spectrum 28 Lege nesten en verlaten steden DEBUUTROMAN PZC Zaterdag 29 december 2007 door Jaap Coedegebuure illustratie Martien Bos Gustave Flaubert (1821-1880), vooral bekend van Madame Bovary (1857), werkte de laatste jaren van zijn le ven aan een onmogelijk boek. Het moest de geschiedenis bevat ten van twee gepensioneerde klerken die hun ambteloos bestaan vullen met het vergaren van allerhande vor men van wetenschappelijke kennis. Daarbij worden ze zo weinig gehin derd door selectieve en schiftende vaardigheden, dat ze aan hun onder neming ten onder dreigen te gaan. Tenslotte komen ze niet verder dan klakkeloos overschrijven van allerlei zin en onzin, waarmee respectabele geleerdheid omslaat in ordinaire domheid. Eenmaal toegekomen aan het encyclopedische gedeelte van de roman, liep ook Flaubert zeifin zijn project vast. Hij overleed voordat hij er een punt aan had kunnen draaien. Daarmee deelde hij in het lot van zijn personages. Ik moest sterk aan Flauberts Bouvard en Pécuchet denken bij het lezen van Memo randum, de onlangs vertaalde nieuwe ro man van de Zuid-Afrikaanse schijfster Mar iene van Niekerk, die van haar vorige boek Agaat in Nederland 25.000 exemplaren ver kocht zag! Weliswaar is Van Niekerks tekst de helft korter, inhoudelijk zijn er toch enkele opvallende overeenkomsten. Via de verteller, Johannes Frederikus Wiid, maken we kennis met twee bazelen de oude heren die elkaar bij wijze van in tellectueel steekspel brokken ongeordende en slecht verwerkte kennis toewerpen. Je kunt ze dat niet echt kwalijk nemen, want beiden bevinden zich op de intensivecare- afdeling van een ziekenhuis, waar ze bijko men van een zware operatie. Wiid, zelf lijdend aan leverkanker in een vergevorderd stadium, is voor één nacht hun kamergenoot en hoort het gesprek aan zonder er veel van te snappen. Maar in de maanden die volgen, trekt hij de plaatse lijke bibliotheek in om alles uit te pluizen wat hij niet onmiddellijk begrepen heeft. Memorandum is het resultaat van die speur- arbeid. Mariene van Niekerk OfWiid geslaagd is in zijn pogingen een samenhangend weefsel te fabriceren uit de losse draadjes die hij van zijn twee mede patiënten heeft opgevangen, is overigens zeer de vraag. Met zijn goedbedoelde, maar niet erg succesvolle zoeken en tasten komt hij in de buurt van Flauberts antihel den. Net als zij is hij slachtoffer van de illu sie dat het totaal van beschikbare kennis nog door één individueel brein beheerst zou kunnen worden. Voor hem is de alom vattende bibliotheek, om een befaamd beeld van de grote Argentijnse scepticus Borges (1899-1986) te gebruiken, een dool hof waar men alleen maar hopeloos kan verdwalen. Bij gebrek aan controle door Wiid is het dus aan de lezer een of meerdere sporen door dit memorandum te trekken. Zo'n spoor is, om maar een voorbeeld te noe men, het verband dat wordt gesuggereerd tussen het kleine en het grote, tussen de beschutting van een vogelnest en een vei ligheid en saamhorigheid schenkende ste delijke gemeenschap. Dat verband is van meet af aan gegeven in de beroepen van Wiids twee kamergeno ten: ornitholoog en architect. Wiid zelf werkte bij de planologische dienst van de Kaapse gemeente Parow, maar alle kennis die hij al navlooiende opdoet, leert hem meer van stedenbouw dan het geval was tijdens de jaren van zijn ambtelijk bestaan. Het is vooral de historische dimensie van zijn studieuze lectuur die voor Wiid een wereld opent. Hij ontdekt hoe in vroege re tijden de stichting van een nieuwe ves tigingsplaats omgeven was met rituelen en tradities, en dat de teloorgang daar van misschien wel kenmerkend is voor de menselijke samenleving in zijn huidige staat. Desintegratie van de oude sociale samenhang is in dit geval iets dat parallel loopt aan steeds specialisti- scher, en