NI
5 spectrum
Je kon het allemaal weten
RUDEN RIEMENS FOTOGRAFIE
van goeden huize
PZC
Zaterdag 10 mei 2008
"adat ik met mijn jongste kleindochter,
achttien maanden oud, een hele och
tend meizoentjes, ook wel madeliefjes
genoemd, had geplukt en we zelfs een
enkele paardebloem blaadje voor blaadje hadden
gedetermineerd, om ons bezoek aan het Amster
damse Beatrixpark te besluiten met het jatten van
een blauw viooltje uit de plantenbak van de ge
meente, en ik mijn vermogen tot bukken tot aan
de pijngrens had verbruikt, viel zij in een diepe
slaap.
'Ompa', noemt ze mij. Papa, mama en opa heeft
ze onder de knie, maar met grote hardnekkigheid
blijft ze mij ompa noemen. Ik vind het best. Ik
ben bij mijn kleinkinderen achtereenvolgens oma
beer, oma moes, oma marjan, en nu ook ompa.
What is in a name.
Wanneer het kleine meisje door haar vader vóór
op de fiets weer is afgevoerd, strek ik mijn rug en
lees gefascineerd het kleine boek van Jan de Har-
tog 'Herinneringen aan mijn moeder'. Zijn vrouw
Marjorie, tevens zijn redacteur, vond het manu
script na zijn dood tussen zijn papieren en aan
haar danken wij het, dat dit bijzondere verhaal
van de Hartog over zijn ouders en zijn directe be
trokkenheid bij de dood van zijn moeder nu kun
nen lezen.
Jan de Hartog, ik vrat in mijn puberteit zijn dikke
pillen: Hollands Glorie en Gods Geuzen. En ook
dit postuum uitgegeven kleine boek las ik nu, zo
veel jaren later, ademloos uit. De beschrijving van
de ontmoeting tussen zijn ouders, het portret van
zijn moeder gekleed in een blauwe shantoeng jurk
met manchetten van witte kant, zittend onder een
bloeiende kersenboom in de boomgaard is verruk
kelijk.
En daar komt zijn vader, twintig jaar ouder. Vol
gens zijn moeder een enorme man, die 'met grote
vaart op een damesfiets door het hek reed en slip
pend op het grind tot stilstand kwam'. Voor op
die fiets zat zijn paraplu in een tennisracketklem
op de vork gestoken, een rol pianomuziek op de
bagagedrager gebonden, op zijn hoofd een grote
slappe zwarte hoed.
Een van de mooiste getuigenissen in dit boek is
het verslag van de bijeenkomst in de Rai, in 1933.
Zevenduizend mensen hadden zich verzameld,
agressieve NSB-ers in zwarte hemden vielen de be
zoekers lastig, op straat begonnen ze te vechten.
Het publiek was merendeels joods.
Dan: zijn vader beklom het podium. Jan hield zijn
hart vast. Zijn vader hief zijn rechterarm omhoog
in de nazigroet. Het rumoer onder het publiek ver
stomde. Zijn vader: „Zo groeten de barbaren u:
'Heil Hitier'."
Toen bracht hij ook zijn linkerarm langzaam om
hoog, in een zegenend gebaar. Hij zei: „Maar zo
groeten wij christenen u: 'Heil Israël!"'
Er brak geweldig tumult los. En zijn vader stond
daar maar, terwijl Jan bevend naar hem zat te sta
ren.
Langzaam bedaarde het publiek en toen hield zijn
vader een toespraak, die bij veel mensen in het ge
heugen is blijven hangen.
Toen ik dit las, dacht ik aan mijn moeder, die woe
dend tegen een tante die met vakantie naar Duits
land ging in de jaren dertig, riep: „Daar kan je niet
naar toe. Daar zit Hitier, een fascist!" En ik denk
ook aan al die mensen, die beweerden dat ze daar
helemaal niets van wisten...
Morgen ga ik weer naar het park om met mijn
kleindochter madeliefjes te plukken.