Ge zijt gemaakt uit liefde
vet/uzai - Tïcv vennoot
r
26 Donderdag 29 mei 2008
door jan van Damme Verhalen vertellen. Richard Bleijenberg gaat er eens goed voor zitten. Verhalen vertel-
fotografie Martine stig len- zÜn 'even bestaat uit verhalen, zo simpel is dat. En hij wil er graag een paar vertel
len. Wie de media volgt heeft misschien hier of daar een flard meegekregen van wat
hij nu gaat zeggen. Hij verschijnt nogal eens op televisie en in de kranten. Maar één
verhaal, dat weet hij zeker, heeft u nog nooit gehoord. En die andere, awel, daarvan
zijn er meerdere versies
Verhaal 1
Dan moet ik toch wel over dat
katholiek beginnen. De juf
frouw vertelde ons: als ge
braaf zijt, gaat ge naar de he
mel, als ge kwaad doet, ko
men er vlekken op uw witte ziel. Zo wer
den we bang gemaakt. En daarom gingen
we zonden biechten. Ik kan me nog herin
neren dat ik bij de kapelaan in de biecht
stoel zat en dat ik altijd dezelfde zonden op
zei. Van de suiker gesnoept, een keer gelo
gen, ene keer gevloekt... zo waren er vijf
De laatste durfde ik nooit goed te zeggen: ik
heb onkuisheid gedaan. Die kapelaan kwam
altijd terug op die onkuisheid. Hebt u dat
met jongetjes gedaan? Nee meneer kape
laan. Dan hebt u het zeker met meisjes ge
daan? Nee meneer kapelaan. Je hebt het zelf
gedaan? Vijf Onze Vaders, vijf Weesgegroe
ten. En ik weer blij, dat er geen vlek op
mijn zieltje kwam. Later werd de kapelaan
ergens pastoor in Brabant. Toen ik in mijn
latere jaren gids werd in Saeftinge belde hij.
Ik zei: awel, dan maak ik voor u een mooie
tocht. Met nog drie andere pastoors erbij. Ik
zeg: gummilaarzen tot aan de knie, geen lan
ge rokken want dan komt ge niet vooruit in
dat slik. Het was prachtig weer, de scholek
sters floten. De kapelaan vroeg, of hij ook
zou kunnen baden? Dan moet u wel de bot
ten, de laarzen uitdoen. Hij: Ik heb een
zwembroek meegenomen, die heeft mijn
opoe nog gebreid toen ik op het seminarie
zat. Hij gaat eerbiedig achter die heuvel, ik
zie zijn rug nog, zo wit als papier. Hij ver
dwijnt en ik hoor hem spetteren en roepen:
wat een heerlijke dimensie! Later staat hij
voor me, trekt eens goed aan zijn zwem
broek, de mazen worden zo groot dat ik de
inhoud kan zien. Toen wist ik waarom hij
vroeger zo nieuwsgierig was naar de zonde
van onkuisheid."
Verhaal 2
Nu wil ik iets vertellen over mijn
jeugd wat ik nog nooit verteld heb.
Ik was een jaar of zestien en van na
ture vroegrijp. Aan de Kieldrechtse kant
had ik kennis aan een mooie meid. Een lief
meisje. Ze heette Marja. Twee jaar heb ik
met haar gevreeën, ik had zelfs al een verlo
vingsring gekocht. In die tijd ging ik varen
op een sleepboot en ontdekte een andere
wereld. Ik vertelde Marja, die ik wekelijks
zag, over Antwerpen, het uitgaansleven, de
cafés en zo. Ik zag de wereld, maar zij was
christelijk opgevoed. Op een gegeven mo
ment staan we te vrijen en ze zegt tegen
me: ik ben veertien dagen over tijd. Ik
dacht: ai, achttien jaar, dat is te vroeg. Een
week later zat ze met een lang gezicht op
me te wachten. We gingen naar onze plek.
Daar zei ze: ik maak het uit. Ik heb niet kun
nen vragen waarom. Ze gaf de foto's en de
verlovingsring. Ik heb haar nog één keer ge
zien, in de kerk. Ze keek niet naar me, en
daarna heb ik haar nooit meer teruggezien."
„Heel veel jaren later kom ik in een pro
gramma op de BRT, om iets over Saeftinge
te vertellen. Diezelfde Marja ziet die uitzen
ding. Ze neemt het programma op en be
waart de band. Marja was getrouwd met
Vijf Onze Vaders, vijf
Weesgegroeten. En ik weer blij, dat
er geen vlek op mijn zieltje kwam
een douane, George, ene met een pet op.
Haar moeder wilde dat, ik was niet goed ge
noeg. Haar dochter hoort van een dement
familielid: 'de George, maar dat is uwe va
der niet'. Er gaat weer een tijd overheen.
Tot er een erfenis verdeeld moet worden.
De dochter krijgt te horen: 'gij moet zwij
gen, want gij zijt een hoerenjong'. Dan wil
ze weten hoe het in elkaar steekt. Marja
staat tegen de muur en begint te schreeu
wen dat haar vader op Kieldrecht woont en
Richard Bleijenberg heet. Is dat de man die
op de video staat, en van de krantenberich
ten en al die andere dingen? Ja, zegt Marja."
