Gedrenkt in kaal en
koud schemerlicht
spectrum 4
Topsport van
het schuifelen
Gekookte vingers
PZC
Zaterdag 10 mei 2008
door Jaap Coedegebuure illustratie Martien Bos
Telkens wanneer ik iets
van Allard Schroder lees,
word ik verplaatst naar
een naamloze straat in
een naamloze nieuw
bouwwijk aan de rand van een naam
loze stad. Het is er doodstil, op het
spel van een handjevol kinderen na.
Genadeloos, want het kost nu een
maal niets, giet de zon zijn scherp
blikkerend licht uit over rechtvaardi
gen en onrechtvaardigen. Dan komt
een man de hoek om. Niemand weet
wie hij is, maar in de paar minuten
dat hij de huizenrijen tussen num
mer 1 en nummer zoveel passeert,
wentelen de levens van de buurtbe
woners zich een halve slag in de rond
te.
Wie bovenstaande anekdote herkent,
weet inmiddels dat ik Allard Schro
der associeer met Martinus Nijhoff
de dichter van Het Uur U. Net als Nij-
hoffs doodgewoon ogende, maar in
feite onwezenlijke wereld, zijn Schrö-
ders verhalen doortrokken van een
merkwaardige mengeling van reali
teit en droom. De personages lijken
normaal, maar nog voordat we met
hen ook maar enigszins vertrouwd
zijn geraakt, staat hun bestaan én dat
van ons uit het lood.
Op de hierboven geformuleerde regel
vormt Schröders nieuwe roman De
econome geen uitzondering. Al vanaf
het begin tekent zich dwars door
de dunne laag van het hier en nu,
een even vreemde als ondoor
grondelijke werkelijkheid af Op
een stomend hete namiddag
rijdt het kekke jonge zakenvrouw-
tje Linde Wielantz te midden van
een fde haar woonplaats in. In
een ongewone opwelling stopt
ze voor een jongeman die mid
den op een brug staat te liften.
Hij maakt zich bekend als Silbe-
ring, een voor- dan wel achter
naam die achteraf beschouwd
nog het minst merkwaardige
aan hem blijkt te zijn.
Vanwaar hij stamt, waarheen hij
op weg is en wat hij doet: Linde
krijgt er geen hoogte van. Ook niet na
dat ze hem nog een aantal keren
heeft ontmoet. Silbering wekt de in
druk van gene zijde te komen. Zijn
verschijning is zo kortstondig dat hij
zelfs geen schaduw werpt. Aan het
slot van de roman wordt zelfs gesug
gereerd dat hij enkel in Lindes ver
beelding heeft bestaan.
Voordat we met die ontknoping wor
den geconfronteerd, moeten we sa
men met de hoofdpersoon gissen
naar het hoe en waarom van de mis
sie die Silbering in Lindes leven ver
vult. Dat zijn komst ontwrichtend
werkt, is onmiskenbaar. Linde voelt
haar ambitie en werklust wegsijpelen,
wordt stilaan bekropen door een ge
voel waarin verveling en walging om
voorrang strijden en heeft het idee
dat ze niet langer in haar wereld past.
Ze geeft uiteindelijk toe aan de im
puls die haar zuidwaarts laat rijden.
Ze belandt in een kuuroord in Beie
ren, de 'Heimat' van operacomponist
Richard Wagner. Voor hem koester
de haar vader zo'n bewondering, dat
hij haar Sieglinde noemde, naar de
vrouwelijke helft van de overspelige
tweeling uit de opera Die Walküre.
Tijdens haar verblijf in het Beierse
dorp krijgt Linde de nodige signalen
dat ze is beland in een dodenrijk. Po
gingen er weg te komen, lopen aan
vankelijk op niets uit, wat vooral te
wijten is aan de passiviteit die haar
steeds sterker in zijn greep krijgt.
Wanneer ze dan uiteindelijk is terug
gekeerd tot de werkelijkheid, vindt ze
zichzelf terug in een ziekenhuisbed.
Neergeslagen door een onbekende en
bewusteloos aangetroffen in de berm,
luidt de lezing van het politierapport.
Merkwaardig genoeg had ze zichzelf
daar van te voren al zien liggen, op
een dvd die Silbering haar had meege
geven.
Eenmaal weer thuis is Linde haar ge
moedsrust finaal kwijt. Haar oude per
soonlijkheid trouwens ook. Vrienden
van vroeger krijgen het van haar ver
schijning op hun heupen. Ten goede,
maar vaker nog ten kwade. Ze reage
ren op haar als was ze een vampier of
een spook. Tegen wil en dank, maar
zonder noemenswaardig verzet, laat
ze zich door de af en toe opduikende
Silbering meelokken naar een twee
de, ditmaal definitieve dood.
