Alcohol
v 12
'Ik hoef me niet te schamen.
Deden de daders dat maar'
Zaterdag 1 december 2007 PZC
STANDPLAATS
LIBANON
door
Harold Doornbos
etc. -
Al jaren woon en reis ik rond in een
deel van de wereld, Pakistan en het
Midden-Oosten, waar alcohol veelal
verboden of, op z'n minst, een ta
boe is. Veel westerse collega's kunnen daar ein
deloos over klagen. Weer geen bier, zeggen ze
dan teleurgesteld na een lange werkdag. Of ik
zie vrienden van me smoezen met de restau
ranteigenaar waarna er too euro betaald wordt
voor een illegaal geïmporteerde fles derde
rangs jenever uit een vierderangs Oostblok
land.
Ik klaag over veel dingen in het leven, maar
niet over een gebrek aan alcohol. De reden: ik
drink niet. Geheelonthouder heet dat. En ge
heel is inderdaad geheel. Ik heb nooit gedron
ken, niet toen ik jong was en niet nu.
Dat klinkt heel interessant, maar is het
eigenlijk niet. Want er bestaat geen re
den voor het feit dat ik geen alcohol
drink.
Mijn, zij het kleine, persoonlijke tragedie
is dat echter niemand in het Midden-
Oosten gelooft: dat ik niet drink. Een wes
terling drinkt nou eenmaal. Als ik met
fanatieke moslims om de tafel zit die ful
mineren tegen het gebruik van alcohol,
dan kijken ze me altijd een beetje mee
warig aan, wanneer ik hen vertel dat ik
nooit drink.
„Dat zal wel", zeggen ze dan. „Nee, het
is echt waar", begin ik. „Dat zeg je alleen
maar omdat wij tegen alcohol zijn", zeg
gen de islamisten dan. „Nee, echt niet",
roep ik vervolgens uit in wanhoop. „Hoe
kan je dat bewijzen?" „Dat kan ik niet",
zeg ik dan, „je moet me geloven op m'n
woord."
Veelal beginnen we dan maar over een
ander onderwerp - Bin Laden, de vernie
tiging van de wereld, de straf van God,
en laten het onderwerp alcohol rusten.
Maar ook bij mensen in het Midden-Oosten
die stiekem wel drinken, krijg ik alleen maar
te maken met ongeloof „I love Holland", ver
telt menige Arabier me, „I love Heineken."
Als ik dan zeg dat ik nog nooit in m'n leven
Heineken heb geproefd omdat het naar braak
sel ruikt, worden hun ogen twee keer zo
groot. „Wat een schande", roepen ze dan vol
afschuw. „Wij moeten ongeveer een moord
plegen voor een biertje en jij komt uit een bier-
land en weet niet hoe het smaakt." Vaak gelo
ven ook zij me niet. Dan schenken ze gewoon
bier of wijn voor me in. „Nee, echt niet", zeg
ik dan terwijl ik een Fanta bestel bij de ober.
„Maar ik ben geen 'Bin Laden-moslim', je
kunt gewoon toegeven dat je, net als ik,
drink." In Iran boden vrienden van me hun
verontschuldiging aan omdat er geen alcohol
was. „Nu vind jij er natuurlijk niets aan", zei
den ze.-In Pakistan gaf mijn huisbaas, een
ex-majoor uit het leger, me soms whisky.
Maar omdat ik weigerde, dronk hij mijn deel
op en belde me soms 's nachts op met de bizar
re boodschap: „Harald, I love you". In Irak ver
telde een Irakees me dat hij 'meer van alcohol
houdt dan van zijn vrouwen'. Omdat hij er
drie had, moet dat echte liefde zijn geweest.
Arabische christenen noemen me spottend 'de
beste moslim van het Midden-Oosten'.
Moslims krijgen soms spontaan een geloofscri
sis wanneer zij een glas whisky achterover
slaan, terwijl de niet-moslim vrolijk aan z'n
Fanta nipt.
In sommige restaurants komt de ober naar me
toe en fluistert dan in m'n oor: „Het staat niet
op de lijst, maar we hebben wijn." Als ik ver
volgens de miljardste Fanta in m'n leven be
stel, zegt de ober dat „ik niet bang hoef te zijn
dat iemand erachter komt, aangezien de wijn
zal worden geserveerd in een neutrale thee
pot." „Doe maar Fanta in een gewoon glas",
antwoord ik dan glimlachend.
Geloven is voor de meesten in het Midden-
Oosten het probleem niet, maar geloven dat ik
geen alcohol drink? Van Beirut tot Islamabad
denken mensen dat ik dan waarschijnlijk een
stille drinker moet zijn. En dat zijn natuurlijk
de ergste alcoholisten.
