jestaansrecht
1
:x:-.x v'
iffix - - ..xxx; - -
i-.'tk y, '-^jËatr-. ^v3Sk 3
Signalement van de lepelaar
PZC Dinsdag 19 februari 2008 I 31
fotografie Niek Oele
zitten heel dicht bij elkaar.
Partners zijn absoluut niet trouw
aan elkaar. „Dat is wel opmerke
lijk. Ze kunnen een jaar later in de
zelfde kolonie terugkeren en kie
zen dan makkelijk een andere part
ner." Hij stelt dat de lepelaar er
'keurig' uitziet. „Strak in het pak.
's Zomers met kuif. Dat geeft een
bepaalde uitstraling. Misschien vin
den ze het zelf wel sexy."
Hun snavel is bijna uniek, een spe
cialistisch werktuig. De lepelaar
zoekt voedsel in ondiep water -
zout, brak of zoet maakt niet
uit - waarin hij kan waden.
Met zijn snavel beweegt hij
heen en weer door het bo
venste laagje slib en pakt zo
beestjes op. In de punt van
de gevoelige snavel zitten
zintuigen.
De veiligheid van de I
broedplek staat voor
op, hierin zijn ze zeer
secuur. Hun voed
sel zoeken ze verderop, soms wel
op 20 tot 30 kilometer afstand. Er
zijn lepelaars die op de grond broe
den (riet of hoog gras) en die in
hoge struiken broeden. Hoekstein
legt uit dat ze op de Middelplaten
aanvankelijk op de grond zaten; na
dat er een vos was gezien, verhuis
den ze naar de struiken, naast de
aalscholvers.
www.werkgroeplepelaar.nl
X
Wetenschappelijke naam: Platalea leucorodia
Kleur: wit, in de zomer kuif en gele vlek op hals
Lengte: 80-90 centimeter
Reigerachtig voorkomen, lange hals en lange zwarte poten
Opvallendste kenmerk: de spatelvormige snavel, waarmee
voedsel wordt gevangen
Maakt weinig geluid, is zwijgzaam type
Leefgebied: moerassen en riviermondingen
Is in Nederland tussen maart en september
Broedt in kolonie, zowel in bomen en struiken als op de
grond in rietkragen
Overwintert voor het merendeel in West-Afrika (Banc
d'Arguin in Mauretanië, Senegal), afstand ruim 4000
kilometer
Geschat aantal broedparen in Nederland: 1900
Kolonies in Zeeland: Middelplaten Veerse Meer (17 paar),
Sloegebied (26 paar), Markiezaatsmeer (30 paar),
Krammer-Volkerak (7-9 paar)
Kolonies in de buurt: Quakjeswater op Oostvoorne,
Ventjagersplaat in Haringvliet, havengebied Antwerpen
Eisen broedgebied: nat, weinig verstoring, gering risico op
roofdieren als vos en bruine rat, voedselaanbod in de buurt
Voedsel bestaat uit stekelbaarzen, jonge witvis, amfibieën,
garnalen en grote insecten; in Zeeland zijn brakke wateren
als kreken, inlagen en karrevelden geliefd
NAMEN
Slicher van Bath
Aan de lange rechte weg
tussen Rilland en Bath lig
gen verscheidene mooie
boerderijen.
Een daarvan heet 't Hof Sli
cher van Bath: een goede his
torische naam die past bij het
dorp en de regio. De hele om
geving hier heeft een veelbe
wogen historie. Vele malen
overstroomd en weer ingepol
derd. Verwoeste boerderijen
weer opgebouwd. In feite
achthonderd jaar inpolderen,
opbouwen, overstroming en
verwoesting en weer opbou
wen. De namen weerspiege
len de oude historie: Rietlan
den (Rilland), Maire, Bath,
Reigersberge, De Huybert.
Oude, soms verdwenen dor
pen en geslachten die hielpen
de polders te 'ontdrijven'. En
in Zeeuwse handen te hou
den.
Dat laatste was ook nodig,
want Antwerpen lonkt al
lang naar dit gebied. De Huy
bert, Reigersberge, Van der
Bilt, Van den Brande - alle
maal namen van ambachtshe
ren van Bath die tevens het
merendeel van de grond in
bezit hadden. Via het huwe
lijk van een dochter van Jo-
han van den Brande (de rijk
ste Zeeuw van zijn tijd)
kwam de titel van ambachts
heer in handen van Kornelis
Slicher, een beroepsmilitair af
komstig uit het Domburgse.
Diens achterkleinzoon was
Bernard Slicher (van Bath),
die overleed in 2004. Deze
laatste Slicher is beroemd ge
worden als hoogleraar die in
Wageningen een leerstoel op
zette voor bestudering van
agrarische geschiedenis. Zijn
boek Agrarische geschiedenis
van West Europa van 500 tot
1850 is een onbetwist mees-
ter- en standaardwerk in ons
werelddeel. In dat licht be
zien en in het licht van de lo
kale historie is de naam
't Hof Slicher van Bath wel
zeer toepasselijk.
Gerard Smallegange