Leven voor de schoonheid
7 spectrum
'Ik werd bij een Chinees gestopt die tussen de eilanden in thee handelde'
PZC
Zaterdag 15 maart 2008
door Ondine van der Vleuten
foto Mechteld Jansen
Pol Ingen-Housz, telg uit een vooraanstaande patriciërsfamilie, leerde al jong de betrekkelijkheid van
geld, status en carrièremaken. Hij ging zijn eigen weg en zocht de schoonheid in het leven bij mensen,
natuur, architectuur en muziek. „Mijn droom was, de mensen iets moois te geven." Dat deed hij, ook
in Zeeland, waar de architect in 1990 kwam wonen.
Paul Ingen Housz zag in 1926
het levenslicht in villa Sonne-
huis, fraai gelegen aan de
Zandberglaan in Teteringen,
bij Breda. Zijn vader was pro
curatiehouder bij de familiebank Ingen
Housz, die in de crisisjaren fortuin ver
loor aan Russische staatsobligaties. Pol
zelf merkte daar weinig van. Hij groei
de beschermd op en genoot van zorge
loze jaren. „Vader ging met ons kano
ën in het bos, we speelden samen voet
bal en bezochten de wedstrijden van
NAC. 's Avonds kwamen prachtige pla
tenboeken op tafel over vreemde lan
den, over schilderkunst en bouwkunst.
Hij kon beeldend vertellen en wij kin
deren dronken zijn verhalen in." Ook
aan zijn schooltijd op de kostschool St.
Louis in Amersfoort bewaart hij goede
herinneringen.
De oorlog begon met bomscherven op
de binnenplaats van de school. Alle
kinderen moesten terug naar hun
ouders en ook Pol keerde terug naar
Breda. Daar voltrok zich die zomer een
persoonlijke tragedie. „Kennissen van
ons hadden een bosperceel met een
tennisbaan. We hadden les van de En
gelse tenniskampioene Jenny Butter.
Toen de avond viel, barstte een on
weersbui los. We fietsten met zijn
raids van de Engelsen tegen de Duit
sers. In 1942 werd ons huis in beslag ge
nomen en moesten we weer verhui
zen, deze keer naar een heel klein rij
tjeswoninkje in Voorburg. We hadden
een piepklein kacheltje, waarin we het
hele tuinameublement opstookten, 's
Nachts sliepen we met een bivakmuts
op tegen de kou. Aan de wand hing
een grote stafkaart, waarop mijn broer
en ik bijhielden hoe de veldslagen in
Rusland verliepen."
Op zolder stond een wasmand waarin
een radio verstopt zat. Daarmee luister
de het gezin naar Radio Oranje. In de
hongerwinter woog Pol nog maar 46
kilo. „Mijn broer verzamelde de schil
len van de bieten die we aten en eens
per week ging hij met een plunjezak
vol op weg om die te ruilen voor een
half litertje taptemelk. Moeder ver
kocht alles wat nog enige waarde had,
of liep kilometers om iets te ruilen
voor eten. Om dan als ze huiswaarts
keerde, vaak nog beroofd te worden
van het beetje dat ze had weten te be
machtigen. In een wanhoopspoging be
sloot ik naar mijn kostschoolvriendje
in Sassenheim te lopen om aan voed
sel te komen. Met zijn adres in mijn
zak viel ik langs de kant van de weg
flauw. Zo vond de familie Van Reisen
makers; prachtfiguren! Het heeft mijn
kijk op mensen veranderd. Reuze hu
mor en solidariteit hadden die."
Pol zat bij het Indisch Instructiebatal
jon. „Wij moesten officieren en onder
officieren die naar Indië moesten, de
monstreren wat de bevelen inhielden.
Je had allemaal je rol, met neppistolen
en dergelijke. Ik was doodvallen Dat
deed ik zo geweldig, dat vonden ze
prachtig, met gejammer en gekrijs en
gegrijp naar je hart, krampachtige be
wegingen op de grond! Ik was een ech
te toneelspeler."
