27 spectrum mum a Veel hulptroepen rukten uit toen orkaan Sidr Bangladesh in november geselde. Maar ze kunnen het getroffen gebied niet bereiken. De zuidoostelijke rivierdelta is een wirwar van eilandjes en stroompjes, waar geen Yankeeschip kan komen. Wel de Shapla, een Nederlandse doktersboot van Terre des Hommes die er al acht jaar rondvaart en het gebied kent als geen ander. Onze verslaggever ging een dag mee. PZC Zaterdag 29 december 2007 Lopendebandwerk, maar met gevoel fzg&Szkï J "C lid? v •w r >x2 door Max Steenberghe Nee. Het is hartverscheurend, maar het lukt niet. Klein en kwetsbaar bibbert een prop je mens op de kruk tegen over de dokter, maar hij kan het oude vrouwke niet helpen. Ze oogt als een junglebeestje, de donkerbruine huid gelooid als kokosbast, het gezicht ingeval len tot een apenschedeltje. Maar ze is doof stom en hoe ze ook gebaart, de dokter kan er geen chocola van maken. Even sist en blaast ze als een kat,, dan laat ze zich gela ten wegvoeren. Voor de hoeveelste keer? Hij is duidelijk ontdaan, maar de dokter moet door. Patiënten wachten. Duizenden zijn gestorven, miljoenen dakloos, maar honderden dringen hier op de kade en ze wachten op hem. Zwart en vormloos door hun boerka's, vol verwachting en hoop op wat komt nadat de orkaan Sidr had toege slagen in Bangladesh. Er kwam hulp, maar niet veel. In de we reld van noodhulp is Bangladesh de eeuwi ge constante. Eenidein geluk bij een groot ongeluk: de Nederlandse poot van Terre des Hommes heeft een eigen hospitaal schip in het gebied. Beter: een dokters boot, de Shapla, de lotusbloem. Bijna der tig meter lang, 25 man aan boord, van wie de helft medisch personeel. Vier dokters, een lab, röntgen- en CT-apparatuur plus een bescheiden operatiekamer. Het is op Nederlands initiatief gebouwd en vaart tus- sen de eilanden van de delta,, waar de be volking anders nooit een dokter zou Zien. Een kort telefoontje naar Den Haag was ge noeg om een bescheiden kwart miljoen eu ro los te praten, waarmee de Shapla drie maanden exclusief voor noodhulp is.. De Shapla is een mooie mix van Hollandse degelijkheid en Aziatisch knutselwerk. Niets dan vriendelijke gezichten aan boord. Een wekker is overbodig, bij zons opgang ratelt de ankerketting en stomen we op naar de kliniekplaats van die dag: Baherchar. De Shapla zou makkelijk kun nen aanleggen, want de steiger is leeg. De veerboot, tientallen tonnen staal, ligt zo'n honderd meter landinwaarts in het bos; groeten van de orkaan. Maar we ankeren in het midden van de stroom en een sloep tuft weg om de eerste patiënten te halen. Aan de kade blijkt waar om: de zo vredig ogende groep wachtende vrouwen verandert in een vechtende, du wende, spuwende kluwen. Klauwend om aan boord te komen. Meerden we aan, dan werden we bestormd en geplunderd. Een maal aan boord groepen de vrouwen weer stil bijeen in de wachtkamer. De wachttijd is kort, de doktoren hebben zelden meer dan een paar minuten per patiënt nodig. De klachten zijn algemeen en bekend, som mige patiënten ook en het loopt als lopen debandwerk. Next, next, next, een paar vra gen, een paar antwoorden, even zuchten, even aa zeggen, wat krabbels op een recep- tenblok, dan naar een loket waar ze pillen krijgen en klaar. Next. Het lijkt gevoelloos, maar dat is het niet. Anders waren ze er niet. Maar de doktoren hebben alles gezien, gehoord en meege maakt. Weten welk vlees ze in de kuip hebben. Alle vrouwen hebben het aan hun heup maar dat komt van het waterdra- gen. Een gebroken arm? Was dat de storm, de bus of de echtgenoot? Een gezwel? Een ontsteking, slangenbeet, infectie? Of weer de echtgenoot? Tot hun eigen verbazing geven de zwijgende vrouwen antwoord. Buiten wordt het wilder en wilder, op de kade is het bijna vechten op leven en doöd. Vrouwen gillenrhouden kinderen met afgrijselijke zweremomhoog, pronken met eigen wonden om een plaatsje te krij gen. Als door een wonder valt niemand in het water, hun boerka zou hen meteen naar beneden sleuren. Aan boord wordt het ook wilder. Uit het zicht van de echtge noten maken de dames een verbijsterend kabaal. Höofddokter Rezul loopt naar het gangpad