„Twee jaar geleden. Ik krijg bericht dat er
een man op me staat te wachten bij het hek
van de groeve. Hij laat me een foto zien en
zegt: 'Kent u die?' Ik kijk en zeg: 'Meneer,
duizenden en duizenden mensen zijn hier
geweest. Pijnig me niet.'
Hij laat een brief zien. 'Wil die eens lezen'.
Daar staat in: 'Ik ben de dochter van Marja.
Ik ben geboren 4 oktober 1957. Ik weet van
af onlangs dat u mijn natuurlijke vader
bent. Graag zou ik u beter leren kennen'.
Wat er dan in mijnen kop is omgegaan, dat
is ongelooflijk. Dat is het schoonste wat ge
kunt meemaken. Maar, hoe moet ik dat
thuis zeggen? Mijn vrouw leeft voor haar ge
zin. Ze realiseert zich dat het voor haar tijd
gebeurd is, want we zijn in 1959 getrouwd.
Nou, zegt ze, volgende week ben ik jarig,
dan mag die dochter ook komen. En zo heb
ik haar gezien. Ze komt binnen, ik zag me
zelf terug. Wat mij kwetste was, dat ze ge
zegd hadden dat ze een hoerenjong was. Ik
zei: nee, ge zijt gemaakt uit liefde."
Verhaal 3
Ik zou nergens anders kunnen wonen. Ik
leef hier met alles wat me lief is, ook
met de dood. U vraagt, zou u nog willen
verhuizen? Ik zal verhuizen, naar het kerk
hof En dat is allemaal al geregeld. Mijn
grootmoeder, die hier in dit huis heeft ge
woond, ligt op het kerkhof begraven. Tien
jaar geleden heb ik al gezegd: ik wil op het
graf van mijn grootmoeder rusten. Ik heb
toen een gietijzeren kruis gekocht, in het
fond, zodat het niet roest. Dat heb ik op het
graf gezet. Omdat ik niet wil, dat er na mijn
dood iets gedaan wordt, wat ik niet wil, heb
ik er ook een grafsteen op gelegd. Het is een
betonnen plaat waarop stukken rots uit de
groeve zijn gemetseld. IJzeroer, afgezet met
IJsselmoppen. In Saeftinge heb ik wel eens
een oude, blootgespoelde doodskist gevon
den. In zo'n soort kist wil ik wel liggen,
dacht ik. Van een balk van een steiger in
Liefkenshoek, die ik zelf heb gedisseld - met
de hand gekapt - heb ik planken laten za
gen. Steekt u die in elkaar en maakt er mijn
kist van, heb ik gezegd. Die staat dus klaar.
In Saeftinge ben ik wel eens restanten van
een oude bewoner van het schorrengebied
tegengekomen, die op riet begraven lag. Ik
heb een bussel riet uit het gebied gehaald
en daarop wil ik liggen, in die kist. Ik heb
een brief geschreven waarin alles staat, wat
ik verder wil. De kist moet op deze tafel
staan, hier in deze kamer. Met een koeling.
Tot ze me naar het kerkhof brengen. Leven
met de dood. Het hiernamaals, daarvan wil
ik niks weten. Op het doodsprentje staat:
'Als u dit leest, ben ik er niet meer'."
Verhaal 4
Een triestig verhaal, 8 juli 1968. Mijne
buurman kwam langs, Richard zei
hij, ik ga morgen met onze [o naar
het schor. Hij wordt elf jaar, ik heb hem een
visstok gekocht. Robert, zeg ik, kijk goed
uit, het is morgen springtij. Zelf ging ik niet,
het was geen weer, het was te koud. Hij is
naar Saeftinge gegaan. Om een uur of drie
wordt er aan mijn deur geroepen: het schor
staat onder water en er zitten nog mensen
op. Dat is Robert, zeg ik. Twee vermisten,
Ge moet onzen Lieven Heer van het
kruis lezen, en zorgen voor een
georganiseerde zoektocht
we gaan zoeken. Om een uur of vijf zie ik
een laarsje boven komen, ze trekken eraan,
het is Jo. Het was zijne verjaardag. Als ge
dat ziet, een kind levenloos uit het water,
dan wordt ge woedend. Dan vervloekt ge
dat gebied. Robert bleef vermist. Op zondag
ging de mis uit en kwam ik de koster tegen.
Hebt ge onzen dorpsgenoot al gevonden,
vroeg hij. Ge moet onzen Lieven Heer van
het kruis lezen, heb ik geantwoord, en zor
gen voor een georganiseerde zoektocht. We
hebben gezocht met een honderd mensen.
Ze hebben de put afgetast, geprikt met een
stok met een weerhaak en daar zat op een
gegeven moment een stukje van Roberts jas
aan. De put was al een meter verzand, hij
kwam pas drie dagen later boven. Hij is in
een plastieken zak gedaan en begraven. Na
zoveel jaren is dat graf al geruimd, daar
praat niemand meer over. Zeker, de verha
len verdwijnen met u."