dus ook labyrintischer en ondoordringbaarder wordende kennis. Een vroeger nog organi sche leefomgeving is allengs ontto verd en veranderd in een desolate en kille woestijn. Iets van die deso late sfeer is terug te vinden in de zestien ziekenhuistaferelen van de (inmiddels aan kanker overleden) Zuid-Afrikaanse schilder Adriaan van Zyl die Mariene van Niekerk aanzetten tot het schrijven van Memorandum. Mensen komen er niet op voor, en de zielloze ruimtes doen denken aan een gevan geniscomplex of een martelka mer. Het zal duidelijk zijn dat dit geen vrolijk boek is. Maar hele maal uitzichtloos is het beeld dat Van Nie kerk schetst toch niet. Er is altijd nog de na tuur, waar de vogels hun fuga's kwinkele ren. En er is de kunst, die naar het woord van Nietzsche maakt dat we niet aan het leven ten onder gaan. Hoezeer de dood daarin ook aanwezig is. Mariene van Niekerk: Memorandum. Verta ling Riet de Jong-Coossens. Uitgeverij Que- rido. 200 pag. 17,95 euro. Sneeuweieren door Sonja de Jong Ricus van de Coevering - Sneeuweieren Van Gennep. 17,90 euro. De zwaarte van het geloof, de last van roddel, de bekrompenheid van een klein dorp, het zijn the ma's die de afgelopen jaren al heel wat Nederlandse schrijvers inspi reerden. Aan het al bestaande rijtje kan nu Sneeuweieren van Ricus van de Coevering (1974) worden toegevoegd. Hoewel het verhaal wat moeizaam op gang komt, is het boek als geheel toch een ontroerend miniatuurtje over liefde en noodlot. Sneeuweieren is een mierzoet dessert. Het is een gerecht dat staat voor geborgenheid, voor een tijd waarin dingen nog vanzelfspre kend waren. Maar in Sneeuweieren, het romandebuut van Van de Coevering, is geborgenheid ver te zoeken. Vanaf het begin hangt een sluier van teleurstel ling en berusting over de pagina's. Want geen van de bewoners van boerderij 'Ora et labora' is gelukkig. Harm, de eigenaar, niet omdat zijn pluimveehouderij constant op het randje van winst en verlies balanceert en omdat het para dijs, dat hij zichzelf ooit beloofde te zullen creë ren, zo ontzettend ver weg lijkt. Zijn vrouw Olga niet omdat ook haar dromen niet uitgekomen zijn. Operazangeres zal ze nooit worden, het hoogst bereikbare is een solo in het kerkkoor. En ze zal nimmer kinderen kunnen krijgen. Zij zoekt troost in het geloof, maar vindt die niet. En ook David, het Ghanese jongetje dat Harm en Olga hebben geadopteerd, is niet gelukkig. De kinderen van het dorp plagen hem omdat hij donker is, maar vooral omdat hij niet sportief is, te dik en altijd met zijn neus in de boeken zit. Zijn adoptiefvader lijkt weinig om hem te geven. Want wat moet je met een zoon die arts wil wor den en beslist geen pluimveehouder. In die ambi ance van troosteloosheid gaat David op een dag het moeras in om een door hem gevangen nacht vlinder op een veilige plek vrij te laten. Hij blijft ongewoon lang weg. Olga is ongerust, maar Harm lacht haar uit. Hij heeft wel wat anders aan zijn hoofd: een vos die het op zijn kippen voorzien heeft. Onafwendbaar voltrekt zich daar na als in een Griekse tragedie een keten van ge beurtenissen die tot een inktzwart einde voert. De pluimveehouderij waar duizenden kippen da gelijks evenzoveel eieren leggen om na enkele maanden in een hakselaar te verdwijnen, vormt het gruwelijke decor voor dit klassiek vormgege ven drama. Zonder effectbejag of overbodige opsmuk weet Van de Coevering vooral Olga levensecht neer te zetten in al haar gelaten verdriet. Het is dankzij deze ingetogenheid dat de dramatische ontwik kelingen in het verhaal niet ontaarden in goed koop melodrama. De laatste hoofdstukken zin gen lang na in je hoofd. Hier wordt verdriet en de machteloosheid om daarmee om te gaan op zeldzaam mooie wijze beschreven.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 116