In januari 1949 zwaaide Pol af en
in mei stapte hij op de vracht
boot naar Indië, zoals zoveel jon
gens van zijn leeftijd, die vanwe
ge de oorlog de opleiding niet
voltooid hadden of domweg geen geld
hadden. Zijn eerste baan was bij Inter-
natio, een handelsmaatschappij in tro
pische producten. „Ik werd bij een Chi
nees gestopt, Ong Ke Seng, die tussen
de eilanden in thee handelde, en
moest de inkoopbonnen overschrijven
in enorme boeken. Saai werk. Maar ik
had geluk: ik werd overgeplaatst naar
Semarang. Daar werd ik geacht me te
verdiepen in de kapokhandel. Vracht
brieven, jaarstukken, certificaten van
allen terug, maar vader raakte achter
op. Ik herinner me dat ik een boter
ham zat te eten, toen kapelaan Wol-
ters binnenkwam. Vader was achter
ons getroffen door de bliksem en dood
neergevallen."
De bank verschafte een klein nabe-
staandenpensioentje. Heel mooi, voor
die tijd, maar toch een achteruitgang.
Het gezin verhuisde naar Den Haag,
waar Pols moeder nog een tweelingzus
had wonen. Pol werd ingeschreven op
het Aloysiuscollege, waar de paters
hem een gedegen opleiding gaven.
Daarnaast was er alle ruimte voor
kunstbeoefening en voor sporten als
voetballen en zeilen. Moeder huurde
een piano en Pol kreeg een lerares,
Roosje Driessen. „Wat voor die tijd
heel bijzonder was: de laatste tien mi
nuten van de les leerde ze mij jazz-ak-
koorden. Met vriendjes vormde ik een
band. Zo vergat je nog eens de grauw
heid van de oorlog. Zo nu en dan ving
iemand een Amerikaanse song op en
die werd dan als een lopend vuurtje
van de een naar de ander doorgege
ven."
De oorlogstijd in Den Haag was zwaar.
„Er was gebrek aan alles. We zaten
vlak bij de kazerne op de Waalsdorper-
vlakte. 's Avonds in bed hoorde je de
bommen vallen, de glasscherven.
Steeds was er die spanning van de
mij, toen ze met hun boerenkar langs
reden. Ik werd op de wagen gehesen
en meegenomen naar hun boerderij.
Ze kweekten bollen en hadden enorm
veel land. Van hun rijkdom deelden ze
gul met anderen. De tafel zat altijd vol
mee-eters. Ze noemden mij d'n opvre
ter. Ik bleef er tot eind 2945. Ze hebben
niet alleen mijn leven gered, maar ik
had er een prachtige tijd. Niet in het
minst vanwege hun piano."
In t946 deed Pol eindexamen hbs. De
volgende stop was Delft, voor een stu
die bouwkunde. „Dat wou ik al heel
jong, geïnspireerd door mijn vaders
verhalen. In de derde van de hbs had
den we een boekje, dat ging over twee
jongens die in Parijs rondreden, met
allemaal beschrijvingen van die gebou
wen. Een van die jongens riep: Oh! Je
serais architect! En dat riep ik ook.
Mijn droom was, de mensen iets
moois te geven. Maar na drie maanden
al moest ik van school om in dienst te
gaan."
Op ri december meldde
hij zich bij de barakken
van het Prinses Juliana-
kamp in Westduin.
„Het viel me alles mee.
Enig vond ik het. Jongens uit het volk,
dat kende ik helemaal niet! Kaaiwer
kers, verhuizers, banketbakkers, fietsen
oorsprong, verzeringspapieren: ik
moest het allemaal klaarmaken. Maar
het was absoluut niets voor mij. Ik ben
totaal niet zakelijk ingesteld en wilde
scheppend bezig zijn. Tekenen, schrij
ven, muziek maken! Op zeker mo
ment zei mijn directe chef Ingen
Housz, het wordt niets met jou. Ik
mocht weg, terug naar Nederland, met
de Willem Ruys."
