Een landmijn van papier
O
spectrum 4
Broeder
PZC
Zaterdag 12 januari 2008
door Jaap Goedegebuure
illustratie Martien Bos
uder worden is een kwestie van minderen
en inleveren. Maar dan niet alleen wat vita
liteit en gezondheid aangaat. Naarmate
het leven vordert, verlies je het van de al
les slopende tijd en word je beroofd van
zekerheden die bij nader inzien niet meer dan illusies wa
ren. Vriendschap is er zo een. Degenen die je tussen je 15e
en 30ste nog als vertrouwelingen beschouwde, kunnen
een jaar of wat later geheel uit je gezichtsveld zijn verdwe
nen. Voor je het beseft, sta je er moederziel alleen voor.
Ziedaar het ontnuchterende inzicht van Paul Welbron, de
60-jarige hoofdpersoon van Sipko Melissens roman Spie-
gelpanden. Op het moment dat hij bij ons wordt geïntro
duceerd, is hij net met vervroegd pensioen en toe aan het
opmaken van de balans. Wat stelde dat bestaan van
hem nu eigenlijk voor? Wat heeft hij bereikt, wat nage
laten? Wat rest hem van de vrienden en beminden
met wie hij zich ooit verbonden voelde? Paul vraagt
het zich met des te meer klem af nu hij pas van zijn
'levenslange' partner Hugo heeft vernomen dat die
een voortgezet verblijf onder één dak niet langer
wenselijk acht. Even goede vrienden, maar samen
oud worden, nee liever niet. De klap komt hard aan,
want vanwege de breuk in de relatie moet Paul het
huis opgeven waar zijn dierbaarste herinneringen
liggen. Hij woonde er niet alleen met Hugo, maar
leefde vooral met zijn buren, het driekoppige gezin
Kars, Nienke en Monna, en de vaste aan waaiers
Arend,'Emma, Irina en Marnie. In de gemeenschap
pelijke tuin achter de twee spiegelpanden aan een
Amsterdamse kade werd op zomerse zondagmidda
gen gegeten en vooral gedronken, gekletst, gediscus
sieerd, geruzied, gelachen en gehuild. Tot de een na
de ander uit het verbond viel en de kring stilaan ver
brokkelde. Niemand die dat zo hevig betreurde als
Paul. Tenminste, dat denkt hij zelf.
Spiegelpanden is opgezet als een confrontatie met het
verleden. Aanleiding is een brief van Felix, zoon uit
het tweede huwelijk van de vroeg overleden Kars.
Felix, die zijn vader nooit heeft gekend, weet dat
Paul ooit begonnen is aan een roman waarin Kars en
hij de hoofdrollen speelden. Mogelijk kan dat manu
script licht laten schijnen op een onbekend verle
den.
Het antwoord is teleurstellend. Nadat Paul het door
hem zelf als mislukt beschouwde probeersel aan
Kars had overgedragen, is het na diens dood spoor
loos verdwenen. Het enige wat rest, zijn de aante
keningen die Paul heeft bijgehouden nadat hij het project
beëindigd had. Het beeld dat uit de notities opdoemt, is
ontluisterend. Hier is met recht sprake van 'een landmijn
van papier'. Ook toen de vriendenkring ogenschijnlijk
nog intact was, woedde de splijtzwam al in volle hevig
heid. De doodzieke en aan drank en nicotine verslaafde
Kars stond op het punt Nienke te verlaten voor een jonge
re vriendin, Arend verkeerde in een ernstige identiteitscri
sis, Paul voelde zich vastgelopen. Wat ze vroeger deelden,
lag nu in scherven.
Toch slaat de ontnuchterende werkelijkheid van
een 22 jaar oud document alsnog een brug naar
vroeger. Zelfs nu Paul, niet zelden tot zijn ver
driet, beseft dat het hem niet gegeven is de vin
ger op de verloren tijd te leggen, bereikt hij wel degelijk
iets van een verzoening, met zijn eigen lot en met zijn
vroegere vrienden. Hij laat zijn aantekeningen niet alleen
aan Felix lezen, maar verspreidt ze ook onder het gezel
schap dat tijdens de roemruchte zondagmiddagen samen
kwam. Helemaal aan het slot heeft hij een gesprek met de
schim van Kars, die hem uitdaagt alsnog iets van de onvol
tooide roman te maken.
