De tikkende tijdbom is stilgevallen V16 I Zaterdag 17 november 2007 PZC Het loopt tegen half één, maar in de heuvels van de Costa del Sol is nog altijd geen zon te zien. „Ie treft het niet", zegt Aad van Toor. „Het is maar 24 graden." Warm genoeg om onder een afdak in de tuin van zijn witte villa te zitten, met pa noramisch uitzicht over Benalmadena en de zee. Rechts groeien wat sinaasappel boompjes en exotische planten. Links een zwembad waarvan het water met behulp van een motor constant tegen de 30 gra den wordt gehouden. Elke ochtend dob bert hij er een uur in, met behulp van een soort bootje, half boven water, half onder water. Daarna is hij pas weer een beetje mens. „Als ik wakker word, is alles gevoelig en weet ik het weer: Adriaan is acrobaat. Net als Bas heb ik roofbouw gepleegd op mijn lichaam. Mijn gewrichten zijn kapot en mijn spieren versleten." Een paar weken geleden is hij genezen ver klaard. „De kans dat de kanker in mijn mond terugkomt, is volgens de arts net zo groot als bij iemand die nog nooit kanker heeft gehad." Na vier jaar van bestralingen hoeft hij pas over een jaar terug te komen voor contro le. „Als je dat hoort, weet je eigenlijk niet goed wat je overkomt. Ik had een tikken de tijdbom in mijn hoofd, die nu niet meer tikt. Maar de bom zit er nog wel. Kortgeleden kreeg ik ineens last van mijn keel. Ik schrok me rot. Het was gelukkig een ontsteking, die met antibiotica te be strijden was." Hij is meteen gaan doen wat hij altijd nog had willen doen in zijn leven: een reis door Amerika van Los Angeles via alle zui delijke staten naar New York. Genoten heeft hij, zoals hij nog nooit ergens van heeft genoten. „Weet je dat ik tientallen mails per week krijg van mensen die zeg gen dat ze zo hebben genoten van al onze avonturen en dat ze ze nu met hun kinde ren opnieuw beleven. Een aantal maakt zelfs precies dezelfde reizen die wij voor onze series hebben gemaakt." Hij vindt het prachtig, elke keer weer, als mensen hem herkennen en waarderen. Maar die avond in Ahoy bij Frans Bauer werd het hem toch te veel. „Ineens richtte Frans het woord tot het publiek, vertelde dat ik in de zaal zat en zette een volgspot op me. Ik moest opstaan en daar komt me een applaus, zó hard, zó geweldig, zó warm... De tranen stroomden over mijn gezicht." Hij slikt even, neemt een slok koffie en een koekje. Zegt dat het toch zo zalig Aad van Toor (65) is niet langer Adriaan van Bassie. In Spanje leeft hij een nieuw leven 'met een hoofdletter L'. Hij wil genieten, nu hij na vier jaar is genezen van kanker. Ook al is dat met een ingekorte tong, vaak kramp in zijn mond en de angst dat het terugkomt. „Ik kan wel klagen, maar ik lééf nog, wat wil ik nog meer?" door Dick Hofland foto Phil Nijhuis/GPD Aad van Toor Geboren: 1942. Ge trouwd met Ina. Twee zoons (44 en 35 jaar) uit een eerder huwelijk. 1957: Treedt voor het eerst op als acrobaat in een nummer met zijn broer Bas. 1964: Breekt met zijn broer door in de show van Rudi Carrell. 1975: Komt via Joop van den Ende bij de TROS, waar de eer ste van tien series Bassie en Adriaan begint met De Plaag geest. 1997: Met Bas benoemd tot Rid der in de Orde van Oranje Nas sau. 2003: Er wordt kanker in zijn mond ontdekt; stopt met optre den. 2007: Vestigt zich definitief in Benalmadena. smaakt allemaal. Als de dag van gisteren herinnert hij zich nog hoe hij een hap vlees nam en het bijna uitspuugde. „De be stralingen hadden alles in mijn mond ka pot gemaakt. Alles smaakte naar bagger." Dan begint het verhaal van zijn ziekte. Dat hij zich zeker een halfjaar zeven da gen per week twaalf uur per dag moe voel de. „Ik had geen enkele puf meer om op te treden. Vooral na de pauze was een ver schrikking." Al die tijd had hij ook een vervelend ge voel in zijn keel. „Ik dacht dat het een keel ontsteking was. Dat dacht mijn huisarts ook, maar het ging niet over. Dat heeft zo'n halfjaar geduurd, tot ik bij een specia list kwam, die het oordeel velde: kanker. Een gezwel op mijn speekselklieren. „Weet je, Rudi Carrell is als artiest altijd mijn grote voorbeeld geweest. Hij rookte en