Gedroogde
zeepaardjes als
souvenir
spectrum 2
PZC
Zaterdag 12 januari 2008
Twee kotters uit Arnemuiden, twee uit Vlissingen en één uit Yerseke verdwijnen. Voor de Zeeuwse
visserij een flinke aderlating, voor de opvarenden hoeft het geen drama te zijn. Ze kunnen zo het
water weer op. Tom Botter uit Arnemuiden, net afgezwaaid van de VLI 27, is deze week begonnen
bij het Nederlands Loodswezen. Wilfried Steyaert uit Breskens werkt al jaren bij het Terneuzense
sleep- en bergingsbedrijf Multraship. 'Ze vroegen nog: Ken je vissers die eruit moeten?'
door Harmen van der Werf
Half november hoorde
Tom Botter (25) voor
het eerst dat 'zijn'
schip, de Vlissingen 27,
uit de vaart zou wor
den genomen. Hij ging solliciteren,
mocht direct bij het Nederlands
Loodswezen op gesprek komen en
was aangenomen. Hij had afgelopen
week voor het eerst dienst op de
Vlissingse redeboot, waarmee lood
sen van boord worden gehaald en
naar schepen worden gebracht.
Tom is enthousiast over de overstap:
„Ik heb het hier naar mijn zin."
Visserij is hem niet aangeboren. Hij
komt van Arnemuiden. Van zijn
moederskant zaten al twee neven in
de visserij. Maar daarmee hield het
ook op. Toch koos hij, aangemoe
digd door vrienden, voor het vissers
vak. „En", vertelt Tom eerlijk, „de
verdiensten in de visserij waren niet
slecht"
Op naar de zeevaartschool
in Vlissingen. Met een di
ploma op zak ging hij als
negentienjarige naar zee.
„De eerste weken ben ik zo
zeeziek geweest. Ik dacht
'dit hou ik niet vol'. Na vier
weken was het opeens
weg. Ik heb er nooit meer
last van gehad."
De Vlissingen 26 was 'zijn'
eerste schip. Hij heeft er
vijfjaar gewerkt. Zon
dagnacht vertrekken, vrij
dagochtend terug. Hij deed
het met plezier, de eerste tijd. ,,'t Is
wel spannend om te zien wat er
steeds boven water komt." Als souve
nir heeft Tom gedroogde zeepaard
jes thuis.
Hij vertrok, om op een schelpenzui
ger uit Yerseke te werken. Na twee
maanden was dat al afgelopen. Er
kwamen Filippijnen. Tom kon aan
Tom Botter aan boord van de redeboot van het Nederlands Loodswezen.
foto Lex de Meester
de slag op de Vlissingen 27, als inval
ler. Leuk vond hij het niet meer. „Ik
ging met tegenzin. De sfeer was
goed. Ik had aardige collega's. Maar
het ging niet goed. We mochten niet
te veel vangen, anders gingen we
over ons quotum heen. De visprij-
zen waren ook minder."
Het Nederlands Loodswezen is voor
Tom een uitkomst, zoals ook voor
zijn oudere collega Cor Marijs die al
met al zestien jaar visser was. ,Je
hebt in de visserij geen doorgroeimo
gelijkheden, bij het loodswezen
wel."
Tom trekt zich daaraan op. „Ik heb
nu de kans en de tijd om verder te
studeren. Dat ga ik ook zeker doen."
Wilfried Steyaert: „Ik blijf erbij, vissen is een mooi vak."
foto Wim Kooyman
Boven zijn garage hangt nog
altijd het naambord van
zijn viskotter, de Breskens
45: '19 Deo Volente 86'. In
zijn hart is de Bressiaander
Wilfried Steyaert (40) nog altijd vis
serman. Het naambord kan ook als
een eerbetoon aan zijn vader worden
gezien. Hij kwam in 1992 om bij het
kapseizen van de BR 45. „We hebben
het schip opnieuw opgebouwd en
zijn weer gaan vissen. Na een jaar ben
ik gestopt. Mijn vrouw kon er niet
meer tegen en mijn moeder ook
niet."
Of hij als geboren visserman ergens
anders zijn draai zou kunnen vinden,
deed er onder die omstandigheden
weinig toe.
„Via familie kon ik bij een palinghan-
del in Ertvelde komen. Ik ben er
twee, drie jaar geweest. Ik kon het
niet gewend raken. De muren kwa
men op me af Ik moest naar buiten,
weer gaan varen of vrachtwagenchauf
feur worden."
En toen vroeg een dorpsgenoot hem
als vervanger op de Zeebrugge 80. „Ik
ben een week mee geweest. Ik had
het zo naar m'n zin. Ik ben er vijfjaar
gebleven, als stuurman."
Wilfried had als vervanger op de Z 80
geen zekerheid. Inmiddels wist hij
wel zeker dat hij wilde blijven varen.
„Via via hoorde ik dat iemand uit de
visserij bij Multraship in Temeuzen
had gesolliciteerd. Ik heb een keer ge
beld. Het was goed. Ik kon als stuur
man komen."
Zes jaar geleden was dat. Wilfried
werkt nog altijd bij het Terneuzense
sleep- en bergingsbedrijf, op een
'klein sleepbootje', de Multrasalvor.
Ankers dreggen, werk in de offshore,
steeds in het buitenland. Engeland,
Denemarken, Schotland. Twee weken
op, twee weken af „Elke dag ander
werk."
Wilfried ziet een socialer leven als gro
te voordeel van zijn 'nieuwe' bestaan.
„Ik mis nog wel eens wat, maar toen
ik viste, kwam je nergens. Zondaga
vond weg en vrijdagmiddag thuis."
Vissers zijn gewend aan te poten.
Werkgevers weten dat, zeker bij Mul
traship. Twee van de drie varenden
bij het bedrijf komen volgens Wil
fried uit de visserij. „Laatst vroegen ze
me of ik geen vissers kende van de
Vlissingen 26 en 27 die worden gesa
neerd."
Het doet hem wat, dat er zoveel kot
ters uitgaan en hij vreest het ergste als
de gasolieprijzen zo hoog blijven.
„Triest, want ik blijf erbij, vissen is
een mooi vak."