Frank Sanders over het weerzien met Jos Brink spectrum 6 het laatste Avondmaal PZC Zaterdag 8 maart 2008 Pasen nadert. Daarmee komt ook de herdenking van het Laatste Avondmaal dichterbij. In het besef dat zijn einde naderde, nam Jezus daar afscheid van zijn vrienden. In een drietal interviews vragen we aansprekende landgenoten naar hun idee over hun eigen laatste avondmaal. Stel dat ze zouden weten dat hun einde nadert. Wie zouden ze aan tafel vragen? Vandaag: Frank Sanders, partner van de vorig jaar overleden Jos Brink Frank Sanders (1946) groeide op in Amsterdam. Hij heeft een broer die negen jaar ouder is. Zijn vader was zeeman. Zijn ouders scheidden toen hij nog jong was. Hij volgde de voorloper van de Kleinkunstacademie. Daarna vormde hij met Jos Brink de kern van het cabaret Tekstpierement. Ook thuis werden ze part ners. Vanaf 1979 produceerden ze grote musicals, waarbij de tv-bekendheid van los Brink als een magneet werkte voor een groot publiek. Tien jaar geleden begon Frank Sanders zijn eigen opleiding voor musicaltheater. „Dat werk is nu mijn houvast. Een rooster en een agenda geven richting aan mijn da gen." De naam van Jos staat nog op de deur, maar sinds diens overlijden in augustus vo rig jaar woont Frank Sanders in zijn een tje, in hun huis in de Amsterdamse binnen stad. „Ik ben alleen, maar in mijn hoofd is hij steeds bij me. Zelfs als hij stil in een hoekje zat, was hij altijd zó aanwezig. Daar door lijkt hij hier altijd nog rond te lopen." Eigenlijk heeft Frank Sanders al een vooraf je van zijn laatste avondmaal gehad. Die ene avond, in 1997. Nadat artsen longkan ker bij hem hadden geconstateerd, moest hij stoppen met de musical Zzinderella. De voorstelling verdween uit de theaters, voor de betrokken acteurs was het voorbij. „Het was bij ons traditie het seizoen met de hele ploeg af te sluiten met een etentje. Dat hebben we gewoon gedaan. Gewoon was het natuurlijk niet. Ik stond aan de vooravond van een kuur met bestralingen en chemotherapie. Ze dachten allemaal: die gaat dood. Daarom barstten ze aan ta fel af en toe in snikken uit. Ze zagen het als een afscheid." De kuur sloeg aan. Hij herstelde en stortte zich op het werk voor zijn opleiding. De emoties van die avond in dat restaurant bleven hangen. „Het gaf een verdieping in het contact met de mensen om me heen." Zo'n door het lot en door tijdsdruk ge stuurde verdieping van het contact had hij met Jos ook wel willen hebben. „Die kans was er gewoon niet meer. Toen hij ziek werd, was het meteen zó ver heen, dat de tijd en de kracht ontbraken voor een ver diepend contact. Hij gleed heel snel weg. Binnen vier weken was alles voorbij. Bijna net zo plotseling als een ongeluk. Achteraf gezien, hadden we in de jaren ervoor nog veel meer moeten praten, maar voor die pere gesprekken sloot hij zich meestal af. Voor hem leek het vele werken altijd een excuus om zijn gevoel maar niet prijs te hoeven geven. Hadden we meer gepraat, dan had ik hem willen vragen waarom dat nou zo nodig moest. Alweer een preek beurt, alweer een tv-presentatie, alweer een boek. Hoe hij over de meest persoonlij- Nee, niet in de kamer. Daar zaten we vorig jaar, bij het laatste interview met zijn partner Jos Brink. In de keuken dan maar. Jos lijkt net zo goed mee te luisteren, als we over hem praten. Het gaat over het gemis. Over de leegte. Hoe hij zijn eigen afscheid wil aankleden. Het gaat ook over de dag dat hij Jos weer terug zal zien. Ooit. Waar dan ook. „Ik denk dat we dan meteen weer samen van alles gaan regelen." door Jan Vriend foto Oiederik van der Laan/GPD ke dingen dacht, las ik eerder in zijn boe ken dan dat ik ze uit zijn mond hoorde. Als zijn ziel een enkele keer openging, was het al heel wat. Dan zei hij dat hij gelukkig met me was. Maar over het hoe en waar om had ik nog veel meer willen weten." Had hij met Jos maar zo'n laatste avond maal gehad, zegt hij. „Ik