Niet trainen maar voelen Óm vm&aat - Hew omwaai 25 Donderdag 29 mei 2008 Hf door Jan van Damme fotografie Martine Stig Het is maandagochtend. FC Utrecht heeft de dag ervoor klop gekregen. Het trai ningsveld ligt er nog verlaten bij. In de kantine een clubje gepensioneerden dat tot het meubilair van de club behoort. Hé Willem... Hé mannen. De week moet nog beginnen. Trainer Willem van Hanegem maakt zich op voor een televisieopname. En hij moet nog een krantencolumn schrijven. Inspreken, beter gezegd. Vorig jaar verscheen er een vuist dikke biografie. Geschreven door voetbaljournalisten, Hugo Borst, Johan Derksen, Matty Verkamman en anderen. Zij zet ten Van Hanegem op één lijn met Johan Cruijff en bombarderen hem zo tot één van de meest legendarische voetballers van Ne derland. Links op het middenveld. Een wor king class hero, geliefd van Groningen tot Cadzand. In zijn gloriejaren voetbalt hij bij Feyenoord en AZ. Na een Amerikaans intermezzo bij Chicago Sting volgen nog productieve jaren bij Utrecht en weer Feyenoord. Daarmee beëindigt hij zijn profcarrière, die van 1966 tot 1983 loopt. Hij gaat verder als trainer, bij veelal dezelfde clubs als waar hij heeft ge speeld: Feyenoord, AZ, Utrecht en Sparta. Het uitstapje naar Al-Hilal in Saudi-Arabië - seizoen 1995-1996, samen met Lex Schoen maker - is een avontuurlijk tussendoortje. Van 2002 tot 2004 is hij assistent van bonds coach Dick Advocaat. Voor voetballend Nederland staat hij be kend als de Kromme. Kromme benen, krom me rug, kromme ballen. Een spelbepaler, die ook als het even tegenzit zijn ploeg overeind kan houden. Met Feyenoord wint hij in 1970 de Europacup in een heroïsche strijd tegen Celtic. Als hem nu in een televisieprogram ma gevraagd wordt naar een mooie pass of doelpunt, komt hij met een interland op de proppen. In het fragment zie je hem naar rechts kijken, heel zijn lichaam zegt dat hij die kant op gaat schieten. Als zijn voet de bal raakt, vertrekt die precies de andere kant op, waar Rensenbrink vrij staat, een voorzet geeft en goal! Ja, zo eenvoudig kan het zijn. In die beelden zie je precies wat hij bedoelt als het over voetbal gaat. De trainer van FC Utrecht heeft het nog altijd over elkaar aan voelen en speelruimte. „Ik vind, als je voetbalt en je speelt een bal, dan moet daar een bedoeling achter zitten. Het is niet van ik speel naar hem en hij moet maar kijken wat 'ie ermee gaat doen. Nee, dat moet ergens gaan komen. En daar Met Piet Keizer, Cruijff, Hovenkamp of dat soort gasten had ik zo'n band. Dat ging allemaal automatisch heb je een aantal stations bij nodig en die moeten hetzelfde voelen en hetzelfde zien. Vroeger, wij hoefden nooit naar elkaar te kij ken, we wisten gewoon wat we moesten doen. Jij was daar bezig, terwijl je voelde dat die ander op dat moment daar ging. En dan kon je hem ook gewoon spelen. Hoefde je niet eens te kijken, speelde je hem blinde lings weg. En hij wist ook gewoon wat hij moest doen. In het begin was dat moeilijk, liep je medespeler terug terwijl jij dacht dat 'ie nog ging. Het leuke van het spel is als de verdediger denkt: dat kan hij nooit zien. Met Piet Keizer, Cruijff, Hovenkamp of dat soort gasten had ik zo'n band. Dat ging allemaal automatisch, was geen kwestie van trainen, maar voelen. Tegenwoordig hoor ik weer zeggen dat er geen ruimte is op het veld. Maar het veld is net zo groot als vroeger en er lopen net zoveel mensen. Je kunt je eigen tijd en ruimte creëren. Dat kan. Het hangt vaak af van het moment. Als ik denk, ik ga diep en loop drie meter weg en jij denkt, hé hij gaat diep en stapt drie meter weg, heb ben we opeens een verschil, een ruimte van zes meter gecreëerd." Nergens een spreekkamer vrij op het trai ningscomplex. Dan maar in de bestuurska mer, een met een schuifwand van de kanti ne afgescheiden zaaltje. Een lange tafel, veel glas met uitzicht op het trainingsveld. Sfeer, nou ja, misschien als er flink wordt gedron ken. Zijn naam verraadt een band met Zeeland. Nergens kom je zoveel Van Hanegems tegen als in Breskens. Vissers, vooral. Willem van Hanegem wordt geboren op 20 februari 1944. Zijn vader Lo was garnalenvisser. Het verhaal heeft onderhand mythische propor ties gekregen. Toen geallieerde bommen op 11 september 1944 Breskens bijna van de kaart veegden, kwamen er 199 Bressiaanders om. Tijdens de bommenregen redde vader Lo het leven van de negen maanden oude Bennie de Pauw door over hem heen te gaan liggen. Zelf werd hij dodelijk getroffen door een granaatscherf. Ook broer Izaak overleefde het bombardement niet. Zijn moeder, Anna van Grol, leerde na de oorlog Gerrit Lubbers