Als God niet bestaat övtb ven/uzat - li&v venAaal 7 Donderdag 29 mei 2008 door jan van Damme Als de dominee de deur van zijn huis in Middelburg opent, denk je: Costa del Sol. fotografie Martine stig Hij schudt zijn hoofd. Hij komt niet net uit Spanje, eigenlijk staat hij op het punt er naar toe te gaan voor een werkvakantie. Jawel, hij is graag buiten. En zeker, hij is een fietser, Walcheren is zo'n lekker eiland om hard rondjes te rijden. Niks zaliger, zegt hij, dan na een lichamelijke inspanning lekker op de zonnebank te gaan liggen. Als je dan ook nog graag in de koestering van de echte zon werkt of leest, ja, dan spreekt de kleur voor zich. Het idee is met hem te praten over zijn wortels en niet - of minder - over geloofskwesties. Waar komt de inmiddels in Ne derland wereldberoemde atheïs tische dominee vandaan, op wat voor soort ervaringen is zijn gedachtegoed gebaseerd? „Toch, om even te beginnen bij het werken in de kerk: voor mij blijft een gemeente fasci nerend. Dat je bij mensen komt die graag met je willen praten over wat hen beweegt of dwars zit, over wat geloven is. Dat je bij men sen komt die op het punt staan het leven te verlaten. Ik vind het een voorrecht dat te mo gen doen. Nee, ik verzet me tegen de veron derstelling dat een predikant iets bij zich moet hebben wat troost biedt. Dood is voor mij dood. Dat standpunt dring ik aan nie mand op, maar ik heb het talent niet om za ken mooier voor te stellen dan ik ze zie. Ik heb mensen in alle rust het leven zien verla ten, met meer vragen dan antwoorden. Zo wil ik ook wel gaan, zonder hoop op een hier namaals of eeuwige zaligheid. Het lijkt me ook dodelijk saai." „Ik ben een babyboomer, t september 1947 ge boren. Mijn ouderlijk huis stond in de Kerk straat in Groot-Ammers, een dorp van acht tienhonderd inwoners aan de Lek in de Al- blasserwaard. Zware grond, godsdienstig ge sproken, de Alblasserwaard maakt deel uit van de bible-belt." „Ik heb twee jongere broers en een drie jaar oudere zus. Mijn vader was dierenarts, net als zijn vader en grootvader. Zelf heb ik nooit overwogen die richting op te gaan. Dat komt omdat wij nooit liefde voor dieren hebben ge zien. Hoe boeren met hun koeien omgaan, nou, dat is gewoon onbarmhartig. Wij heb ben thuis altijd honden gehad. Een herder, We deden thuis werkelijk helemaal niks aan het geloof, ik heb nooit een bijbel in huis gezien een bouvier, het waren meestal afgekeurde politiehonden. In mijn studietijd kwam er een nieuwe, die niet te benaderen was. Ik was toevallig een week thuis en heb uren voor zijn hok gezeten. Op je knieën en praten. Zo dra je omhoog ging, grrrr, hing hij tegen het gaas aan. Na vier dagen begon hij voorzichtig te kwispelen. Op een gegeven moment ben ik het hok ingegaan en heb hem geaaid. Het luk te, al was het doodeng. Op zich is dierenarts een prachtig vak, maar mijn vader heeft nooit iets overgebracht waardoor je het gevoel kreeg: dat wil ik ook." „We hadden een christelijke en een openbare school op ons dorp. Fifty-fifty qua aantallen, ik zat op de openbare. Er waren sneeuwbal- lenoorlogen, er werd heen en weer geschol den, openbaren-stinksigaren, christelijke bok ken. Iedereen had een bijnaam op dat dorp. Koeiespuit, jawel. Mijn vriend werd wasma chine genoemd, omdat zijn vader een wasma- chinefabriek had." „De uitwaaiers van het geloof zaten in de buurtdorpen, de Gereformeerde Kerk, artikel 31 en de 'zwarte kousen'. Ik was als jongetje al geïntrigeerd als er ergens aan tafel uit de bij bel gebeden werd. De ernst, de plechtigheid waarmee dat omgeven was, maakte nogal in druk. Mijn vader was een rasatheïst, die vond dat allemaal onzin. Hij kwam natuurlijk veel bij boeren die overtuigd christen waren. Wij zijn dus opgevoed met rekening houden met. Niet omwille van de klandizie, maar puur uit respect. Zo had ik een motorfiets, een echte Norton, toen ik achttien was. Als ik 's avonds laat thuiskwam, moest ik die boven aan de dijk uitzetten. Dan had ik genoeg vaart om hem uit te laten lopen tot aan de garagedeur." „Het ging er bij weinig mensen zo atheïstisch aan toe als bij ons thuis. We deden werkelijk helemaal niks aan het geloof, ik heb nooit een bijbel in huis gezien. Er werd niet over God gesproken, behalve in de zin van dat mensen zichzelf maar iets wijs maken. Het geloof werd eigenlijk geridiculiseerd. Op vragen die ik er over stelde, kreeg ik thuis geen ant woord." „Later wel. In mijn militaire diensttijd en toen ik op Nijenrode studeerde, eind jaren zestig, ging ik met rekeningen voor de klan ten van mijn vader rond. Halfjaarrekeningen, dus forse