had zo graag nóg dichter bij hem willen zijn, in die laatste fase. Want die periode stond in schril con trast met hoe hij het had bedoeld. In zijn rol van stervensbegeleider heeft hij ande ren tot aan de poort bijgestaan. Zelf moest hij die gang in zijn eentje maken." Daarna draait hij het om: „Zo'n laatste avondmaal is natuurlijk vooral een troost voor de achterblijvers. Om elkaar nog te kunnen zeggen dat het goed was, en om elkaar een laatste hart onder de riem te ste ken. Want achterblijven is moeilijker dan weggaan." Of hij zijn eigen laatste avondmaal mag uit smeren over verschillende avonden. Van wege die behoefte om te praten. „Ik zou het liefst kleine groepjes om me heen wil len hebben. Hooguit drie, vier mensen per avond, en dan groepjes die ook iets met el kaar hebben, zodat het gesprek niet ver zandt in algemeenheden." Die ontmoetingen zijn gewoon bij hem thuis. Over de keuze van de maaltijd en het menu en het koken zelf maakt hij zich niet druk. „Ik zou een restaurant gewoon wat lekkers laten brengen." Op de avond met zijn broer en zijn schoonzus wil hij praten over hun jeugd, Frank Sanders: „Ik geloof niet in God, maar wel in een eeuwig zijn." vroeger thuis. En over moeder, die het in haar eentje moest zien te klaren. Met een paar collega's wil hij het op een andere avond hebben over theater, toen en nu. De volgende dag komen er een paar intie me collega's van zijn eigen Frank Sanders Akademie. „Ik hoop dat ze doorgaan, mocht ik er op een dag niet meer zijn. Ge lukkig zijn er al een paar afgestudeerden die mijn visie op het vak uitdragen. Mocht het onverhoopt misgaan, dan hebben we met dat groepje in ieder geval al iets be reikt. Ook al zijn het misschien maar rim pels in een plas." De laatste avond is voor een paar goede vrienden. Om samen de balans op te ma ken, van het leven. Een positieve balans, vindt hij. „Veel van mijn dromen zijn uit gekomen. Kijk eens wat ik allemaal heb mogen meemaken, en dat voor een homo seksuele jongen uit een gebroken gezin uit het sobere Amsterdam-West. Het begin had alles om een achterstand op te lopen, maar ik ben niks tekortgekomen. Zeker in de tijd dat we de grote musicals deden, was het keihard werken, maar het is ge lukt. Ik hoop dat mijn omgeving er een les uit haalt voor hun kinderen. Een les van: volg je hart, doe waar je goed in bent en probeer daarin zo onafhankelijk mogelijk te zijn." Om jonge mensen aan te moedi gen op hun artistieke weg, richtte hij pasgeleden een fonds op. Er zit geld in dat Jos en hij verdienden, op het toneel. Het fonds keert straks jaarlijks prijzen uit aan jong theatertalenten voor en achter de schermen. „Want ook al hebben we geen kinderen, toch hebben we de behoefte iets na te laten." Het voelt alsof Jos het hele gesprek mee luistert. En mee knikt, als het over hem gaat. Steeds lijkt hij erbij te zijn. Het huis, de inrichting: het was zijn keuze. De kop jes waaruit we drinken, heeft hij gekocht. In alles wat je hier aanraakt, raak je 35 jaar samen. Als het voor Frank allemaal voorbij is, wil hij graag bij Jos worden begraven. Op nieuw bij elkaar. En dan? Is er dan nog iets? „Ik geloof niet in God, maar wel in een eeuwig zijn. Ik heb het idee dat we el kaar daar allemaal weer tegenkomen: Jos en andere verwante zielen. Mijn vader en mijn moeder, bijvoorbeeld. Niet dat we daar allemaal samen op een terras zitten, ik zie geen afgebakende omgeving of tast bare situatie. Ik denk wel dat we weer met elkaar worden verbonden, in een soort vrije oneindigheid. Met Jos ga ik daar eerst een tijd onbedaarlijk zitten lachen, om de mensen die zich hier druk zitten te maken om allerlei onbenulligheden. Want daar konden we samen altijd enorm veel ple zier aan beleven. Ik denk dat we daarna meteen weer samen van alles gaan rege len. Net zoals we dat gewend waren. Zó waren we het gelukkigst."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 94