Ook lepelaar heeft t
I
1
3 O I Dinsdag 19 februari 2008 PZC
gi MgËm
•s*j m •-. «Mg
ÉwstiiSiii
De kolonie lepelaars in het Sloegebied wordt in
haar voortbestaan bedreigd. Het leefgebied
moet plaats maken voor industrie en een deel
van de beschutting - gras, struiken - is wegge
maaid. Dit voorjaar zal blijken of de vogels er
nog willen broeden. Omdat het om een kwets
bare soort gaat, ligt het verdwijnen van een
broedgebied erg gevoelig.
door Rinus Antonisse
De eerste lepelaars druppe
len in februari vanuit het
zuiden ons land binnen.
Het grootste deel arri
veert na een duizenden kilometers
lange reis in maart. Ze slaan met
een aan het broeden. Een volwas
sen lepelaar produceert een legsel
van drie tot vier eieren. Gemid
deld vliegen anderhalf tot twee
jongen per nest uit.
Maar een klein aantal wordt vol
wassen. Tijdens de trek naar Afri
ka en de overwintering daar sneu
velt circa 6o procent van de jon
gen, vertelt vogeldeskundige en lid
van de werkgroep lepelaar Mark
Hoekstein uit Goes. „Door onerva
renheid, hoogspanningsleidingen
en afschieten. Een lepelaar komt
er dus niet met één keer een nest
je grootbrengen."
Nederland is voor het voortbe
staan van de lepelaars in Noord
west-Europa bijzonder belangrijk.
Maar liefst 95 procent van de popu
latie broedt hier, weet Hoekstein.
Het gaat momenteel om ongeveer
1900 broedparen. Dat is voor een
soort een smalle basis om te over
leven en het verdwijnen van een
broedgebied tikt meteen flink
door.
„Op zich gaat het in Nederland
best goed met de lepelaar, maar
we moeten wel uitkijken. Het
blijft een heel kwetsbare soort, die
zich snel laat verjagen. Niet alleen
door mensen, maar ook wanneer
de vos opduikt", zegt Hoekstein.
Hij vindt dat de vogel het waard is
om te beschermen. „Ook de lepe
laar heeft bestaansrecht. Je moet
zoveel mogelijk verscheidenheid
zien te behouden."
Eind jaren zestig van de twintigste
eeuw zag het er even naar uit dat
de soort het niet zou volhouden
in ons land. Met name de water
vervuiling (pesticiden) zorgde
voor een dramatische daling van
het aantal broedparen tot krap
honderdvijftig. Door het terugdrin
gen van de vervuiling en een beter
beschermingsbeleid kon de lepe
laar uit het dal klimmen.
Hoewel de meeste vogels in het
Waddengebied verblijven, is de
Zeeuwse delta ook belangrijk.
Hoekstein signaleert dat de laatste
jaren grote kolonies afnemen,
maar er ontstaan wel nieuwe. De
Middelplaten op het Veerse Meer
en die tussen de industrie in het
Sloegebied zijn er voorbeelden
van. De lepelaars lijken steeds nieu
we plekjes uit te proberen. Het is
niet simpel een verstoringsvrije
plek te vinden. Zeeland beschikt
wat dat betreft over een echte pio
nier, is dankzij ringonderzoek ge
bleken. Jaren geleden werd op de
Middelplaten in het Veerse Meer
een kolonie gesticht door een uit
de Wadden afkomstige lepelaar.
Hij blijkt tien jaar geleden ook de
kolonie in het Sloe te hebben opge
richt, toont het aflezen van kleur
ringen aan.
Een voorwaarde voor vestiging is
in elk geval de aanwezigheid van
andere vogels. In het Sloegebied
zijn dat meeuwen, aan het Veerse
Meer aalscholvers. „Er zijn geen
plekken waar lepelaars broeden
zonder andere soorten", merkt
Hoekstein op.
Ze zitten bij voorkeur op eilandjes
of vlak aan het water. De plek in
het Sloe, midden in het land, is bij
zonder. „Ze zijn er waarschijnlijk
gaan zitten omdat de meeuwen er
al zaten." Hoekstein noemt de le
pelaar redelijk sociaal, de nesten