bedragen. Het standaardplaatje is: je loopt zo'n boerenerf op, de boer scharrelt op het land of in de schuur, de vrouw is thuis in de keuken. Je komt achterom en roept 'volk'. Ze wisten wie ik was, bakje koffie, en dan hoorde je ergens in de slaapkamer een geld kistje rammelen. Met die boerenvrouwen heb ik veel gesproken, ik heb veel naar ze geke ken. De kinderlijke fascinatie kwam opeens terug. Wat ik me afvroeg: als God niet be staat, waarom doen sommigen dan alsof hij wel bestaat? Als ik die mensen hoorde vertel len over koetjes en kalfjes, over wat er in het dorp gebeurd was, of met henzelf, dan liep daar iets doorheen wat ik in eigen kring niet kende: een soort aanvaarding van het leven zoals het was. Het mooie vond ik de nuchter heid, de no-nonsense. Ze kenden het woord predestinatie, voorbeschiktheid, niet. Zij kon den het leven aan zonder te klagen en te sid deren, vaak in omstandigheden die allerbelab berdst waren. Als er een koe doodging, was dat een ramp." „Op die boerderijen heb ik opa's gezien, zo de ment als een deur. Die lagen aan de ketting, als een hond. Maar er was niemand die er over dacht hen de deur uit te doen. Iedereen moest werken, dus overdag werden ze vastge legd omdat ze anders zouden verdwalen en in een sloot lopen. Achteraf zijn dat taferelen, die heel veel indruk hebben gemaakt. Mensen gingen vroeger totaal anders met elkaar om. Dat had te maken met afhankelijkheid. Of er in de huidige tijd nog voldaan wordt aan de oerbehoefte om ergens bij te horen, betwijfel ik. Er is vast veel meer eenzaamheid dan vroe ger. Al die moderne communicatiemiddelen zijn eerder eenzaamheidsbevorderend." „Het bekeringsmoment... Dat is een groot woord hoor. In 1972 ben ik na mijn business- opleiding op Nijenrode bij Rank Xerox gaan werken. Een hele grote fabrikant van kopieer machines, een Amerikaanse multinational. Ik was young and promising. Maar bottom down vind ik dat projectwerk niet zo boeiend. Mijn ex-vrouw Dea was directiesecretaresse bij Mercedes Benz. Al gauw kwam de vraag op: is dit wat we willen? Voor mij stond vast van niet. Dea komt uit een kerkelijk nest, ze was een twijfelende bonder, een 'verlichte' zware dus. We hebben over wogen naar een ontwikkelingsland te gaan. Pratend in die sferen viel ook het woord theologie. Toen was het een hele tijd stil. Op een gegeven moment heb ben we besloten samen die studie te gaan doen. In 1977 ben ik gestopt bij Xerox, de tegenstelling tussen mijn stu die en die cowboytent in Amsterdam was te groot. Van 1981 tot 1983 ben ik er voor een groot project nog even terugge weest. Omdat het om iets heel nieuws Ik richt me primair op twijfelaars in de kerk en op de mensen, die allang naar buiten zijn gelopen ging kwam ik hoog in de organisatie te recht, en mocht ik in directiekamers rondkijken. Ik heb de directeur van Rank Xerox Nederland BV kunnen ob serveren. Een big shot, met een kapitale villa en een Jaguar. Hij bleek niet meer dan een doodsbange filiaalhouder." „Dat was voor mij een eye-opener. Zo zag het hoogst haalbare voor mij eruit. Wat een armoe. In die tijd kwamen we in aanraking met psychosynthese. Het kwartje viel: er werd een mensbeeld aan gereikt, zodanig verbonden met de reli gie dat je kunt geloven zonder dat je hoeft te geloven dat er een God bestaat. Met die verworven wetenschap dacht ik: als het zo kan, dan wil ik ook wel pre dikant worden." „Ik ben begonnen in Zierikzee. Dea en ik waren een jong stel, ze zagen ons he lemaal zitten en wisten niet wat ze in huis haalden. Ik heb namurlijk altijd het idee gehad dat ik met zo'n geloofsopvat ting wel iets in de kerk te vertellen heb. Dat ik daarmee de kerk uithol, nee, dat doet de kerk zelf Een blinde kan zien dat als het in dit tempo doorgaat, is het over vijfentwintig jaar gewoon afgelo pen, dan zitten er alleen nog maar ortho doxe gelovigen in de kerk. Maar het kan anders. Ik richt me nu primair op twijfe laars in de kerk en op de mensen, die al lang naar buiten zijn gelopen, de ant woorden hebben achtergelaten maar met de vragen zijn blijven zitten. Dat is steeds mijn doelgroep geweest." „Ik ben al twintig jaar gescheiden. We waren koud in Zeeland en ik werd ver liefd op een ander. Er is in de jaren daar na wel het een en ander gebeurd op rela tioneel gebied. Dat wordt een dominee niet steeds in dank afgenomen. Een voorbeeldfunctie? Daaag, we leven niet meer in de Middeleeuwen. Ik ben ook mens, ik leefj ik struikel, ik maak fouten. Mensen die mij komen vertellen hoe het allemaal moet, komen niet verder dan de drempel."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 83