spectrum 14 leuken de bossen op PZC Zaterdag 16 februari 2008 Linden Veel Nederlandse bossen zijn saai. Een deel kan worden opgeleukt door linden en andere minder gebruikelijke inheemse boomsoorten te planten. Een lindewoud brengt talloze bloeiende bosplanten terug in de ondergroei. „De boswandelaar waardeert variatie." door Peter de Jaeger foto's Jan den Ouden/GPD Bossen worden leuker door minder gebruikelijke boomsoorten te planten. Dat brengt bloeiende bosplanten terug. Links: bosondergrond in een sparrenbos. Rechts: bloeiende bosanemonen onder linden. "TT" n Nederland kun je op veel I plaatsen urenlang door het bos lopen zonder één bosplant te zien. Ons bos is grotendeels van ■JL. heel recente datum en herbergt meestal een beperkt aantal bomen en strui ken. Vaak zijn die bomen keurig in rijen geplant en wat er op de grond groeit, heeft weinig met echt bos te maken", zegt Pa trick Hommel, ecoloog bij het Alterra in Wageningen. Bosplanten zoals bosanemoon, witte klaverzuring, salomonszegel, bosviooltje, dalkruid en lelietje-van-dalen, zijn verdwe nen door bodemverzuring. Gevallen blade ren van eik en beuk en de naalden van dennen en sparren verteren namelijk slecht. Het strooisel stapelt zich op, waar door de bodem voedselarm wordt en ver zuurt. Ondergroei krijgt hierdoor geen kans. Vroeger, tot 3,000 jaar voor Christus terug, zagen de bossen er heel anders uit. In de gesloten wouden van die tijd groeiden niet alleen eiken, maar ook essen, hazelaars, ie pen. berken en bovenal veel zomer- en winterlinden. Het strooisel daarvan is mak kelijk afbreekbaar en vormt een vruchtba re en niet verzuringgevoelige humuslaag: een perfecte basis voor bosplanten. Maar sinds de mens het bos inging om het te exploiteren, veranderde de samenstel ling ervan. Toenemend houtgebruik en be- grazing leidden tot een eenzijdige keuze van boomsoorten. Eiken gingen het bos domineren. Bijzonder nuttige bomen, meent Hommel. „Ze leveren fantastisch timmerhout, goed brandhout en uit de schors werd looizuur gewonnen voor de leerlooierij. Varkens werden eeuwenlang het bos ingestuurd om eikels te zoeken. Bij de bebossing van de heidevelden, rond het begin van de negentiende eeuw, werden vooral veel dennen en sparren aangeplant. Het dennenhout werd veel gebruikt om mijngangen te stutten. Veel van die oude functies zijn inmiddels verdwenen." Nu tellen recreatie en biodiversiteit meer dan ooit mee als functie voor het bos, en is het tijd voor een omslag, menen de au teurs van het boek Terug naar het linde woud. Medeauteur Hommel: „We hebben zelf niet geëxperimenteerd, maar zijn op zoek gegaan naar plaatsen waar bosbou wers in het verleden iets anders probeer den dan normaal. „Een heel mooi voorbeeld daarvan ligt bij Doorwerth, op de stuwwal tussen Wage ningen en Arnhem. Bij de slag om Arn hem, in 1944, is daar zwaar gevochten en ontstonden er gigantische gaten in het bos. Staatsbosbeheer heeft op die kale plekken nieuwe houtopstanden aangelegd, onder meer van linden. Al na 35 jaar zag je specta culaire effecten. Allerlei fraai bloeiende planten die je normaal op dit soort arme zandgrond niet ziet, verschenen in de on derlaag. Een groot verschil met de kale on dergrond in een dennenbos, met hooguit een deken van mos of gras." Gevarieerde ondergroei verhoogt de natuurwaarde en daarmee de betekenis voor de recreant. Mensen willen bossen met zee ën van bloemen op de grond. Dat waarde ren boswandelaars, weet Hommel. „Veel dagjesmensen gaan in het vroege voorjaar zelfs helemaal naar Zuid-Limburg om een fatsoenlijk stukje bos te zien." Hommel en zijn collega's willen Neder land beslist niet volplempen met linden. „Het kan ook niet overal. Op de armste plekken, zoals de stuifzanden, lukt het ge woon niet. Op rijke kleigronden, waar steeds meer bos verrijst op verlaten akkers, is het niet nodig verzuring en voedselar- moede tegen te gaan. Het bossysteem op peppen met linden en verwante bomen is vooral iets voor de gemiddelde gronden. Dan heb je het nog wel steeds over een kwart van het Nederlands bosareaal." Patrick Hommel somt op welke gebieden er geschikt voor zijn: stuwwallen, binnen- duinranden, verlaten bouwlanden in zand gebieden waar vroeger rogge werd geteeld, het Drentse keileemplateau, verdroogde beekdalen, lemige dekzandgronden en de zandige Limburgse löss. „Op de lagere delen van het zandland schap staan vaak oudere bossen die zijn verpieterd door verdroging. Neem de Gel derse Vallei. Als je daar alleen eiken of naaldhout terugzet, is de neerwaartse spi raal niet te stoppen. Maar als je daar essen, hazelaars of linden gaat planten, kun je de situatie herstellen." De samenstelling van het ideale bos hangt af van de bestemming, stelt de bioloog van Alterra in Wageningen. „Er is niets tegen houtproductie, maar dat kun je het beste doen in een gevarieerd bos, met tevens oog voor natuur en recreatie. Eenzijdige aanplant moet je vermijden. Daardoor ver zuurt en verarmt de bosgrond. Daar heeft zelfs de meest ouderwetse houtboer uitein delijk niks aan." Terug naar het lindewoud. Patrick Hommel. Uitgeverij KNNV te Utrecht. 29,95 euro.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 144