Natuur v18 Zaterdag 17 november 2007 PZC STANDPLAATS door Windy Kester Een Nederlander op ski's in de ber gen. Dat wordt lachen, zag ik mijn Noorse schoonvader denken. Bij mijn langlaufdebuut, zes jaar gele den, stond hij klaar om eerste hulp te verle nen. „Jullie Nederlanders schaatsen aardig. Maar afkomstig uit zo'n plat en dichtbe volkt land zijn er twee dingen die jullie ab soluut niet künnen begrijpen: skiën en de natuur." De skispon is in Nederland inderdaad niet groot. Maar de natuur? Wat valt er nou te weten? Je loopt er doorheen, inhaleert wat frisse lucht, bent enthousiast omdat je zo maar uit een beekje kunt drinken, maakt een foto van een waterval of twee en stelt vast dat je een echt buitenmens bent. Fout. De ongerepte natuur is voor de Noren een nationaal en bijna reli gieus symbool waar je respect voor dient te hebben. De echte Noor ge looft niet in een koud klimaat of slecht weer. „Alleen in slechte kle ding." De mogelijkheid tot natuurbe leving is zelfs vastgelegd in de Wet van Vrije Toegang, die iedereen op het platteland toegang geeft tot onbe bouwd terrein. Officieel is geen wei land, tuin, strandje of ijsschots privé. Het buitenleven wordt de Scandina- viërs met de paplepel ingegoten. Ouders weten dat het tot een graad of min ïo heel gezond is om buiten te slapen. Zelfs hartje winter staan voor de kinderdagverblijven rijen met kinderwagens waarin i-jarige ko ters hun middagslaapje doen. De iets oudere kinderen spelen op de crèche niet met de zandtafel of in de poppenhoek. Zij vermommen zich in hun skipakken als michelin- mannetjes om warm aan het vereiste aantal uren buitenspelen te komen. Waar Nederlandse kinderen jong leren zwem men, leren Noorse peuters wat ze moeten doen als ze verdwalen in het bos: ga niet rondlopen, maar hang een kledingstuk op een goed zichtbare plaats. Sluit daarna vriendschap met een boom en omarm de ze totdat er hulp komt. Verplicht op het rooster van de basis school staan naast rekenen en taal 'buiten- dagen'. Schoolklassen trekken regelmatig de bergen of de bossen in om te leren ka noën, hoe je een fikkie stookt en hoe je met een groot mes scherpe punten aan stokken snijdt, zodat je worstjes boven het kampvuur kunt grillen. In een land dat acht keer de oppervlakte van Nederland heeft, kunnen niet alle paden even goed worden onderhouden. Om te voorkomen dat de boel dichtgroeit, moeten de school kinderen op excursie soms een snoeischaar meenemen. Een Noor maak je dan ook niet wijs dat er in ons land ook natuur is. Een Noorse vriend verhuisde na een aan tal jaren zelfs terug naar zijn vaderland, omdat hij niet kon wennen aan het gebrek aan buitenleven. „Op de Veluwe loop je in de file, het is net een stadspark", klaagde hij. Hij miste de uitgestrekte wouden waar je nog kans loopt een wolf of een beer te gen te komen en hij meende dat het over levingsinstinct in Nederland volledig is ver dwenen. Bijkomend probleem was dat hij zich moeilijk kon oriënteren omdat alles zo plat was. „Hoogteverschil geeft je hou vast bij het navigeren." Andersom ver loopt de kennismaking van Nederlanders met de Noorse ongereptheid ook niet al tijd even vlekkeloos, omdat we de gevaren van de wildernis onderschatten. Na een aantal ongelukken afgelopen zomer waar schuwde de Nederlandse ambassadeur in Oslo dat in Noorwegen niet overal hekjes en bordjes staan. Misschien is het waar: als het niet in je ge nen zit, valt 'de natuur' niet te leren. Ski ën, tot verbazing van mijn schoonvader, gelukkig wel. Pantserwagens op weg naar een ondersteuningsplek. Vechten tegen Volendam. Niet het visserdorp aan het IJsselmeer, maar de vooruitgeschoven Nederlandse post in de Afghaanse provincie Uruzgan. Het is 06.00 uur. „Goedemorgeh.. reveille!", klinkt het vanaf de hoge muur om het kamp. Het tweede peloton van de Bravocompagnie van 13 Luchtmobiele Brigade uit Assen ontwaakt. De stoottroepers gaan op patrouille richting talibangebied. door Willem Dekker foto's GPD Snel een broodje ham of pindakaas, een bak koffie of een tosti. Smaakt best om zes uur 's ochtends. Sergeant eerste klas Harm uit Siddeburen roept zijn mannen bijeen voor de laatste instructies. Enkele