dronk als een ketter. Ik heb niet zoveel gezopen als Rudi, maar wel gigantisch ge rookt. Toch snel zo'n veertig sigaren per dag. Niet van die kleintjes, maar van die mooie Havanna's. De dokter zei nog: dit is een typische rokerskanker. Ik heb 45 jaar lang geprobeerd van het roken af te ko men, maar het is me nooit gelukt. Het is een verschrikkelijke verslaving, waar men sen die niet roken veel te gemakkelijk over denken. Mijn laatste sigaar heb ik op gestoken vlak voordat ik werd geopereerd, en daarna heb ik er nooit meer naar ge taald." Hij laat een litteken zien dat van het ene oor via zijn hals naar het andere oor loopt. „Alsof die artsen er een nieuw hoofd op hebben willen zetten, maar op het laatste moment toch weer die ouwe kop er op hebben gedaan." Het gezwel bleek uiteindelijk niet te opere ren, want dat was ten koste van zijn kaak gegaan. Bestraling leek de beste oplossing. De eerste keer op weg naar het ziekenhuis moest hij de auto steeds aan de kant zet ten omdat zijn handen van het stuur gle den en hij op zijn stoel zat te springen. „Bang, jongen, bang." Hij kreeg een masker op, werd vastge schroefd op de tafel en zo de apparatuur in geschoven. Drie keer zeven seconden bestraling, daarna kon hij weer naar huis. „Ik dacht nog: als dit alles is..." Na tien dagen begon het. Pijn in zijn keel. Meer pijn. Nog meer pijn. Vreselijke pijn. „Alsof ze zo'n hete plaat voor het steengril len in mijn mond hadden gegooid. Dat zeg ik tegen de dokter. Zegt zij: 'Pijn? Het wordt nog veel erger'. Gek misschien, maar op een of andere manier stelde me dat gerust. Haar eerlijkheid, hoe hard ook, nam mijn onzekerheid weg." De bestralingen husselden de zenuwen in zijn mond door elkaar. „Als iemand an ders kippenvel krijgt, krijg ik een ver krampte tong. Kan ik een tijd alleen maar klanken uitbrengen. In het begin gebeur de het zestig, zeventig keer per dag. Nu nog drie, vier keer. Bovendien is de achter kant van mijn tong vastgezet. Als ik mijn tong uitsteek, komt-ie net met het puntje naar buiten. Daardoor praat ik iets anders dan vroeger, maar het gaat nog goed hoor. Ik ben dolblij dat ik hem nog heb, want mensen met dit type kanker raken vaak hun tong kwijt." Vaak dacht hij 'dit houd ik niet vol'. Tege lijk was hij opgelucht. „Want ze konden er iets aan doen." Tussen de onderzoeken en de operatie door trad hij toch nog af en toe op. „Stond ik op de bühne leuk te doen, maar achter de coulissen stond ik te janken." Eén ding wilde hij boven alles: blijven le ven. „Uiteindelijk heb ik alles afgezegd, ik ging er van uit dat ik nooit meer zou kun nen werken. Dat was vlak voor ons offi ciële afscheid als Bassie en Adriaan, dat we met een tournee groots zouden vieren. Door die kanker is dat er nooit meer van gekomen. In het begin vond ik het ge meen, nu vind ik het jammer, meer ook niet. Ik kan wel klagen, maar ik lééf nog, wat wil ik nog meer?" Het is 'tijd voor de lunch' als Aad van Toor zich na een wan deling door smalle, steile straat jes nestelt op zijn favoriete ter rasje, aan de rand van een klein pleintje. Als de tortilla met ham voor hem staat, be gint het te plenzen. Zingt, als in Bassie en Adriaan: „In Spanje schijnt altijd de zóhön.. Hij wijst om zich heen: „De eer ste keer dat ik hier kwam, wist ik: hier ga ik ooit wonen." Nu woont hij er voor vast. Iets eerder dan de bedoeling was, maar hij kan er niet om treuren. Een vak heeft hij niet geleerd, met zeven jaar lagere school. Hij was 4 toen zijn va der overleed, in Tsjechië, waar hij voor de Duitsers moest werken. Zijn moeder her trouwde en die man beschouwt hij als zijn vader. „Thuis was het een en al armoe de, ellendige armoede. Er waren momen ten dat we niets te eten hadden." Sinds dien weet hij 'dat geld alleen belangrijk is als je het niet hebt'. Bas is zeven jaar ouder en was in het be gin een soort vaderfiguur. Hij stelde hem ook voor acrobaat te worden. „Ik ben het gaan doen en voor ik het wist, was ik acro baat. Ik moest elke dag trainen en daar had ik een bloedhekel aan, maar ik weet

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 96