om orde te scheppen, maar ziet er een aangetast kind. Hij vergeet zijn plaats, stelt bekommerd twee vragen en heeft zich daarmee verraden. Hij wordt on middellijk omringd/bestormd en krijgt zo zijn eigen opënluchtpraktijk. Meer en meer patiënten komen aan boord, de herrie wordt oorverdovend. Kla gen, krijsen, kreten, roepen, rukken. Jenge lende baby's, gillende moeders. Ook de stank stijgt. Maar de doktoren houden het hoofd koet, stellen onverstoorbaar hun vra gen, pompen de bloeddrukmeters op en noteren wat. Een breuk, gezwél, maagont steking. Een vrouw heeft ogenschijnlijk -niets, maar is geestelijk leeg. De storm staat nog in haar ogen, ze is alles en ieder een kwijt, ze is gekomen, want wat moet ze anders? „Er woeden veel orkanen in hun hoofd, de trauma's zijn niet te tellen", fluistert de dokter. Verder. Een poliep, een breuk, nog een ontsteking. Wacht, moeder heeft een kind bij zich met een virus en dan reikt ze naar de grond en trekt haar moedertje om hoog, dat als een hoopje vodden op de vloer lag. Nóg een ontsteking. Verder maar. Bijtwonden van een beest, bijtwon- den van een man. Een vrouw bleef haar kinderen vasthouden toen ze viel zodat haar arm brak, maar dat is vier weken gele den en krak, hij moet opnieuw kapot. Ze geeft geen krimp. -De drukte blijft. Ze komen van ver, een dag lopen. Want deze hulp is nu gratis. Niet dat het klaplopers zijn, maar ze heb ben gewoonweg niets. Dokters in de stad zijn te voet niet te halen, per trein niet te betalen. Een medewerker vertelt de vorm loze vrouwen in de wachtkamer over voe ding en hygiëne. Maar niet over geloof of boerka's zoals andere hulpverleners, want die krijgen meteen de mannen tegen zich pr - en dan kunnen ze inpakken. Maar de boot is westers genoeg, een paar verborgen blik-1 ken krijgen een andere glans en wie weet wacht hun man die avond toch een ande re thuiskomst. De behandelingen gaan non-stop door, de langste rij staat bij de enige vrouwelijke arts, die bijna tweemaal zoveel vrouwen wegstampt. Eigenlijk mogen de dames he lemaal niet bij mannelijke doktoren ko men, maar een stilzwijgende afspraak is dat niemand verraadt wat.aan boord ge beurt. De herrie en de lucht zijn niet te be schrijven. Het tempo nauwelijks. Hup, next, hupnext. Salina heeft koorts, Indira's baby darmkoliek, Manshed hoest haar lon gen leeg, Trika heeft een gillende ooront steking. leza bronchitis. Raina is haar lin kerarm boven de elleboog kwijtgeraakt door rondvliegende stukken golfplaat. Ver baasd kijkt ze naar haar stompje, heel stie kem dacht ze dat de wonderdokters er iets op wisten. Rahash zit met een zwart on derbeen, een verwaarloosde slangenbeet. Slangen waren overal, zo'n beetje de enige beesten die bleven leven. Jasmin komt binnenstrompelen met een lamme arm. Daarom heeft haar man haar weggestuurd. Of heeft de man het gedaan? Nee, zegt ze, het was haar schuld: ze dook niet snel genoeg weg, Shumi heeft ontsto ken amandelen, maar Joanika ook, en Kali, en Rina en Hari. Komt van vies koud wa ter. Siha heeft een onsamenhangend ver haal; uiteindelijk blijkt ze epileptica, wat haar man dus niet beviel. Hari was de laatste. Ongelofelijk, het is dus toch eindig? Even kijken, de vier doktoren hielpen vandaag 371 patiënten. Plus wat los se kinderen en een paar onder boerka's ver stopte baby's. Normaal doet de Shapla 100, maximaal 150 consulten per dag... Als alles is gepoetst, zoekt de kapitein een j veilige plaats voor de nacht. Veilig? Ja, pira-1 terij is hier geen Disneyfïlm. Dus stomen we terug naar de bewoonde wereld. Op het opperdek komen de gebedskleedjes te voorschijn en buigt de bemanning richting INDIA Mekka. Gretig graaien ze daarna hun bord jes rijst leeg, de lichten gaan uit en de kak kerlakken nemen de boot over. Tot bij het zonnegloren de ankerketting weer ratelt. De doktoren zitten allang op hun plaats. Ze kijken wat zorgelijk. Vandaag, zeggen ze, wordt het druk... Die volgende dag hiel-1 pen de vier doktoren 462 patiënten. ;<sétï INDIA BANGLADESH SaJ DELTA Het gironummer van Terre des Hommes is v 252525, ow Shapla. «c I

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 115