Als ik die poort uitrijd, kan ik wel janken spectrum 8 Misschien komt er nog wel eens een ster op ons padje.' PZC Zaterdag 26 januari 2008 Tekst: Willem van Dam Foto: Mechteld Jansen Hij fietste met tassen vol sigaren door het Westland, stond aan de zaagmachine in een doe-het-zelfzaak, verkocht gordijnen en telefoonbeantwoorders, emigreerde naar Australië, was tennishalexploitant, raakte financieel aan de grond en werd uiteindelijk een succesvol horeca-ondernemer die niet wars is van wat 'onroerendgoedavontuurtjes'. Hoe een eenvoudige Haagse jongen een man in bonus werd. Cor van de Zandt: „Ik heb kilometers Apfelstrudel de oven in staan schuiven." Een ruime bungalow met zicht op de golfbaan, waar hij graag (handicap 36) een balletje mag slaan. Eigentijds brilmontuur, kortgeknipt, een hagelwit overhemd dat een uitbun dig horecabuikje omspant, rode strop das ('heb ik cadeau gekregen') met daar op een afbeelding van Al Capone. Cor van de Zandt (57 jaar, eigenaar van het Goese restaurant De Stadsschuur) groeide op in een keurige Haagse mid- denstandsbuurt. Zijn ouders hadden er aan de Beeklaan een tabakszaak, zo'n winkeltje met mahoniehouten lambri sering en waar het sterk geurde naar cederhouten sigarenkistjes. „Het was een genot om dat winkeltje binnen te stappen."Achter de schuifdeuren met de glas-in-lood-ramen huisde het ge- heb er kei- en keihard gewerkt." Het telefoontje kwam totaal onver wacht: 'Pa is dood, hartstilstand.' Hals overkop terug naar Nederland. „De be grafenis was een week achter de rug en wat doe je dan? Ie zoekt 's wat oude vrienden op. Die bivakkeerden vaak op camping Bosbad Hoeven. Daar stond ook een evenementenhal, waar 's avonds werd gedanst. Zie ik daar een meisje met rood haar: Lies. De vonk sloeg meteen over. Ik vraag: 'Heb je zin om met me mee naar Australië te gaan? Ze zegt: 'Ik vind je een aardige vent, maar ik ga niet naar dat kangoe- roeland'." En dus bleef Cor. Hij zette de sigaren winkel van zijn vader voort ('geen vet pot') en nam er nog een baantje bij. „El ke ochtend om vijf uur klom ik mijn één oplossing: stoppen. „Alles wat we er in hadden gestopt waren we kwijt." Hij zal die dag in mei '83 niet licht ver geten. „Lies en ik hadden de tennishal in Goes vaarwel gezegd, stonden bui ten, keken elkaar aan, gaven elkaar een zoen en zeiden: 'Ze krijgen ons er niet onder, we gaan gewoon wat anders doen." Hun oog viel op een zeventiende eeuw- se - pas gerestaureerde - schuur in het Goese stadscentrum, 'vier muren, een dak en bak zand vanbinnen'. Ze von den geldschieters en openden er ('Ik kon bij wijze van spreken nog geen liter water koken') een lunchroom, waar kof fie, thee en een eenvoudig sateetje wer den geserveerd. En niet te vergeten: Apfelstrudel. „Dat was bingo. Met zo'n lange spaan heb ik kilometers Apfel- zin. Met z'n achten waren ze. Goed ka tholiek, hè? Een riant inkomen leverde de sigarenbusiness allerminst op. Zijn vader kluste bij in winkelbetimmerin gen, zijn moeder werkte op de admini stratie van het ministerie van Defensie en Cor werd al vroeg op pad gestuurd om bestellingen rond te brengen. Met twee tassen Agio's en gematteerde bol- knakken fietste hij naar de kassen in het Westland om aan het eind van de dag weer thuis te komen met een hele lading komkommers en tomaten. Cor van de Zandt was zo'n jongen die liever uit het raam keek dan naar het schoolbord. Na een jaartje LTS werd hij door zijn vader ('Lanteifanten was er bij ons thuis niet bij') achterop de Mobylette geplaatst en regelrecht naar een doe-het-zelfzaak gereden, waar hij aan het werk werd gezet: boutjes en moertjes verkopen, planken en platen op maat zagen. Leuk is anders, dacht Cor. Hij kwam bij de Bijenkorf terecht, werd er verkoper op de afdeling fourni turen; 'gordijnstoffen, -rails en rolle tjes, noem maar op'. Ook daar duurde zijn carrière niet heel lang. Hij werd vertegenwoordiger in telefoonbeant woorders, 'toentertijd nog iets heel bij zonders'. „ik reed 's maandags met een wagen vol weg en als ik vrijdags thuis kwam, was die wagen helemaal leeg. Ik zocht iedere arts, notaris en advo caat op om ze zo'n ding te verkopen." Tegen de twintig was-ie toen hij be sloot het avontuur te zoeken. Samen met twee broers emigreerde hij. Met slechts een koffer kleren en een paar honderd gulden op zak stapte hij aan boord van een schip dat hem naar Au stralië ('Ik sprak a little bit English') bracht, waar hij in de bouw ging. „Flats bouwen, kantoren bouwen. Ik bed uit om autootjes af te tanken die 's nachts hadden gereden voor de Nachtveiligheidsdienst in Den Haag." Er reden veel van die autootjes rond, maar daarmee kon niet worden voor komen dat ook in de keurige Beeklaan de criminaliteit toenam: vernielingen, inbraken, overvallen. „Hele winkelrui ten eruit, automaten werden met keil- bouten en al van de muur gerukt, twee keer ingebroken, complete voorraad weg. Het was geen doen meer." Winkel verkocht