Zoals gezegd is De econome een echte
Allard Schroder. Dat wil zeggen, een
mythische vertelling, die net als Raaf
(1995) en Favonius (2005) gedrenkt is
in het kale en koude schemerlicht dat
je aantreft op de surrealistische schil
derijen van Nijhoffs Italiaanse tijdge
noot Giorgio de Chirico. De sfeer is
een mix van de al genoemde Wagner
en de films van David Lynch Twin
Peaks, Mulholland Drive), met, in de
kuuroordepisode, een vleugje Hotel
California.
De opzettelijk mat en afstandelijk ge
stileerde verteltrant, die hier en daar,
ongetwijfeld niet minder opzettelijk,
doorschiet naar de romantische edel
kitsch, sluit daar bij aan. Het enige
slechte dat je van De econome zeggen
kunt, is dat je met zo'n type roman al
snel het risico loopt in een maniertje
te vervallen. Hopelijk weet Schroder
zich, net als zijn magisch-realistische
geestverwant Bordewijk, tijdig te ver
nieuwen voor het zover is.
[J] Allard Schroder: De econome. Uitgeve-
rij De Bezige Bij. 195 pag. 18,95 euro.
Allard Schroder
Dit veld moet wel een slaapzaal zijn
voor honderd meter lange reuzen:
zandbedden reiken van de heg
tot aan de bramen langs het pad.
Ze werken niet, ze hangen 's nachts
geen hemd of broek aan onze linden,
ze liggen maar, voor lijk.
Melde springt op, als luis uit oude dekens.
Ze steken witte vingers op
en dan zet jij het mes erin.
Dit is mijn bord: hun duim, hun pink
met ham en ei en nootmuskaat.
]e leest geen sprookjes voor, je dient
gekookte reuzen dampend op.
Jos Versteegen (geb. 1956)
door Mario Molegraaf
Ik ken een man van 76 wiens moeder nog
leeft. Het lijkt een grap, alsof de bejaarde
zoon een kind bleef En ook alsof de moeder
is ontsnapt aan haar lot. Want moeders ho
ren te sterven vóór hun zoons, vóór hun doch
ters. Tegelijk mogen ze nooit dood. De wreedheid
van het onvermijdelijke. Dat is de pijn waarvan
)os Versteegen getuigt in Slapen bij een warme
man.
Eerst de steek in naakte huid. Daarna de
wond die heelt. Het overzicht waardoor je heden
en verleden gaat verbinden. Ie moeder begraven
is óók je jeugd begraven. Een eredienst voor en
van herinneringen. Gekookte vingers is zo'n herin
nering. Alleen de grootste groentehater kan ont
gaan dat er in het gedicht asperges worden gege
ten. Opmerkelijk is dat de beslissende term uit
blijft. Een aspergegedicht zonder dat het woord
asperge valt, en vooral ook zonder dat je het
woord asperge mist.
Het is een methode waarvan Versteegen
zich vaak bedient. Deze gedichten zijn een af
scheid, maar bij nader inzien wordt nergens ge
zegd dat zijn moeder dood is. Sterker nog, ze
wordt nooit als moeder aangeduid. Ze is in het as
pergegedicht en in alle andere gedichten een jij.
Ze kookt niet alleen asperges, ze steekt ze ook, en
ze kweekt ze op reusachtig lange bedden. Een
moeder, een vrouw, een boerin. 'Vol onheuglijke
tijden', zoals de dichter het noemt, want in haar
leeft ook het voorgeslacht voort: 'Ze kijken door
je ogen, werken in je vingers'.
Het indrukwekkendst wordt Versteegens
poëzie als hij géén indruk wil maken. Hij schrijft
over de aftakelende geest van zijn moeder: 'Je
doet de winkeldochters van je geheugen steeds
cadeau aan wie je lakens komt verversen'. Over
haar vervallende lichaam: 'De topsport van het
schuifelen'. Hij schuifelt mee in deze gedichten.
Geen parade of fanfare, maar ook snik en traan
zijn bedwongen. Dat eerbetoon zo kan klinken.
Of eigenlijk, al blijven ook dergelijke woorden
uit, is het een liefdesverklaring aan zijn moeder,
aan alle moeders. Het moederdagboek van het
jaar.
|g Jos Versteegen: Slapen bij een warme man
56 pag., 14,90 euro,
Nieuw Amsterdam, Amsterdam.