Pol ging direct terug naar zijn oude lief
de: architectuur. „In Den Haag volgde
ik de hts Bouwkunde en ik slaagde,
met heel goede cijfers. Dolgelukkig
was ik." In de jaren die volgden, leerde
Pol de moderne architectuur kennen
en appreciëren. Daarnaast studeerde
hij aan de Academie. „Rietveld gaf op
de Academie gastcolleges. Grote man
nen als Corbusier en Franklloyd
Wright bezielden me. Een wereld van
schoonheid ging voor me open."
Na zijn opleiding vormde een hele
reeks architecten zijn leerschool. „Op
zeker moment ben ik in dienst geko
men bij de grote architect Wijdeveld,
toen tachtig jaar oud. We waren bevlo
gen tot het uiterste. Maanden bivak
keerde ik met mijn tekentafel in het
huis van Freddy Heineken in Noord-
wijk, toen in aanbouw."
Een aantal jaren probeerde Pol het als
ambtenaar, als stedenbouwkundige
voor de gemeente Oss. Het was geen
succes. „Weliswaar heb ik toen enkele
woonwijken ontworpen die ik wel ge
slaagd vind, maar ik paste niet in de
wereld van rapporten schrijven en le
zen. Ik wilde tekenen."
In dezelfde tijd leerde hij de liefde van
zijn leven kennen. „Marie-José had een
kamer in het huis waar ik voor een va
kantie in Scheveningen ook een kamer
huurde. Ik was in één klap verloren.
Zij was mijn wonder. Zoveel inhoud,
zoveel verrassingen. Zuinig en een ge
weldige moeder."
Een jaar na de geboorte van hun zoon
bleek dat Diederik ernstig gestoord
was in zijn ontwikkeling. Het gevolg
van medicijnen, bleek later. Pas toen
Pol en Marie-José wisten dat er geen
erfelijke factoren in het spel waren,
durfden zij verdere gezinsuitbreiding
aan. In 1990 betrok het gezin een huis
in Koudekerke. „Wij waren hier in de
kortste keren helemaal gewend. Ik kon
weer vrij ontwerpen, in samenwerking
met een partner die al het zakelijke
voor zijn rekening nam: de opdrach
ten, de financiën. Zelf kon ik me hele
maal op het creatieve richten. Van alle
huizen die ik heb ontworpen, ben ik
het meest trots op die van de laatste ja
ren, hier in Zeeland. Pas vorig jaar ben
ik gestopt, in de zomer dat ik tachtig
werd."
Zeeland was ook voor 'Died' geweldig.
„Alles gelijkvloers. De wind door zijn
haren, zeilend op het Veerse Meer, de
geluiden van klotsend water, de regen
druppels op zijn gezicht en in huis al
tijd muziek. Daar kon hij enorm van
genieten. Maar het was voor ons wel
heel intensief Er kwam een punt dat
we tegen elkaar zeiden: we moeten
aan onze toekomst denken, aan die
van Died en die van ons. Nu zit hij in
een woongroep van Arduin, waar hij
met zorg en liefde wordt omringd.
Died leeft als een baby, harmonieus,
binnen zijn mogelijkheden."
De band tussen Pol en Marie-José is
door de jaren steeds sterker geworden.
„Ik wil haar altijd om me heen heb
ben. En ik weet dat dat gevoel weder
zijds is."
Pol Ingen Housz
- Naam: Paul Cornelis Ingen Housz ('Pol')
Geboren: 6 december 1926, Teteringen
Burgerlijke staat: getrouwd met Marie-Jo
sé; vier twee kinderen
Opleiding: HBS (Aloysiuscollege, Den
Haag) HTS Bouwkunde, Den Haag
- Beroep: architect (in ruste)
Hobby's: piano spelen, tekenen en lezen