heeft altijd iets exotisch
'Schepen
werden in de
oorlog
gevorderd'
Zaterdag 14 juni 2008 I 1 5
Wim Schot: „In 1940 had
den we twee schepen. Die
werden allebei door de
Duitsers gevorderd. Toen
hebben we een binnen
schip gekocht en omge
bouwd. We moesten toch
Werken. We zijn naar de
Duitse commandant ge
gaan en die zei dat dit schip
niet meer gevorderd zou
worden. We hadden er im
mers al twee ingeleverd.
Dat kregen we op schrift
met een officieel stempel er
op. Maar anderhalf jaar la
ter werd het toch gevor
derd. Kort daarna moesten
we weg omdat hier alles on
der water werd gezet. We
kwamen in Vlaardingen te
recht. Daar hebben we nog
gekuild op spiering. Maar
ook daar moesten we weg
omdat de Duitsers er een fa
briek voor Vi-raketten gin
gen bouwen. In mei 1945
waren we terug in Zierik-
zee. Een van onze schepen,
het kleinste, hebben we te
rug gehad."
Jaap Schot: „Tegenwoordig
hebben we vier schepen in
de bodemcultuur en één -
de ZZ18 - op Neeltje Jans in
de hangcultuur. De bedrij
ven vallen onder Beheer
maatschappij WK Schot
BV. Ik wil nog een jaar of
tien werken. Op je zestigste
moet je van de boot af zijn.
Dat is gebruikelijk in de
mosselsector."
foto's Ronald den Dekker
sel? De man die daarop het antwoord
heeft, is Jeroen Wijsman, schelpdieronder
zoeker bij Imares in Yerseke. „Er wordt
flink met mosselen gesleept. Zowel bin
nen Nederland als daarbuiten. Omdat er
minder zaadvisserij is op de Waddenzee,
kijken mosselvissers naar alternatieven,
ook buiten Nederland. Waar je dan voor
moet waken, is dat je geen nieuwe soorten
gaat introduceren, in de Oosterschelde bij
voorbeeld." Om te beginnen moet je dan
vaststellen wat dan de enige, echte, Zeeuw
se mossel precies is. Imares boog zich, sa
men met het Nederlands Instituut voor
Ecologisch Onderzoek, over die vraag. Op
drachtgevers waren de provincie Zeeland
en het ministerie van LNV.
De onderzoekers vergeleken het
DNA van drie soorten mosselen.
Ten eerste Mytilus edulis, die in de
gematigde streken leeft. Zeg maar: de
Zeeuwse mosselen. Ten tweede, Mytilus
trossulus, een noordelijke mossel uit het
koudere gebied van de Baltische Zee. En
tot slot, Mytilus galloprovincialis, uit de
warmere Middellandse Zee. Die drie soor
ten zijn verwant. Onderling kunnen ze na
komelingen krijgen. Een deel daarvan is
onvruchtbaar, een ander deel van deze
'bastaards' kan zich wel voortplanten. Dat
betekent dat ze als soorten heel erg op el
kaar lijken. De verschillen zijn miniem.
Mosselen uit de Middellandse Zee bijvoor
beeld, hebben een iets bredere schelp en
wat sterkere byssusdraden, waarmee ze
zich vasthechten. Wijsman: „Wij hebben
eens een experiment gedaan met kwekers,
die zeiden dat ze het verschil tussen de
drie soorten met het blote oog konden
zien. We visten mosselen uit de Ooster
schelde en legden ze aan de kwekers voor.
Achteraf keken we naar het DNA van de
mosselen. Toen bleek dat hun antwoor
den niet klopten. Op het oog kun je de
soorten niet van elkaar onderscheiden, al
thans niet in de Oosterschelde."
Want, ontdekte Wijsman, onderling zijn
er genen uitgewisseld. „Ze dragen allemaal
wel iets van het DNA van de andere twee
soorten. Wij kunnen niet nagaan of dat
iets is van de laatste tijd, omdat we geen
vergelijkingsmateriaal hebben. We weten
niet hoe de situatie honderd jaar geleden
was."
Kortom: de Zeeuwse mossel heeft altijd
iets exotisch in zich. Iets van zijn zuidelij
ke verwant en iets van zijn noordelijke
broeder. „Pure edulis is zeldzaam."
Dat kan allerlei oorzaken hebben. Voor de
handel wordt er veel met mosselen ge
sleept, de hele wereld over. Op de veiling
in Yerseke liggen volgens Wijsman naast
de Zeeuwse, ook galloprovincialis uit Grie
kenland en Italië en trossulus uit Noorwe
gen en Zweden. Het is goed mogelijk dat
er vreemde mosselen zijn 'ontsnapt' naar
de Oosterschelde.
Het zou ook best kunnen dat de vermen
ging van de soorten een volstrekt norma
le, natuurlijk situatie is, zegt Wijsman.
„Als de mosselen geslachtsrijp zijn, stoten
ze zaad en eitjes uit. Die worden meege
voerd door waterstromen. Daarin vindt
de bevruchting plaats. De mosseltjes, pela-
gische larven heten ze in dat stadium, drij
ven mee tot ze zo gegroeid zijn dat ze zin
ken. Een enkeling stroomt tot ver buiten
zijn geboortegrond mee. Ook zo komen
vreemde mosselen in de Zeeuwse wateren
terecht. En daar kunnen ze zich met el
kaar vermengen."
„De hamvraag is: proefje het verschil?
Dan blijkt dat voedsel belangrijker is dan
of er een beetje trossulus in de edulis zit.
Een konijn dat in het wild opgroeit,
smaakt anders dan een konijn dat je thuis
vetmest. Ook de mossel gaat smaken naar
het voedsel dat hij heeft gehad. Hier in de
Oosterschelde zit ander voedsel dan in de
Middellandse Zee. Ook de kwaliteit van
het voedsel varieert door het jaar heen,
waardoor de smaak kan worden beïn
vloed. Kleur zegt weinig over de soort, die
kan per mossel in de Oosterschelde ver
schillen. Je hebt hele vette, witte en meer
oranje mosselen. Sommige mensen vin
den de vette, witte mosselen lekker, ande
re verkiezen de oranje omdat daar meer
smaak aan zou zitten."
En die verre verwanten van de mos
sel, uit landen als Nieuw-Zeeland,
Korea, Japan, Canada?
„Dat weten we niet, want dat hebben we
niet onderzocht. Het kan best zijn dat een
inheemse Japanse mossel met een schip
meelift. In ballastwater, of aan het schip
zelf. Dat zijn echte exoten. Of die hier
overleeft en zich hier een plek kan verove
ren in het ecosysteem, dat is een andere
vraag. Sommige mosselsoorten hebben ge
toond over een groot aanpassingsvermo
gen te beschikken. Die galloprovincialis bij
voorbeeld, komt nu zelfs in Zuid-Afrika