'Mijn onzekerheid is ook
spectrum 8
'Het toneel biedt de
troost van de
herkenbaarheid'
PZC
Zaterdag 12 januari 2008
Ze is na dertig jaar op
een punt aanbeland
dat ze haar schouders
kan ophalen over
gemiste kansen.
Maar actrice Will van
Kralingen heeft zich
wel voorgenomen
nooit meer iets te
doen wat ze niet wil.
door Ingrid Bosman
Altijd maar weer blootstaan
aan de beoordeling van an
deren, het went voor Will
van Kralingen nooit. „Ik heb
wel eens gezegd: als ik het
had geweten, was ik er nooit aan begon
nen. Nee echt, toen ik begon te spelen,
stond ik er gewoon niet bij stil dat ik er
ook nog cijfers voor zou krijgen."
Dat geldt zelfs voor een spontane opris
ping bij een prijsuitreiking, zo heeft ze ge
merkt. „29 jaar!" verzuchtte de 56-jarige ac
trice toen ze in september op het podium
van de Amsterdamse Stadsschouwburg
voor haar rol als Elisabeth in het koningin-
nendrama Maria Stuart de Theo d'Or in
ontvangst nam, de belangrijkste toneel
prijs die er in Nederland te vergeven valt.
Een bitse reactie, oordeelde een verslagge
ver. „Ik zei het op mijn manier. Het was
meer dat ik dacht; goedemorgen zeg, wat
heb ik dan het afgelopen jaar gedaan dat
dat mijn beste rol zou zijn? Zelfs een jury
lid was ervan overtuigd dat ik de prijs al
minstens één keer eerder had gekregen."
Misschien was het ook een beetje de witte
wijn, die maakte dat het anders klonk dan
ze bedoelde. Het was erg gezellig aan de ta
fel met de andere genomineerden, vertelt
ze. Dat waren Ariane Schlüter, Loes Luca
en Monique Kuijpers. Lachend: „Ik dacht:
ik neem er nog één, want ik krijg 'm toch
niet." Dan, met stemverheffing: „Ik had na
tuurlijk iedereen moeten bedanken, lui die
ik ben!" Ze schrikt van haar eigen woord
keus. „Ik bedoel: tuttebel die ik ben."
Ze waakt zorgvuldig voor de vaststelling
dat ze zich er al bij had neergelegd. „Ik was
er eigenlijk aan toe om 'm niet meer te krij
gen. Zoals je op een gegeven moment
geen kinderen meer krijgt. Te laat! Dat
dacht ik."
In dit soort dingen is ze 'een hele rare',
zegt ze. „Achterafis het natuurlijk een hele
eer. Maar ik heb nooit voor een prijs ge
speeld. Ik denk nooit; zó, nou zeg, dat was
goed! Daar ben ik veel te onzeker voor."
Maar nu, in een repetitielokaal in de Am
sterdamse Jordaan, straalt ze voorpret uit.
„We zijn met een zwaar stuk bezig, maar
je ziet hier alleen maar blije bekken", zegt
Will van Kralingen, en ze lacht er inder
daad vrolijk bij. De Goede Dood heet dat
stuk, een tragikomedie over euthanasie.
Hoe gaan mensen om met het vrijwillige,
geplande sterven van hun vader, broer, ge
liefde, vriend? Schrijver én regisseur is
Wannie de Wijn, bij het grote publiek
vooral bekend als dorpsagent Marcel Clus
ters uit het tv-drama Vuurzee. Van Kralin
gen enthousiast: „Hij zorgt dat je onge
merkt van buiten naar binnen werkt. Nie
mand die zich druk maakt over de vraag
'wie ben ik en waar kom ik vandaan'. Dat
eeuwige gewroet. De personages staan he
lemaal in dienst van het thema. Maar hoe
je op een situatie reageert, maakt je ook tot
iemand."
Van Kralingen speelt Hannah, geliefde van
de terminale Bernhard Keiler (Wilbert
Gieske). Ze was eerder getrouwd met
diens jongere broer, een schijnbaar onge
voelige zakenman, gespeeld door Huub
Stapel. Hun jongste broer (Hans Thissen)
is een autist, die alleen achter de piano iets
van zijn emoties kan tonen. Het is goed,
vindt Van Kralingen, dat het onderwerp
euthanasie ook op het toneel aan de orde
wordt gesteld. „Er wordt door heel veel
mensen nog ongenuanceerd over gedacht.
Ook omdat ze zich er niet in hebben ver
diept. Want als je dat wel doet, wordt het
steeds lastiger. Wannie neemt geen stel
ling, maar zet wel aan tot denken. Op het
toneel wordt het herkenbaar. Je ziet geen
meningen, maar mensen met verdriet.
Wat doet zo'n onontkoombare, afgespro
ken dood met mensen? Waarom sla je niet
de naald uit de handen van de dokter? Het
toneel biedt de troost van de herkenbaar
heid." Na een korte stilte. „Ja, ik denk dat
ik dat wel een goed zinnetje vind."
Ze schikt voor de zoveelste keer de onwilli
ge kraag van haar bruine toneelvest en
zegt dan: „Het is toch heel raar om te we
ten dat iemand doodgaat, en dat niet tegen
te houden. Maar wie weet hoe je reageert
in zo'n situatie? Niemand. En wat denkt
degene in dat bed? Er is een heel gebied in
je denken dat alleen voor jou blijft. Dat
heeft zo'n abstracte vorm, dat kun je niet
eens uitleggen." Ze zwijgt even. „Dat kan
mij dan weer aangrijpen. Het is een een
zaamheid die je nooit met iemand kunt de
len."
Ze vertelt hoe de dochter van Bernhard in
De Goede Dood tegen haar vader zegt dat
ze nog zoveel met hem had willen bespre
ken. Citeert dan het antwoord van Bern
hard Keiler: 'Als we nog jaren hadden ge
had, hadden we ook te weinig gezegd. Dat
weet ik zeker. Dat is het leven, Sam. Denk
ik.' Ze kijkt op van het tekstboek. „Dat is
het namelijk, snap je? Dat vind ik zó
mooi." Een adviserend arts vertelde de ma
kers van De Goede Dood dat de eerste reac
tie op een slecht bericht meestal heel stel
lig is. „Zo van: dan en dan stap ik eruit.
Maar mensen stellen het vervolgens steeds
uit. Of het komt niet eens meer ter sprake.
Het verschuift dus ook. Ik kom zelf veel in
een verpleeghuis, en dan word je nog di
recter geconfronteerd met de vraag: zou ik
dit willen?"
Het is het verpleeghuis waar
haar dementerende moeder
woont. Zelfheeft ze wel eens
gekscherend tegen haar beide
zoons gezegd: 'Als ik zo word als oma,
moet je me maar uit het hoogste raam
gooien.' Ze lacht. „Maar dan wel het hoog
ste venster van een mooi, oud kasteeltje.
Een stralende Will van Kralingen tijdens de uitreiking van de Theo d'Or, september vorig jaar.