Sport verstandig mr Beroepsgeheim 1 6 Woensdag 7 november 2007 PZC -• HUISARTS door Paul van Dijk 'Een moordenaar kun je toch niet zomaar zijn gang laten gaan' Daniël Zegers heeft een dubbele afspraak op mijn spreekuur. Twee weken daarvoor heeft hij gehoord dat hij seropositief is. In het gesprek adviseer ik Daniël zijn ex-vriend Gerard op de hoogte te brengen van zijn HIV-besmetting. Ook Gerard zit in mijn praktijk. Daniël is nog steeds rancuneus over de verbroken relatie en wil Gerard niet inlichten. En hij verzoekt mij me te houden aan mijn be roepsgeheim. Op 27 september was ik uitgenodigd op het afscheidscollege van de gezondheidsjurist Kwee. Zijn laatste college ging over het beroepsgeheim van de dokter. Iedereen die een arts raad pleegt moet er op kunnen vertrouwen dat de informatie die wordt uitgewisseld niet aan anderen wordt doorgegeven. De inbreker met zijn verwondingen, opgelopen bij een kraak, moet met een gerust hart kunnen aankloppen voor behande ling. Zonder het beroepsgeheim zou een arts niet kunnen wer ken. Van oudsher hebben overheden deze zwijgplicht van de dokter belangrijker gevonden dan het opsporen van boeven of andere maatschappelijke belangen. Er zijn drie situaties waarbij de dokter niet gehouden is aan zijn geheimhoudingsplicht. De eerste ligt voor de hand. Als de patiënt de dokter toestemming geeft vertrouwelijke informatie aan derden te geven. Bijvoor beeld in geval van doping zou een sportarts medische gegevens aan de politieagent mee kunnen geven als er toestemming is van de betreffende sporter. De tweede situatie heeft te ma ken met wettelijke voorschriften rond bijvoorbeeld bepaalde infectieziekten. Als iemand met tbc besmet is, schrijft de wet mij voor dat ik de ziekte meld. De GGD kan dan maatregelen nemen om besmetting van anderen zoveel mogelijk te voorko men. Het belang van de volksgezondheid krijgt voorrang bo ven het beroepsgeheim. De derde situatie is voor de dokter het moeilijkst. Hij moet een afweging maken tussen zijn zwijgplicht en een mogelijk zwaarwegender plicht. Als bijvoorbeeld de huisarts van Savan na (het 3-jarige meisje dat in 2004 in Alphen stierf na stelsel matige martelingen door haar moeder en haar vriend) duidelij ke aanwijzingen had voor kindermishandeling, dan had hij daarvoor zijn beroepsgeheim kunnen opofferen. Kwee zegt dat hij in discussies met artsen merkt dat er een ten dens is makkelijker dan vroeger het beroepsgeheim opzij te schuiven ten gunste van de opsporing van misdrijven. 'Een dief, moordenaar of verkrachter kun je toch niet zomaar zijn gang laten gaan. Ook niet als hij mijn patiënt is'. Nog even terug naar Daniël Zegers. Mag ik als huisarts mijn pa tiënt Gerard inlichten over de mogelijke HIV-be smetting die hij heeft op gelopen bij zijn vroegere partner? Is dit belang zwaarwegend genoeg om er mijn beroepsgeheim voor op te geven? Ik moet me daarbij goed realiseren dat het doorbreken van mijn zwijgplicht er vrij- foto CPD wel zeker voor zal zorgen dat Daniël zich bij mij niet meer veilig voelt. Het zou hem kunnen weerhouden om voor zijn HIV-besmetting verdere medische hulp in te roepen. Hij zou nog verder kunnen gaan en mij kunnen aanklagen vanwege schending van mijn beroepsgeheim. Het is voor mij een groot dilemma. Welke belangen moet ik la ten prevaleren? Ook gezondheidsjuristen verschillen van mening over de keu ze die gemaakt moet worden. Gezondheidsjuriste Biesaart is van mening dat de arts wel de partner moet inlichten als het een nietsvermoedende echtgenote betreft. De opvatting van Kwee is echter dat ik Gerard zonder toestem ming van Daniël niet op de hoogte mag stellen van een moge lijke HIV-besmetting. Die opvatting wordt gedeeld door de meeste Nederlandse aidsdokters. Zij vinden dat de verant woordelijkheid om anderen te informeren primair bij de pa tiënt ligt. Het Amsterdams tuchtcollege maakt eenzelfde keuze in een zaak waarin de echtgenote van een met HIV besmette man de internist heeft aangeklaagd. De internist had haar niet inge licht over de besmetting van haar man, terwijl ze samen op het spreekuur waren geweest. Maar het tuchtcollege keurde de handelwijze van de internist goed. Kwee maakte mij op 27 sep tember duidelijk dat ik Gerard in onwetendheid moet laten. Fysiek ongemak en ijdelheid 'dwingen' steeds vaker tot sporten. Impulsiviteit heeft nogal eens de overhand, met blessures als gevolg. „Mensen zouden deskundig advies moeten vragen vóór ze aan het sporten slaan." door