'Ik ben boos
op alles'
Het is een dag zoals zoveel an
dere. 's Morgens om tien
uur rijdt Nicole Lodewijks
naar haar broodjeszaak aan
de Heezerweg in Eindho
ven. Het weer is onstuimig. Veel wind en
regen. Klanten lopen in en uit.
's Avonds viert zij met familie en perso
neel een feest vanwege de verjaardag van
haar man Rob. Rond één uur in de nacht
arriveren zij bij hun woning. Voor ze naar
bed gaan, lezen ze in de keuken op hun ge
mak de verjaardagskaarten door die de
postbode heeft bezorgd. Daar hebben zij
op deze feestdag nog geen tijd voor gehad.
Tegen vieren worden zij ruw uit hun slaap
gehaald door twee in het zwart geklede
mannen met bivakmutsen. Een van hen
staat aan de bedzijde van haar man, de an
der aan haar kant. Een van de indringers
heeft een pistool. Geld willen ze en snel.
„Ik weet niet hoe het kwam, maar ik was
enorm helder. Blijf rustig, zei ik tegen Rob.
Ze willen geld. Ik moest uit bed komen.
Rob bonden ze vast. Eentje bleef als bewa
ker bij hem in de slaapkamer. Ik ging met
de ander naar beneden. Daar kwam ik nog
een overvaller tegen. Ze dachten dat we
veel geld in huis hadden, maar dat was
niet zo. Ons huis staat niet voor niets te
koop. We hebben meer schulden dan be
zittingen, zei ik. Daarover waren ze be
hoorlijk gefrustreerd. Ze hebben het hele
huis doorzocht tot aan de wasmachine
toe."
Na drie kwartier vertrekken de overvallers,
maar niet nadat ze Nicole Lodewijks in
haar eigen huiskamer hebben verkracht.
„Ik lag beneden. Ik wist niet wat er met
Rob was gebeurd. Ik ben de trap op ge
stormd om bij hem te zijn."
Direct na de overval bellen ze de politie.
„We moesten aan de lijn blijven tot ze arri
veerden. Later hebben ze nog drie man
nen aangehouden, maar die bleken er niks
mee te maken te hebben."
Dezelfde dag wordt het echtpaar intensief
verhoord door de politie. De volgende dag,
zondag 13 mei, staat Nicole weer in haar
broodjeszaak. „Ik dacht: Ik kan wel een
uurtje wakker liggen en het heel benauwd
krijgen, maar dan moet het over zijn."
Dat is Nicole Lodewijks ten voeten uit:
nuchter en in het bezit van een vechters
mentaliteit. Ze wil niet bij de pakken neer
zitten, zelfs niet als alles tegenzit.
Zelf zegt ze daarover: „De een reageert zo,
de ander zo. Ik had het heel moeilijk, maar
probeerde het een plekje te geven. Ik vond
dat ik geen keuze had. Ik wilde de boel bij
elkaar houden en mijn zaak overeind hou
den. Moest ik zomaar dicht gaan? Moest ik
me gaan verstoppen? Ik heb niks verkeerd
gedaan. Iedere week ben ik zes dagen
open en dan plotseling dicht? Dat zou tot
een heleboel vragen leiden. En wat moet
ik dan zeggen? Dat is het frustrerende als
je slachtoffer bent."
De weken na de overval omschrijft ze als
een 'ramp'. „Pas later ben ik gaan beseffen
waar ik mee bezig was. Ik wilde aan nie
mand laten blijken dat ik zoveel geleden
heb. Rob maakt zich gruwelijk veel zorgen
om mij. Hij vindt het zelf ook heel erg
moeilijk, maar kan er op de een of andere
manier toch beter mee omgaan."
Vier weken na de overval arresteert de po
litie twee Eindhovenaren van 27 en 20 jaar.
Ze worden in voorlopige hechtenis geno
men.
Enkele maanden later krijgt de politie nog
twee Eindhovenaren van 33 en 23 jaar in
het vizier. Ook zij belanden in het Huis
van Bewaring. Een van hen had buiten in
de auto gewacht totdat de anderen naar
buiten kwamen.
Met de daders veilig achter slot en grendel,
krijgt Nicole haar leven weer enigszins op
orde. Ze is druk in de weer in haar zaak en
volgt tegelijkertijd een gesprekstherapie
om vat te krijgen op wat zij noemt 'de
haarscheur in mijn persoonlijkheid'. „Ik