Koningin uit winterslaap De zee, boeiend en bedreigend Het is de stijgende temperatuur van de bodem die er heel vroeg in het voorjaar voor zorgt dat de koningin wakker wordt uit haar winterslaap. Ze kruipt uit haar holletje naar buiten en profiteert van de eerste zonnestralen om op te warmen. Zodra ze op temperatuur geko men is vliegt ze op, op zoek naar voedsel. Voedsel dat niet alleen nodig is om energie voor het vliegen op te doen, maar ook om te kunnen beginnen met de voortplanting. De koninginnen zijn bevrucht voordat de winter aanbrak. Zodra een hommelkoningin ontwaakt is gaat ze op zoek naar voedsel. Dat bestaat uit stuifmeel en nectar van vroege voorjaars- bloeiers als wilgen, mahonia's, dovenetels en sleedoorns. De nectar doet dienst om in de eigen energiebehoefte te voorzien; het stuifmeel is van belang voor de rijping van de eierstokken. Eenmaal verzadigd gaat de koningin op zoek naar een geschikte nest plaats. Een verlaten muizenhol wordt vaak uitgekozen, maar ook speciaal uitgezette nestkasten worden niet versmaad. Hom mels die normaal gesproken bovengronds nestelen kiezen ook wel een vogelnestkastje uit als tijdelijk domicilie. De koningin pro duceert was, waarmee ze een soort voor raadvat boetseert en dat wordt vervolgens gevuld met nectar. Daarnaast maakt ze van pollen (stuifmeel) van verschillende bloe men een pollenklomp, waarop de eerste eie ren gelegd worden. Dat stuifmeel wordt ver voerd tussen de beharing op de achterpoten en vervolgens naar het nest gebracht. De eie ren en daarna de larven worden door de broedende koningin warm gehouden; op een temperatuur van ruim 30 graden. De ko ningin zit vlakbij de nectarvoorraad en voor ziet daarmee in haar energiebehoefte. De op groeiende larven leven van het stuifmeel en ontwikkelen zich in een periode van een week of vijf tot werksters, die de taken op het gebied van voedsel verzamelen en co cons voor de larven maken van de koningin overnemen. De koningin concentreert zich dan alleen nog op het leggen van eieren. De koningin legt onbevruchte eitjes waaruit zich mannetjes (darren) ontwikkelen en de aanwezige vrouwelijke bijen worden zo overvloedig gevoed dat ze zich ontwikkelen tot koninginnen. Anders dan bij de honing bij is er aan het einde van het seizoen geen volk meer, naar de restanten van het nest en de nog overgebleven larven worden opge ruimd door allerlei parasieten en andere in dringers in het nest. Met hommels gaat het helaas niet al te best. Soorten als de gele hommel, de grote tuin- hommel en de lichte en de rode koekoeks hommel zijn in Zeeland, maar veelal ook in de rest van Nederland, uitgestorven. De veenhommel en de moshommel zijn zeld zaam geworden en voornamelijk nog te vin den in natuurgebieden. Voor de grashom mel is de situatie wat rooskleuriger. Zeeland is voor deze soort van nationaal belang en er zijn geen tekenen dat deze soort bij ons achteruitgaat. Gelukkig is er ook een aantal soorten dat nog steeds algemeen voorkomt. De aardhommel, die vaak als eerste in het voorjaar weer present is en de akkerhom mel zijn onze talrijkste soorten. Ook de wei- dehommel, de veldhommel en de boom hommel zijn nog heel gewoon. Tuinhom- mel en steenhommel zijn niet zeldzaam maar het lijkt erop dat ze wel wat achteruit gaan. Ook verschillende koekoekshommels zijn nog redelijk gewoon. Toch is er alle re den om de hommels met argusogen te vol gen. Er zijn al veel te veel soorten verdwe nen! De PZC sponsort stichting Het Zeeuwse Landschap. In Natuur- journaal gaat hoofd ecologie Chiel Jacobusse wekelijks in op wat er aan de orde is inde Zeeuwse natuurgebieden. PZC Zaterdag 2 februari 2008 21 Als je in deze tijd hommels ziet, zijn dat koninginnen die overwinterd hebben. Die stichten in het vroege voorjaar een nieuw volk, maar eer dat het weer winter wordt gaat zo'n volk te gronde. Alleen de jonge ko ninginnen overleven de winter. Hom mels zijn kwetsbaar en veel soorten zijn in ons land uitgestorven. Een net ontwaakte koningin weidehommel. foto Chiel Jacobusse tekening Adri Karman De zee, boeiend en tegelijkertijd angstaanjagend kan ze zijn. Ze heeft gegeven en genomen. Zeeland heeft door de eeuwen heen de strijd met het water ge kend. In de middeleeuwen von den er tussen 1014 en 1530 45 vloe den plaats. Van 1530 tot 1953 teis terden elf grote vloeden de provin cie, de nog groter in getal zijnde la ge vloeden niet meegerekend.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 21