Terug naar de bron ^vbalans Donderdag 8 november 2007 Beeldend kunstenaar Reynier de Muynck (55) is een schijn baar onuitputtelijke bron van ideeën, als hij in 2002 te horen krijgt dat hij lymfklierkanker heeft. De bron dreigt op te drogen en De Muyncks creati viteit komt onder zware druk te staan. 'De verbondenheid met de persoon die ik dacht te zijn, verdween totaal.' Mijn ouders hadden een eigen zaak, waarin ze keihard werkten. Thuis, boven de winkel, had ik zodoende het rijk vaak alleen. De zol der bleek een schatkamer en ik had alle tijd en gele genheid om die grondig te verkennen. Er stonden schilderijen van mijn grootvader, en vrij ondeugende tekeningen van mijn vader. Ook maakte ik mijn eigen schatten. Dan beschilderde ik een homp klei met goudverf en verstopte die onder de plankenvloer. Er stond een oude ladekast, vol verftubes van mijn grootvader. Bij zijn overlijden liet hij ook een enorme collectie boeken na, over Griekse en Romeinse kunst, en archeologie. Als klein kind verslond ik die al. Mijn ouwe lui voelden mijn nieuwsgierigheid goed aan en ik kreeg alle ruimte. Ik had ook al vroeg een grote interesse in het mystieke, ondanks of misschien juist dankzij het feit dat mijn broer en ik antireligieus wer den opgevoed. Die interesse is er nog altijd en hij is in veel van mijn werken terug te vinden. Nooit heb ik de behoefte gevoeld me bij een geloofsrichting aan te sluiten, omdat ik zo vrij als een vogel wil zijn en niks heb met regels en voorschriften. Versierdrang 'De eerste verf waarmee ik werkte was die van mijn grootvader. Tubes genoeg, op die zolder. Kunst was bij ons thuis volledig geaccepteerd, iets wat voor die tijd best bijzonder was. Maar waarschijnlijk hoopten mijn ouders stiekem toch dat ik iets "nuttigs" met mijn creativiteit ging doen. Het was voor hen dus vast een opluchting dat ik voor de kunstacademie koos, in Gent. Drie hele maanden heb ik het er volgehouden. Alle docenten waren Cobra-adepten, maar ik wilde niet schilderen als Karei Appel of Corneille; mijn grote voorbeelden waren penseeltovenaars als Jan van Eyk, en Rubens. En dan die controle- en regelzucht van de Belgen, een ware verschrikking! Ik ging dus terug naar Zeeland en begon, na een reis naar India, voor mezelf. Ik heb altijd al overgelopen van de ideeën. Behalve schilderijen maak ik ook beelden. Alle technieken die ik toepas heb ik mezelf aangeleerd. De drang om de wereld te versieren is groot. Een belangrijke inspira tiebron is mijn verbazing over de nietszeggendheid van de omgeving die mensen maar al te vaak voor zichzelf creëren. Om de een of andere reden zijn huis, kleding of werkplek altijd de sluitpost. De ratio regeert, het gevoel wordt uitgerangeerd. Die ziel loosheid, daar ageer ik tegen. Stenen tijdperk 'De natuurartsen die ik raadpleegde toen ik me niet goed voelde, gaven mijn lever de schuld. Die zou ont regeld zijn. Langzaam takelde ik af - mijn haar, mijn gebit en natuurlijk mijn vitaliteit. Mijn creativiteit had inmiddels, als een soort voorbo de van mijn ziekte, een totaal andere lading gekre gen. Ik ging een "stenen tijdperk" in; mijn gevoel was van lieverlee versteend geraakt. Dat uitte zich in schil derijen die levensechte beeldhouwwerken leken van ijskoud steen. Nader onderzoek wees uit dat ik non- Hodgkin had en ik schrok me de blubber. Mijn leven veranderde in een eng soort snelweg met eenrich tingverkeer. Alles en iedereen fixeerde zich op de ziekte en voor je het weet bén je dan ook alleen nog maar die ziekte. Daar had ik helemaal geen trek in en ging me verzetten. Uiteraard stond ik stijf van de stress, die ik te lijf ging met abstract getint werk. Cellen ging ik schilderen, mijn eigen lichaamscellen. Ik probeerde de schoon heid van die structuren te vangen, in een poging de inwendige verwoesting te bezweren. De stamcelthe rapie die ik uiteindelijk kreeg markeerde een absoluut dieptepunt. De verbondenheid met wie ik dacht te zijn verdween totaal. Alles waarop ik mezelf en mijn werk had gebaseerd glipte me door de vingers. Ik was helemaal niks en niemand meer. Vingerafdruk 'Gek genoeg opende dat existentiële vacuüm de deur naar een nieuw bewustzijn, waarbinnen ik mezelf kon herontdekken. Dat proces is nog steeds in volle gang. Voorheen was ik een ultragevoelige antenne, die con tinu boodschappen oppikte uit een universum buiten mijzelf. Achter het omzetten van die boodschappen in beelden zat een enorme drive, die me vreselijk kon uitputten. Een soort bezetenheid. Tegenwoordig verdrink er niet meer zo in, al ligt de neiging tot terugvallen in het oude patroon constant op de loer. Het is mijn streven bij het écht persoon lijke uit te komen, zonder ruis, mijn pure ik. Het heeft iets dubbels; enerzijds ben ik dankbaar voor alles wat mij gemaakt heeft tot wat ik nu ben, anderzijds wil ik af van alle ballast die ik met me meezeul en die mijn ware ik versluiert. Een van mijn eerste "nieuwe" wer ken was een levensgrote vingerafdruk, symbool voor de uniciteit van elk mens. Je kunt in je leven vele mas kers op- en afzetten, allerlei jassen aan- en uittrekken, maar diep van binnen blijf je dezelfde. Die kern, die energiebron, in zijn puurste vorm, daar wil ik heen.' De oersprong

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 77