en via-via belandden de Van de Zandtjes in Roosendaal. Daar werd hij groundsman op een def tig tennnispark ('Ik moest er in opdracht van het bestuur op letten dat de leden uit sluitend in witte kleding op de baan ver schenen') en verkocht in het clubhuis bier en broodjes. „Wat bleek? Die kan tine werd het beste café van Roosen daal. Féésten, tot diep in de nacht. Er waren weken bij dat er veertig tot vijf tig vaten bier doorheen gingen. Als je weet hóéveel dat is. Die bierkraan moet constant hebben opengestaan, anders krijg je dat nooit weggetapt." Mooie tijd, daar in Roosendaal. In het zomerseizoen werd er goed verdiend en in de wintermaanden reisden ze de wereld rond: Cuba, Azië, véél gezien. „Maar als je alles wat je in de zomer verdient 's winters opmaakt - dat schiet niet op." Het was in de jaren dat overal tennis hallen werden gebouwd. Cor en Lies van de Zandt richtten een bv'tje op, 'scharrelden geld bij elkaar' en stapten in het Belgische Kalmthout en in Goes-zuid in de exploitatie van tennis hallen. „Schitterende jaren gehad." Maar de economie kachelde achteruit, de rente steeg tot duizelingwekkende hoogte en uiteindelijk restte slechts strudel de oven in staan schuiven." Tot dat de klandizie daarvan de buik vol kreeg. De Stadsschuur werd een restaurant ('Kwestie van goede koks zoeken en perso neel waartegen je chapeau kunt zeggen'), dat in de Michelin-gids met drie bestek- jes wordt gewaardeerd. En waar die ster blijft? Ach, wat zal hij daarvan zeg gen - zo'n ster, enig idee wat daarbij komt kijken? „Mischien komt er nog wel eens een ster op ons padje. Maar ik weet wat er allemaal gedaan moet wor den om op zo'n niveau te komen. Ik las van de week toevallig een stuk over Sergio Herman van Oud Sluis. Die jon gen houdt dat geen tien jaar vol. Er wordt zóveel van je verlangd." Dan zijn er ook nog z'n 'onroerend goed-avontuurtjes'; pandje kopen, pandje verkopen. Een paar jaar gele den kocht hij het voormalige GAK-ge- bouw in Goes om er een hotel te vesti gen. Hij heeft de boel inmiddels weer doorverkocht, maar is als 'adviseur' nog altijd bij de plannen betrokken. Erg vlotten doen ze niet, die hotelplan nen. Schuld van de gemeente. „Zolang de gemeente aan drie verschillende par tijen toestemming geeft om een hotel te ontwikkelen waardoor er misschien tweehonderd of driehonderd hotelka mers bijkomen, beginnen we er niet aan. Alle rapporten wijzen uit, dat er in het centrum plaats is voor honderd tot honderdtwintig kamers. Alles wat daar bovenop komt, gaat ter ziele. Dus wachten we gewoon af tot een van de gegadigden zich terugtrekt." De eenvoudige Haagse jongen, die zich met fietstassen vol sigaren naar het Westland trapte, is aardig terechtgeko men. Respectabel restaurant, prettig in komen, bungalow aan het Goese Meer, fraai appartement ('Als we even een break nodig hebben, gaan we daar naar toe') aan de Spaanse kust en hij 'ver keert in de gelukkige omstandigheid ook iets voor anderen te kunnen doen'. Op het blankhouten bergmeubel staat een foto van hun Cambodjaanse 'pleeg dochter' Pheak Per en haar broers en zus, die vanuit het Goese Meer finan cieel worden ondersteund „We heb ben het hele gezin min of meer ge adopteerd." Hij pakt een dvd met beel den van een hotelschool in Sihanouk- ville, die mede dankzij inspanningen van Van de Zandt tot stand kwam. Ontwikkelingswerk pur sang, vindt hij „Het toerisme in Cambodja is boom ing, maar er zijn veel te weinig jongens en meisjes die het horecavak kennen. Er is een enorme vraag naar vakbe kwaam horecapersoneel. Het gemiddel de jaarinkomen van een Cambodjaan bedraagt zo'n 250 dollar, nog geen dol lar per dag. Er wordt geknokt om die jongens en meisjes die van de hotel school afkomen, die krijgen 150 dollar per maand!" Hij is er, samen met Lies, al een paar keer gaan kijken. „Die men sen zijn zó dankbaar; elke keer als ik die poort uitrijd kan ik wel janken." In oktober vieren Cor en Lies van de Zandt het 25-jarig bestaan van hun 'schuur'. Zo'n duizend gasten worden er in de Goese Grote Kerk verwacht en de opbrengst daarvan gaat - bijna van zelfsprekend - naar Cambodja. Mooi moment ook om met De Stads schuur te stoppen? Die vraag ('Ik krijg het er benauwd van') vreesde hij al. „Het zal er een keer van moeten ko men, mijn opvolger loopt zich al warm, maar makkelijk zal het niet zijn. Een paar jaar geleden was er ook spra ke van dat ik De Stadsschuur zou over dragen. Dat is er toen niet van geko men. 'Da's maar goed ook', zei mijn huisarts destijds, 'je kunt die schuur he lemaal niet missen.' En ik ben bang dat hij gelijk heeft." paspoort Cornells Gerardus Maria van de Zandt Geboren: 13 februari 1950 in Den Haag Woonplaats: Goes Opleiding: LTS en Handels avondschool (beide niet afge maakt) Werk: verkoper, bouwvakker, sigarenwinkelier, tennishalex ploitant, horecaondernemer Getrouwd met: Lies Moers

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 100