tientallen in Assen gelegerde militairen dalen in rijen van twee te voet de zandheuvel af, samen met Ana's, militairen van het Afghaans nationaal leger, getraind door Ne derlandse mariniers. Het begint deze novembermorgen al warm te wor den, het kwik stijgt overdag tot 27 graden, en dat op 1.100 meter hoogte. Onder het scherfvest is een T-shirt voldoende. Onze groep gaat voorop. Plaatsvervangend peloton commandant Harm loopt tussen de mannen door. Hij staat voortdurend in contact met commandant Peter uit Groningen, een eindje verderop. „Romeo hier Echo over." Pantserwagens en jeeps nemen posi ties in met goed zicht. Het is rustig als we de eerste quala's, met een lemen wal ommuurde huizen, berei ken. Bijna allemaal zijn ze verlaten. Veel burgers zijn voor het oorlogsgeweld gevlucht naar de bazar van Deh Rawod. Abdul Sharif is een van de weinigen die niet is ver trokken. Doorleefd gezicht, grijze baard, zwarte kle ding en zwarte tulband op het hoofd. Hoe oud is hij? „Ik weet het niet. 80", antwoordt hij maar. Ga er maar vanuit dat hij 50 is, zegt een van de militai ren. Het leven in Afghanistan is hard. Mensen lijken ouder dan ze zijn. Waarom is hij gebleven? „Anders trekken de taliban in mijn huis." De Nederlanders zijn hier 's avond en 's nacht niet. Dan lopen hier talibanstrijders rond. Op enkele akkertjes groeien nog maïs en wiet. Die be lemmeren het zicht, wat overigens beter is dan enke le weken geleden toen de oogst nog moest beginnen. Wiet is een belangrijke inkomstenbron voor de arme boeren. De Nederlanders laten de papavervelden on gemoeid. De patrouille nadert Cemetary Hill, een ka le, rotsachtige heuvel. Onder keien liggen mensen be graven. Sommige graven zijn versierd met zelfge maakte slingers. Doppen van beugelflessen en kaars jes sieren het gras. Groep voor groep gaan de militai ren de heuvel op. Boeren bewerken het land. Maïs wordt binnengehaald. De Ana's passeren en lopen door naar de voorkant van de heuvel. Eén soldaat ziet iets verdachts en lost een paar waarschuwingsschoten. Dan breekt de hel los. Taliban in de vallei vuren terug met machinege weren en granaten, die vanaf de schouder worden af geschoten. De Ana's antwoorden met alles wat ze hebben. Iedereen gaat plat. De eerste kogels fluiten over onze hoofden. De Nederlanders willen naar vo ren, maar moeten wachten op een teken. Als dat komt gaan de militairen in looppas naar de voorste linies. Bij een dalletje zoeken we dekking. Sergeant Wouter roept dat beneden op zo'n 250 meter iets beweegt. Opnieuw fluit een kogel over. „Blijf laag." Pieuw, nog een. Ze komen op anderhalve tot twee meter over, schat Wouter. De groep van sergeant Jeremias uit As sen rent naar het hoogste punt, om de Ana's bij te staan. Zij worden vanuit een quala beschoten. Pant serrupsvoertuigen komen aanrijden en nemen positie in. Het 25 mm kanon begint te ratelen. Vanuit Camp Hadrian worden mortieren afgevuurd en de pantser houwitser schiet rookgranaten af om de positie van de taliban te markeren. De Nederlanders zitten hoog, de taliban laag. Dat is een voordeel. „Stefan, Stefan", schreeuwt groepscommandant Clint. Stefan is schutter van een Bunkeifaust. Daar mee wordt vanaf de schouder een projectiel afge vuurd dat een 1.20 meter dikke muur doorboort. Ste fan komt. „We gaan dat ding verdomme op die quala rammen, dat mag geen naam hebben", roept Clint. Even later vuurt Stefan de Bunkerfaust af. De broeks pijpen flapperen op 100 meter afstand. Wat een klap. Gejuich stijgt op. Quala geraakt. In de lucht hangt een Mirage, een Frans gevechtsvlieg tuig. Dat scheert laag over. Het boordkanon ratelt kort. De Mirage maakt een bocht en keert terug. Weer gaat het boordkanon af Een tweede Mirage dropt een bom, een 500 ponder, op een woning waar nog taliban schijnen te zitten. Een grote rookpluim stijgt op. Nederlandse Apache helikopters verschijnen. Dan wordt het ineens rustig. Er klinkt geen schot meer. Aan Nederlandse zijde is niemand gewond geraakt. Aan talibanzijde zijn zeker slachtoffers gevallen, zeggen de militairen. Hoeveel? De schattingen liggen rond de twintig.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 98