kennen, die aan de we deropbouw van Breskens meewerkte. In het voorjaar van 1946 pakte ze haar boeltje en volgde hem naar Utrecht. Ze trouwden niet, maar Gerrit werd wel de vader van het ge zin. Zo kon de jonge Van Hanegem een Utrechts straatvoetballertje worden, dat al snel opviel met zijn sterke linkse been. Breskens bete kende voortaan vakantie. „Er zitten nu nog neven en nichten. Je hebt verder een tak, waar Van Hanechem met ch wordt geschre ven. Ook familie, schijnt het. Die ch kwam volgens mijn moeder, omdat ze overdreven blij waren als er een kind werd geboren en half dronken waren als ze het gingen aange ven. Een broer van mijn moeder woonde in het noodplan, dat na de oorlog was neerge zet. Bijna elke zomer waren we daar. Meer dan strand had je er niet. Beetje duiven van gen, dat deden we ook wel. Bij de haven had je die silo en je had ook nog mooie zo mers en dan ging je met een busje water dui ven vangen. Er kwamen hele vluchten over, die beesten hadden honger en dorst. Hup in een mand, alle familieleden waren duiven melkers dus die hadden van die mandjes. Je verkocht ze aan een of andere slager in Groe- de, voor vijftig cent. Dat ze geringd waren, was geen probleem." Visserij, de zee, hij had er weinig mee. Als kind ging hij wel eens mee op een vissers boot. „Vanaf de duinen zag je ze binnenko men. Mooi, dacht ik dan, de Schelde vlak, de vissersboten. Mijn neefjes voeren op zo'n boot, ik wilde wel een keertje mee. Voor we buiten waren brak er al een V-snaar, dus de motor stopt. Shit, dat heb ik weer, dacht ik. Zijn we net buiten, krijgen we een wind van heb ik jou daar. En ik maar de hele tijd naar de vuurtoren blijven kijken. Ging ik naar be neden. Daar zaten ze allemaal te eten. En toen begon die boot te kraken! Weer naar boven, want als die boot uit elkaar knalt. In de ingang van de kajuit, al dat water over me heen. Ik zou wel overboord willen sprin gen, dat gevoel. Gelukkig brak er een of an dere stang, waar die netten aanhingen, wa ren we gelukkig eerder binnen. Ik heb de he le verdere dag tegenover het café De Or geldraaier in het gras gelegen, bij de muziek tent. Ziek, zo ziek." Bressiaanders wordt vaak een zekere anti-au toritaire mentaliteit toegedicht. Vissers, vrije jongens, veel geld. Het is typisch zo'n onder werp waar Van Hanegem niet eens een ge dachte aan wil wijden. „Angst voor autori teit", zegt hij, „heb ik niet. Ik heb me nooit beziggehouden met hoe ze zich in Breskens gedragen. Dat zal me een rotzorg zijn. Je mag gewoon zeggen wat je wil. Dat is nor maal toch. Als iedereen zegt wat 'ie vindt, heb je ook geen problemen. Je kan wel zeg je moet het in je hebben, ik kan een koe nu eenmaal geen touwtje leren springen gen, geweldige vent, maar als ik daarna zeg dat ik het een koekenbakker vind, waar slaat dat op? Zeg dan maar gewoon dat je hem een koekenbakker vindt." Van Hanegem maakte naam met zijn vaak nogal onorthodoxe optreden op het veld. Scheidsrechters waren lang niet altijd van hem gecharmeerd. In 1972 werd het systeem met rode en gele kaarten ingevoerd. Willem van Hanegem staat in de boeken met de eer ste gele. Uit de tijd dat Kuiphof nog de televi- siestem was stamt de scène, dat de midden velder net doet, of hij keihard een bal gooit naar de scheidsrechter, die in een reflex weg duikt. „Een grapje, tegen Barcelona", herin nert hij zich. „De scheidsrechter was een Oost-Duitser, geloof ik. Die dacht echt dat ik een bal op hem wilde gooien en dook hele maal in elkaar." Pensioen, nog zo'n onderwerp dat niet in goede aarde valt. Werken met spelers is het mooiste wat er is. Trainerschap is wat hem betreft niet aan een bepaalde leeftijd gebon den. „Ik zie mezelf ook niet als een trainer. Ik ben gewoon een liefhebber van het spel. Trainers zijn over het algemeen gestoorden, heb ik het gevoel. Omdat ze zichzelf alle maal heel erg belangrijk vinden. Het stelt he lemaal niks voor. Ie moet die jongens wel wat leren, maar dat moet je niet overdrijven. Je moet het in je hebben, ik kan een koe geen touwtje leren springen. Ik heb nu vrij veel jonge spelers erbij gehaald in wie ik wat zie. Vijftien, zestien jaar, als ze maar goed zijn. Het kromme is: ze willen vanaf hun achtste of tiende voetballer worden, dan worden ze het, gaan ze in een stadion spe len en worden ze bang. Dat is iets wat ik niet begrijp. Ze doen iets wat ze geweldig vinden, krijgen veel aandacht, lopen de hele dag buiten, zien de hele wereld als ze bij een beetje goede club zitten en krijgen nog goed betaald ook. Dat is toch het mooiste wat je kunt hebben?" MPüüiii

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 101