30 jaar na militante acties Met 't 12 Donderdag 13 maart 2008 PZC Het 'tijdelijk' verblijf van de Molukkers Het Koninklijk Nederlands-Indisch p- Leger (KNIL) is in 1830 opgericht en bestond uit Indonesische (onder wie veel Molukkers) en Europese soldaten. Doel van het KNIL was om de Indonesische bevolking beter in bedwang te houden. In 1942, tijdens WOII, wordt Indonesië bezet door Japan. Op 8 maart 1942 geven de Nederlandse strijdkrachten zich over. Na de capitulatie van Japan in 1945 probeert Nederland met het KNIL zijn gezag in Indonesië te herstellen. Onder druk van de VS wordt Indonesië in 1949 onafhankelijk van Nederland en is het KNIL niet meer nodig. Op 26 juli 1950 wordt het opgeheven. De regering in Jakarta wil niet dat de Molukse militairen terugkeren naar de Molukken, waar op 25 april 1950 de Republik p, Maluku Selatan (RMS), de Republiek der Zuid-Molukken, is uitgeroepen. Molukse KNIL-soldaten kunnen wel overstappen naar het Indonesische leger. Ca. 4.000 Molukse militairen willen niet in dienst van het nieuwe Indonesische leger. Ze worden deel van de Neder landse Koninklijke Landmacht. In de loop van 1950 gaat Nederland, onder druk van Indonesië, ermee akkoord dat deze militairen (en hun gezinnen) tijdelijk naar Nederland worden gehaald. In totaal gaat het om 12.500 mensen. Den Haag zegt tegen de ex-KNIL-militai- ren dat ze zullen worden ontslagen als ze niet op de boot naar Europa stappen. Na aankomst in Nederland worden de Molukkers alsnog ontslagen omdat de Nederlandse regering hen toch ziet als onderdeel van Indonesië. Dit wordt door de ex-Knillers als zeer vernederend ervaren. De militairen waren naar ons land gekomen in de overtuiging dat het maar voor korte tijd zou zijn en dat Nederland zou helpen bij de onafhankelijkheid van de Molukken. De families worden ondergebracht in aparte woonoorden zoals kloosters, landhuizen, werkkampen en Duitse kampen als Westerbork (Schattenberg) en Vught (Lunetten). De Molukse regering in ballingschap bevindt zich in Nederland en staat onder leiding van ingenieur Manusama. De mogelijkheden voor vrije Molukken worden steeds kleiner. De guerilla-oorlog van de RMS op de eilanden bloedt in de jaren zestig dood. Ondertussen gaat het de Molukkers in Nederland niet goed. Ze krijgen weinig hulp van de overheid, willen niet inte greren en blijven dicht bij elkaar wonen. De werkloosheid is groot. In de jaren zestig en zeventig radicali seert de tweede generatie Molukkers in Nederland. Hun maatschappelijke positie is slecht. Nederland draagt volgens hen mede schuld aan hun situatie en die van de Molukken. In 1966 wordt er brand gesticht in de Indonesische ambassade in Den Haag. In het voorjaar van 1975 is er een mis lukte poging om koningin Juliana te gijzelen. In december van dat jaar zijn er gelijktijdige gijzelingsacties in een trein bij Wijster en het Indonesische consu laat in Amsterdam. In mei 1977 zijn er gijzelingen in een trein bij De Punten een basisschool in Bovensmilde. In maart 1978 is er een gijzeling in het provinciehuis in Assen. Bij de acties vallen in totaal 14 doden, onder wie zes Molukkers. Na 1978 wordt het rustiger. Alleen naar aanleiding van gewelddadigheden op de Molukken in 2000, tussen moslims en christenen, hebben enkele radicale Molukse jongeren nog gedreigd met aanslagen op onder anderen toenmalig premier Wim Kok. Die moest zich van hen hard maken voor een VN-vredes- macht op de Molukken. Het aantal mensen dat afstamt van de Molukkers die in 1950 naar Nederland kwamen bedraagt nu ca. 50.000. Drie generaties van een Molukse familie over het RMS-ideaal van de Vrije Molukse Republiek. Van links naa Het is vandaag precies dertig jaar geleden dat in het provinciehuis in Assen de laatste gewelddadige actie van Molukkers plaatsvond. Drie generaties van een Molukse familie vertellen wat er over is van het oude ideaal van de Republiek der Zuid-Molukken (RMS). Opa, vader en zoon zitten met het hoofd in Nederland, maar met het hart nog altijd op de Molukken. „We zijn besodemieterd. Ons hart doet pijn." door Monique Prins en John Jas Er loopt een traan over de wang van Naboth Ririhena (82). Het mag dan bijna 57 jaar geleden zijn dat hij als ex-KNIL-militair naar Nederland werd verscheept, er zit nog altijd veel oud zeer. Verdriet, boosheid en onzekerheid strijden de eerste jaren om voorrang bij Naboth en de duizenden andere oud-Knillers die ver spreid over het land werden ondergebracht in oude werkkampen en kloosters. „We schrokken van de kou en alle bomen leken wel dood. Direct toen we van de boot kwa men, werd onze militaire titel afgenomen. Wij hadden toch gevochten voor de konin gin? Dat was een trap in de rug. We zijn ons land verloren. Ons hart doet pijn." Molukkers mochten de eerste jaren niet wer ken, spraken de taal niet en kenden hier nie mand. „Rondlopen. Veel meer konden en mochten we niet doen. Ik kon niet wennen aan dit koude land waar de kachels van die enge geluiden maakten. Indonesië leek mo derner. Ik dacht: ik ga terug. Maar niemand hielp ons om de Molukken te bevrijden zo dat we terug konden." Dat de eerste generatie niet openlijk in op stand kwam, komt vooral door de belofte dat het verblijf hier tijdelijk zou zijn. Maar dat tijdelijk verblijf duurt nu al 57 jaar. Pas na drie jaar mochten ex-Knillers werken. Zestig procent van hun loon moesten ze in leveren als compensatie voor opvang.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 12