Zwijgen uit
zelfbescherming
i5 spectrum
v
*Me3>o$
PZC
Zaterdag 8 maart 2008
Op 7 april 2005 pikte de poli
tie van de Britse haven
plaats Sheerness een goed
geklede, maar totaal door
weekte man van straat op.
Hij maakte een verwarde en in zichzelf ge
keerde indruk en zweeg in alle talen. Afge
leverd bij een psychiatrische inrichting en
gevraagd naar zijn naam, tekende hij een
vleugelpiano. Toen hij dat instrument ver
volgens aardig bleek te kunnen bespelen,
doopte men hem 'de pianoman'.
Het verhaal van deze volwassen vondeling
moet een sterke bekoring hebben uitgeoe
fend op dichter en romanschrijver Bernlef.
Die is sinds jaar en dag gefascineerd door
fenomenen als geheugenverlies, dementie,
afasie, autisme en wat dies meer zij.
Geconfronteerd met het verzoek om het
Boekenweekgeschenk 2008 te schrijven,
zal Bernlef ongetwijfeld hebben begrepen
dat zijn onderwerp klaar lag. Het enige
wat hij nog te doen had, was het nader in
vullen van het signalement van de geheim
zinnige pianoman.
Thomas Boender, zo noemt Bernlef zijn
hoofdpersoon in De pianoman. Hij laat
hem geboren worden in het weidse, van
God en iedereen verlaten Groningse platte
land, als zoon van een echtpaar dat de con
versatie besnoeit tot het strikt noodzakelij
ke. Het gevolg is dat onze Thomas tijdens
zijn eerste drie levensjaren geen kik geeft.
Wanneer hij eindelijk zijn mond open
doet, komen er, geheel zonder bemidde
ling van de firma Peijnenburg, de woor
den 'honger' en 'koek' uit.
Vastgeklemd tussen een vader en een moe
der voor wie taal niet veel meer is dan een
noodzakelijk kwaad, ziet hij bij voorbaat af
van de zegeningen en kwellingen van de
menselijke communicatie. Hij houdt het
bij muziek, waarmee hij in aanraking
komt tijdens de bezoeken aan huis van on
derwijzeres Jenny, voor zijn gevoel min of
meer een vervangende moeder. Zij leert
hem pianospelen en staat daarbij versteld
van zijn snelle vorderingen.
Eenmaal volwassen houdt Thomas het
thuis voor gezien. Met 500 euro, bij elkaar
gespaard van het loon dat hij verdient met
het inpakken van fietsbanden, vertrekt hij
naar Amsterdam. Wereldvreemd als hij is,
door Jaap Goedegebuure illustratie Martien Bos
Bernlef en
de pianoman.
laat hij zich vrijwel al zijn geld afhandig
maken door een straatartieste. Nadat ze op
zijn zak naar Parijs en vervolgens naar
haar Engelse geboortegrond zijn gereisd,
dumpt ze hem zodra ze het Kanaal over
zijn. Hij zet de zwerftocht nog even voort,
maar strandt binnen een dag in Sheerness.
In druipnatte kleren wordt hij afgevoerd
naar een kliniek waar hij, in een poging
om zich tegen de vijandige wereld te be
schermen, terugvalt in het gedrag waarin
hij is grootgebracht: zwijgen.
Het mag een wonder heten dat Bernlef
nog een happy end aan dit droevige ver
haal over een bleek leven wist te breien,
maar misschien was dat om de 960.00 aspi
rant-kopers van De pianoman een goed ge
voel te bezorgen. De Boekenweek trekt nu
eenmaal lezers die weigeren te aanvaarden
dat de kwaliteit van literatuur voor een be
langrijk deel schuilt in de tragiek.
Ondanks de concessie aan de publieke
smaak weet Bernlef de geschiedenis van
de pianoman wel degelijk te benutten
voor een reprise van zijn vertrouwde the
matiek. Thomas zou goed passen in
Cellojaren (1995). Net als hij lijken de perso
nages in deze verhalenbundel afstand te
willen doen van taal en bewustzijn, om zo
beter in te kunnen keren tot een louter li
chamelijk bestaan. En dan zijn er ook her
inneringen die ze maar wat graag van zich
af zouden willen schudden.
Dat geldt bijvoorbeeld voor de man uit
Het begin van tranen. Die ziet zijn overle
den vrouw, meer dan hem lief is, terug in
de dingen waarmee ze zich omringde.
Daarmee voelt hij zich een gevangene van
het schrikbewind van leegte en afwezig
heid, die zich paradoxaal genoeg kenbaar
maken in de nog altijd zichtbare sporen
van het verleden. Om zich daarvan te be
vrijden, ontvlucht ook hij huis en haard en
zet koers in de richting van het hoge noor
den; bij Bernlef altijd een plek die sym
bool staat voor verdwijnen en onthechten.
