3 D
ar
In tropische sferen
m
Naast een strenge kan
ook een natte winter
fataal zijn voor palmen
Wie wil dwalen in zijn eigen tuin, hoeft niet per se
op zoek naar een landgoed. Ook de aanleg van
een doolhof of labyrint kan minimaal de suggestie
wekken dat je uren nodig hebt om een ommetje
door de tuin te maken. Folly van Dijk neemt het
fenomeen onder de loep en vertelt en passant
hoe je zelf zo'n labyrint kunt (laten)
aanleggen.
2 A wonen@wegener.nl
PZC 024-3650509
Zaterdag 21 juni 2008
yO
e tuin begint in de knel te komen in een maatschap
pij waarin we allemaal gedwongen tweeverdiener
zijn, en dat misschien wel tot ons 70ste moeten blij
ven. De vutters die nu nog met hun campertjes rondtoeren
en overal in hun afritsbroeken verveeld op de terrassen han
gen, behoren waarschijnlijk tot de laatste generatie die zich
dit dolcefar niente kan veroorloven. Werken zullen we in de
toekomst, totdat we erbij neervallen. En onder werken
wordt dan geen werken in de tuin verstaan.
Onder tijdsdruk zie je overal nieuwe manieren van tuinie
ren ontstaan. De een maakt een requisietentuin met klap-
stoelen die niet dienen om op te zitten, maar om in de
herfst pompoenen op uit te stallen. En met tafeltjes die vol
O aardige snuisterijen staan. Planten zijn bijzaak in de snuiste-
rijentuin en in veel van die tuinen zou een bordje met 'Bro-
cante' niet misstaan.
De ander ontwikkelt een grote-stappen-gauw-thuis-tuin, in
o de veronderstelling dat drie grote planten minder onder-
houd vergen en de tuin sneller vullen dan dertig kleine.
Daar valt wat voor te zeggen en zo'n grote-plantentuin kan
zeker spectaculair zijn.
In deze categorie valt de tropische tuin, een tuin waarin met
palmen, boomvarens en bananenplanten een tropische sfeer
wordt geschapen. Eigenlijk moet je zo'n tuin een subtropi
sche tuin noemen, want tropische planten zijn bij ons niet
winterhard - hoe snel het klimaat ook mag veranderen.
Palmen vormen een bijzondere groep van bomen. Ze
groeien namelijk niet zowel in de breedte als in de hoogte
zoals eiken en beuken, maar alleen in de hoogte. Hun maxi
male dikte wordt al op jonge leeftijd bereikt en neemt daar
na niet meer toe. Hun stam vertakt zich niet. Ook maakt
een palm geen bladknoppen. Hij groeit vanuit een groei-
punt en dat groeipunt is het zwakste punt van de boom: als
dat bevriest, is de palm ten dode opgeschreven. Bevroren
bladeren zijn geen ramp, maar het groeipunt moet in stren
ge winters tegen vorst worden beschermd.
Nu gaat u er misschien vanuit dat we toch geen strenge win
ters zullen krijgen, maar ook een natte winter kan fataal
zijn. In natte winters kan het groeipunt gaan schim
melen. Vindingrijke palmenbezitters hebben hierop
iets bedacht: zij plaatsen in de winter een omgekeer
de plastic trechter over het groeipunt om het droog
te houden. Niet mooi maar wel effectief.
De gemakkelijkste, meest winterharde volle-
grondspalm is Trachycarpusfortunei, ook wel
waaierpalm genoemd. Trachycarpusfortunei slaat
niet snel aan. Het kan wel een jaar of drie duren
voordat de plant enthousiast begint te groeien.
In die eerste drie jaren moet de plant worden vertroe
teld. Het geven van een kaliumhoudende meststof aan
het einde van de zomer verhoogt de winterhardheid.
Een andere palm die wel tegen een stootje kan, is Cha-
maerops humilis, de Europese dwergpalm die in landen
rond de Middenlandse Zee in het wild voorkomt. Voor
extreem droge standplaatsen is Chamaerops humilis Cerife-
ra geschikt, een palmpje met een gedrongen postuur, en
met een zeegroene glans op het blad. De korte bladstelen
zijn met gemeen prikkende, zwarte stekels bezet.
Het mooiste blad, zilverachtig blauw, heeft Trachycarpus
wagnerianus. Het is niet de meest winterharde soort,
maar als je dan toch allerlei kunstgrepen moet toepassen
om je palm door de winter te loodsen, kun je net zo
goed de mooiste soort kiezen.
Naast waaierpalmen zijn er palmen met veervormig
blad. De bekendste uit deze groep is de dadelpalm. Die is
bij ons niet winterhard. Een gelijkende soort is Butia capi-
tata uit Chili. Die palm is noordwaarts opgerukt en
wordt tegenwoordig tot in Canada door durfals aange
plant.
Trachycarpus fortunei.
foto Romke van de Kaa
Een labyrint is niet hetzelf
de als een doolhof al wor
den de termen vaak door
elkaar gebruikt. Een laby
rint is één weg die naar
vele kanten kronkelt, maar je komt
altijd uit bij het middelpunt. Je
kunt er dus niet in dolen en ver
dwalen. Dat kan in een doolhof
juist wel: daarin zijn tal van krui
singen en lopen sommige wegen
dood. Waar het doolhof eindigt,
weet niemand.
De mystiek en symboliek van voor
al labyrinten hebben al eeuwen
lang een bijzondere aantrekkings
kracht op de mens. Labyrinten
symboliseren het reizen langs een
weg, het (levens)pad dat de
mens moet gaan. Net als
Stonehenge en de pyra-
miden zijn labyrin
ten magische, ge
ometrische
vormen, die
een heilige
plaats definiëren. De
oudste labyrinten zijn ge
vonden in Peru en IJsland.
Veel kerken hebben een tegelvloer
in de vorm van een labyrint, als
symbool van de pelgrimage naar
het Heilige Land. Het aflopen van
een kerklabyrint was een minia-