Sipko Melissen heeft iets met teloorgegane vriendschap
pen. In zijn bekroonde romandebuut Jongens aan zee
(1997) laat hij zijn hoofdpersoon worstelen met het even
vergeefse als onstuitbare verlangen om over een kloof van
vele jaren heen te springen. De twee verhalen die hij bun
delde in De vendelzwaaier (2003) gaan allebei over het
weerzien van oude bekenden die indertijd iets met elkaar
hebben beleefd dat alsnog om opheldering vraagt. Het the
ma van Spiegelpanden is dus allesbehalve willekeurig geko
zen. Wanneer het niet zo zwaar klonk, zou je haast van
een existentieel thema gaan spreken. Hoewel, de term 'exi
stentieel' legt Melissen in de mond van Pauls ex-partner
Hugo, die er zijn reactie op de door hem gelezen aanteke
ningen mee verwoordt. Ook Paul zelf laat zich niet onbe
tuigd als het om beladen frases gaat. Samen met de soms
wel erg rijkelijk opbloeiende vergelijkingen, maken ze de
ze roman tot een topzwaar en bovendien aan herhalingen
lijdend geheel. Dat is jammer, want bij vlagen weet Melis
sen zijn onderwerp niet alleen herkenbaar, maar ook aan
stekelijk en met humor voor het voetlicht te brengen.
Maar de aangename lichtheid van De vendelzwaaier haalt
hij op geen stukken na.
Sipko Melissen: Spiegelpanden. Uitgave Querido. 279 blz.
17,95 euro
Sipko Melissen.
'Jemen Tbijsseii
BROEDER
Jeroen Thijssen
Uitgeverij
Nw Amsterdam
256 pag.
17,50 euro
ij wilde zijn boek eigenlijk 'Broe
derliefde' noemen, maar de Ma
rokkaanse schrijver Abdella Taïa
kaapte die titel net voor zijn neus
weg. Dus herdoopte Jeroen Thijs
sen zijn eerste roman maar tot kortweg Broeder.
Dat is feitelijk een titel die de lading veel beter
dekt, want van liefde tussen beide broers in het
boek is amper sprake.
Met Broeder, zijn romandebuut, verovert Thijs
sen zich in één klap een eigen plek in het literai
re landschap van ons land. Zijn verhaal is een
knappe mengeling van realisme en mythologie
en weet van de eerste tot de laatste bladzij te
boeien. In Broeder vlecht Thijssen op ogenschijn
lijk vanzelfsprekende wijze twee totaal verschil
lende verhalen ineen tot een intrigerend geheel.
Enerzijds is er het verhaal over de jeugd van een
te dikke, onzekere jongen en diens strijd om
zich te handhaven naast een grotere broer, die
hem in alles de baas is. Er is een moeder die al
maar dikker wordt tot zij geen vin meer kan ver
roeren en een vader die tegen heug en meug pro
beert de suggestie in stand te houden dat alles
goed en normaal is. Daardoorheen slingert zich
een grimmig sprookje over goden en koningen
en hun onontkoombare lot.
Hoofdpersoon is Bastiaan. Hij verschilt van
jongs af aan in alles van Boudewijn, zijn broer.
Ze wonen met hun vader in een verwaarloosd
pand aan de rand van Haarlem, nadat een brand
hun oorspronkelijke huis in de as heeft gelegd
en hun moeder in de vlammen is omgekomen.
Zwijgzaam brengen zij hun dagen door. Dan ver
dwijnt Boudewijn opeens spoorloos. Zijn enige
levensteken is een brief waarin hij zijn vriendin
Laura laat weten naar Ingen vertrokken te zijn,
'een stad in Ultima Thule'. Waarna ook de vrien
din verdwijnt. Maanden later staat een man op
de stoep, Vieri genaamd. Deze beweert namens
een incassobureau op zoek te zijn naar de ver
dwenen broer. Samen met hem gaat Bastiaan op
pad om zijn broer te vinden. Of zoekt hij eigen
lijk naar Laura? Ingen blijkt een Anton Pieckach-
tig stadje waar een griezelige dreiging van uit
gaat. Onder het stadje is een labyrint van gangen
waar zich vreemde dingen afspelen. Sagen over
een man met een bokkenkop, over mensenof
fers, over bloedschande en verraad doen er de
ronde. Beetje bij beetje ontrafelen Bastiaan en
Vieri het raadsel dat het stadje in zijn greep
houdt. En geleidelijk aan vallen de gebeurtenis
sen in Ingen samen met die uit de jeugd van Bas
tiaan. Of is het toch allemaal alleen maar zijn op
hol geslagen fantasie? Thijssen toont zich een
meester in de suggestie, het aan de lezer zelf
overlatend te bepalen wat schijn is en wat werke
lijkheid. Alsof het een ui is, pelt hij de vele lagen
van het verhaal af, steeds iets meer prijsgevend
tot uiteindelijk alle stukjes op hun plaats vallen.