Evenals Thomas ondergaat hij er zoiets als
een wedergeboorte.
Het begin van tranen leverde de titel voor
een bundel verhalen die Bernlef speciaal
ter gelegenheid van de komende Boeken
week samenstelde uit eerder verschenen
werk. Ze draaien allemaal om het aan
Louis Couperus ontleende thema: 'Van
oude menschen, de dingen die voorbij
gaan...'.
Misschien dat de schrijver op die manier
het ontbreken van het ouderdomsgegeven
in De pianoman probeerde te compense
ren. Want gewoontegetrouw hebben het
onderwerp van de Boekenweek en het on
derwerp van het traditionele geschenk
weer eens niets met elkaar te maken.
[F1 Bernlef: De pianoman. Uitgave Stichting Col-
lectieve Propaganda van het Nederlandse
Boek. 92 pag. Gratis verkrijgbaar van 12 tot
en met 22 maart bij de aanschaf van mini
maal 11,50 euro aan Nederlandstalige boe
ken. Bernlef: Het begin van tranen. Uitgeverij
Querido. 272 pag. 12,50 euro.
JEUGDBOEK
door Jan Smeekens
Wanneer Stach zijn vader en
moeder vertelt dat hij één
miljoen vlinders zag vliegen,
laten ze geschrokken alles val
len wat ze in hun handen
hebben: 'Wij hebben niks gezien. Weet je het
wel zeker? Vlinders? Vannacht? Zo snel al?'
In die luttele zinnetjes voel je hun ontreddering
om wat onvermijdelijk gaat gebeuren. Maar met
een daarna heviger nog het geluk als ze met 'O,
grote jongen van ons... Het is tijd', hun kind op
zoek naar het 'allermooiste' sturen.
Het verhaal van Stach, die niet begrijpt waarom
hij op reis moet en waarheen, wordt in Eén mil
joen vlinders verteld door Edward van de Vendel
bij illustraties van Carll Cneut. Vergezeld door
een macht aan vlinders ontmoet Stach tijdens
zijn tocht figuren die nog te jong zijn om vlin
ders te zien. Of zo oud en alleen dat ze zich er
weinig meer van herinneren. Voor de meesten
echter zijn vlinders intussen al zoiets gewoons
en alledaags geworden, dat ze vergeten zijn hoe
bijzonder ze die niet eens zo lang geleden nog
vonden.
Dan ziet hij een meisje met boven haar hoofd
ook één miljoen vlinders: 'Prinsessenvlinders,
hertoginnenvlinders, keizermeisjesvlinders,
streelvlinders, aaivlinders en kietelvlinders, vlin
ders met een ring en vlinders met een vingertje,
verrassingsvlinders zag hij, holavlinders, vlinders
die iets zongen, iets dat klonk als 'hiep' of als
'hoera' of'chocoladevla' en Stach zag zelfs een
Kleine Zoete uit Moesmenistan!'
Over de liefde is alles al wel geschreven. En toch,
dit verhaal voor jonge kinderen in heerlijke zin
nen die erom vragen voorgelezen te worden,
mag er zijn. Al was het maar vanwege het belof
tevolle slot: 'Hoger en hoger vlogen (de vlin
ders). Op zoek naar nieuwe jongens. Op zoek
naar nieuwe meisjes. Op zoek naar iedereen
voor wie het bijna, bijna tijd was om vlinders te
zien'.
Stach is bij Carll Cneut een schutterig olifantje
zonder ook maar iets van een spetter. En ook
het meisje is verre van moeders mooiste. Samen
bevestigen ze de stekelige wijsheid dat geen pot
je zo scheef is of er past een dekseltje op. Fascine
rend om te zien, is daarom hoe Carll Cneut er
desondanks aandoenlijke prachtexemplaren van
wist te maken die niets menselijks vreemd is.
Eén miljoen vlinders is een groots kijkavontuur
met ook nog een alleraardigst miniverhaaltje
over een muis op vrijersvoeten. Van alle oogstre
lende prenten in dit magistrale prentenboek
moet vooral die ene genoemd worden met Stach
temidden van tientallen dieren bij wie hij te ra
de gaat over vlinders die er nu eens wel dan
weer niet zijn. Wat een kijkplezier valt daar te
beleven. Aan de wonderlijke personages stuk
voor stuk lelijk als de nacht in ongewoon fanta
sievolle kleren, aan de behaaglijke kleuren, aan
de zichtbare hartstocht waarmee alles op papier
werd gezet.