaal mee naartoe neemt. Het heet dat je er niet kunt komen met be hulp van een reisgids of aan de hand van je TomTom. Steek je je licht op bij een be reisd persoon, dan hoor je steevast: 'Geen schijn van kans.' Dat resolute antwoord staat 'als een reusachtige, echoënde stolp' over de gezochte plek heen. Het gebeurt hoogstzelden dat een nieuwe ling toegang krijgt tot deze regio en zijn hoofdstad. Maar als het toch gebeurt, moet het wel zeker zijn dat hij er niet bewust op uit was. 'Meestal is zo iemand diep in ge dachten verzonken en hij kan oud of jong zijn, arm of rijk, saai, gul, geleerd of onwe tend: er zijn altijd huizen beschikbaar waar nieuwkomers voor onbepaalde tijd mogen wonen'. Hoe deze plek heet, vertelt Martens niet. Maar we kunnen er rustig van uitgaan dat het een naam zal zijn in de trant van Het Land van Ooit, Kokanje of Utopia. Deze streek, die zich bevindt in een onzichtbare plooi van de kaart, bestaat heus. Al was het alleen maar omdat de verbeelding er ruimte voor maakt. Verbeelding heeft, zo- als het woord al zegt, met beelden te ma ken. De simpele opvatting wil dat die beel den opborrelen uit de fantasie. Wie beter weet, beseft dat iedereen ze naar eigen smaak en inzicht en bewust dan wel onbe wust kiest uit de onoverzienbare hoeveel heid die de wereld voorhanden heeft. Om ze vervolgens op te slaan in het plaatjes boek van het geheugen. Daaruit springen ze weer op de gekste momenten tevoor schijn, als een pop-up op het scherm van je computer. ]e zou De postbode met enig recht kunnen typeren als Martens' hoogstpersoonlijke plaatjesboek, maar dan zonder illustraties. De roman is opgebouwd als een geschre ven collage. Wie niet meteen ziet waar de beelden vandaan komen, vindt steun bij een verantwoording die is toegevoegd aan de inhoudsopgave. Neem bijvoorbeeld de passage in het eerste hoofdstuk die ons in formeert over het gemeentelijke kunstbe leid: 'In de hoger gelegen stad zijn diverse musea die collecties tonen, waarvan onder delen ook langs straten en pleinen voorko men: een vijver vol waterlelies, een jongen die bellen blaast aan een open venster, de gespierde buiging van een discuswerper of een zeer brede baan in rood, geel en blauw j naast een zwembad met duikplank'. Doorbladeren naar de namen lijst achterin leert dat Martens hier geleend heeft van de schil ders Monet, Frans van Mieris, David Hockney en Barnett Newman. Zoals ze zich elders liet inspire ren door de Bijbel, Walt Disney en de Tele- tubbies. Of de overloop van museum, cinema, tele visie en bibliotheek naar werkelijkheid al niet wonderlijk genoeg is, biedt Martens' rijk der verbeelding nog een paar andere verrassingen. Wie er de bioscoop bezoekt, kan zo maar het witte doek binnengaan en worden opgenomen in het verhaal dat op dat ogenblik draait. Zelfs als de voorstel ling er uren langer door duurt. Fabeldieren lopen in en uit, mensen wisselen van uiter lijk als was het een jasje en tussen alles door onderhoudt de plaatselijke postbode het contact tussen zijn wereld en de onze. Aan die postbode dankt de roman zijn ti tel. Ik durf te wedden dat Hedda Martens zich juist met hem en zijn bemiddelende rol het sterkst identificeert. Hoewel deze sprookjesachtige ambiance zich bevindt onder een stolp, oogt die heel wat lichter en vrolijker dan in de benauw de binnenwereld die Hedda Martens 25 jaar geleden opriep in haar debuutroman Sjibbolet. Toen klemde het alter ego van de auteur zich nog krampachtig vast aan haar beelden, uit schrik en afkeer van de harde werkelijkheid. Nu wordt haar bijeen ge gaarde beeldenrijkdom een werkelijkheid op zich. De beweeglijke werkelijkheid van het sneeuwdoosje dat de verbeelding per definitie is. Hedda Martens: De postbode. Uitgeverij Querido. 176 pag. 18,95 euro. door Peter Kuijt Eva Noorlander: In Dubio. Uitgeverij Lebowski, 224 pag., 19,90 euro. Geen foto's, geen interviews - ook niet telefonisch - en vooral geen optredens in het openbaar. Ben je uitgever, dan word je er niet vro lijk van als 'jouw' auteur zulke ei sen stelt. Maar Eva Noorlander wil uitdrukkelijk slechts per e-mail meewerken aan de publiciteit rond haar thrillerdebuut In Dubio. Noorlander zegt er dan ook alle reden toe te heb ben. Zij is in een vorig leven, onder een andere naam uiteraard, undercoveragente geweest in Nederland. Het was allemaal 'top secret' en bo vendien niet ongevaarlijk. Maar na een paar op drachten besloot ze dat het welletjes was en ver huisde ze naar de Verenigde Staten. Niets aan Eva Noorlander, of hoe ze ook in het echt moge heten, is verifieerbaar. Maar haar curriculum vi- tae blijkt spannend genoeg te zijn voor enkele media om haar per mail te interviewen. De vraag of haar eerste thriller ook de kwalificatie 'spannend genoeg' verdient, moet helaas ontken nend worden beantwoord. Noorlander schrijft over Joyce Hamel, een under coveragente die na een traumatisch verlopen operatie door haar meerderen op een rustige en aanvankelijk gemakkelijk ogende zaak wordt ge zet. Zij moet aanpappen met ene Thomas, wiens vrouw spoorloos is verdwenen. Hij zegt dat ze met de noorderzon is verdwenen, de politie ver moedt dat hij haar heeft vermoord. Joyce moet het vertrouwen zien te winnen van Thomas en zodoende meer (belastende) informatie boven tafel krijgen. Het klikt razendsnel tussen die twee. Wat heet, Joyce wordt tot over haar under cover- oren verliefd op Thomas. Voor haar staat na verloop van tijd vast dat Thomas zo onschul dig is als wat. Maar als de beste vriendin van Tho mas ook in nevelen lijkt opgelost, begint ze toch te twijfelen aan de oprechtheid van haar charis matische minnaar. '«rl ££'k~ De titel van het boek is raak getroffen. Je staat constant in dubio: lezen we verder of haken we af? Noorlanders stijl is namelijk geen stimulans om door te ploegen. Er is weinig 'literairs' aan de ze 'thriller'. In Dubio voldoet eerder aan de maat staven voor een roman uit de Bouquetreeks. Hoofdpersoon Joyce Hamel is zo'n neurotisch tiepje, dat je begint te hopen dat er in het echte undercoverkorps niet zulke kribbige exemplaren rondlopen. Noorlander zadelt de lezer op met een dun ver haaltje, waarin ze vergeet losse eindjes aan elkaar te knopen. Ook verzuimt ze de lezer op een ver rassende manier op het verkeerde been te zet ten. Of het moet die ene keer zijn dat een Land rover een diepe vaart in rijdt, daar later uitgeta- keld wordt en - toch duidelijk kapot - vrolijk ver der tuft. Als ik Noorlanders uitgever was, zou ik twijfelen of ik haar volgende thriller wel op de markt zou brengen. Inderdaad, in dubio.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 101