Bauke Boersma illustratie Ronald Visser De teneur van zijn relaas is soms een tikkeltje ver ongelijkt. Zijn professie, sportarts, is in het me disch landschap nog altijd een ach tergesteld kindje, meent Wolter Kluivers. De opleiding moet zelf (deels) betaald worden, in lang niet alle gevallen wordt het vak vol ledig betaald uitgeoefend en be handelingen bij een Sport Me disch Adviescentrum (SMA) val len bij verzekeraars nog altijd bui ten het basispakket. Dat steekt, zo erkent de 46-jarige sportarts van het SMA Oost (En schede, Hengelo, Almelo en De venter), tevens orthomanueel arts (specialist in het onderzoeken en behandelen van klachten die sa menhangen met houding en bewe ging van een mens). „Want het is een écht specialisme. Er is heel veel te winnen als meer gebruik zou worden gemaakt van onze specifieke deskundigheid als het gaat om sport en sportblessu res. Zeker nu de maatschappelijke trend is dat steeds meer mensen op wat voor wijze dan ook gaan sporten." Dat leidt immers niet zelden tot het nodige fysieke ongemak. Jaar lijks raken in Nederland ongeveer 1.500.000 mensen geblesseerd bij het sporten. Zo'n 1.300.000 van hen krijgen een acute blessure (een val van paard of fiets, een beenbreuk bij het voetballen, uit glijden over de rand van het zwem bad enzovoorts) en komen in aan merking voor spoedeisende hulp. De rest (200.000) betreft chroni sche blessures, die geleidelijk ont staan. Met die laatste categorie heeft een SMA - of de soortgelijke sportme- dische instellingen Sportgenees- kundige Afdeling ziekenhuis (SGA), Sport Medische Instelling (SMI) en Sport Medisch Centrum (SMC) - vooral van doen. Sporters van elk niveau kunnen er terecht voor onderzoek, diagnose en be handeling van blessures en voor deskundig advies over hoe verant woord te sporten. „Veel mensen zouden er verstan dig aan doen deskundig advies in te winnen vóór ze gaan sporten", zo is Kluivers' stellige overtuiging. „Veel blessures ontstaan uit onwe tendheid. Goede voorlichting over zaken als 'welke sport is gezien mijn fysieke toestand het meest ge schikt voor mij' en 'ik wil een be paalde prestatie leveren, hoe pak ik dat het beste aan' kan veel ellen de voorkomen." Als die ellende al is veroorzaakt, is het 'slachtoffer' bij een SMA ook aan het juiste adres, zo onder streept de sportarts. „Wij zijn een spin in het web als het om sportblessures gaat. We be handelen zelf blessures, geven ad viezen bij problemen. En door in tensieve samenwerking met zie kenhuizen hebben de SMA's een groot netwerk van allerlei specialis men. Wat we zelf niet kunnen, brengen we onder bij specialis ten." Bij het SMA Oost zijn het volgens de Tukker vooral hardlopers en fit- nessers die gebruik maken van de diensten van sportartsen. „Maar dat kan in andere regio's best an ders zijn", vertelt Kluivers. „Het is op dit moment moeilijk, zo niet onmogelijk, te bepalen welke spor ten de grootste risico's met zich mee brengen. Van de chronische gevallen is er namelijk een slechte registratie. Daarom loopt er mo menteel een onderzoek van univer siteiten om die cijfers een stuk in zichtelijker te maken." Hoe verstandig een gang naar een SMA mogelijk ook is, de relatieve onbe kendheid met de sportmedische instelling én het uitblijven van ver goedingen in het basispakket bij verzekeraars, blijken stevige drem pels voor de 'gewone mens'. „Wij blijven wat dat betreft achter bij de ontwikkelingen in de maat schappij. Het zou goed zijn als dat verandert", stelt Wolter Kluivers, die op verzoek inzicht geeft in de wereld van kwetsbare lichaamsde len, risicofactoren en preventie. Warming-up Warming-up bereidt lichaam voor op inspanning. Hartfrequentie en inhoud hartspier nemen toe, luchtwegen worden wijder, doorbloeding longen neemt toe, lichaamstemperatuur in spieren wordt hoger, hersenfuncties passen zich aan van rust naar inspanning. Algemene warming-up: Losjes inlopen, 8 a 10 minuten. Maak lichte bewegingen met armen, benen en romp. Functies hart, longen, zenuwstelsel en spieren komen op hoger niveau. Kan worden aangevuld met voorbereidingsmassage. Rekoefeningen (zie strip hiernaast): Doel is het vergroten van de bewegingsuitslag. De oefeningen kunnen variëren van lichte tot toenemende en verende rek. Zorg ervoor dat de ademhaling langzaam, ritmisch en beheerst is. Sportspecifieke warming- up: Afhankelijk van de te beoefenen sport. Hierbij worden dezelfde bewegingen uitgevoerd, die in de training of wedstrijd ook worden gemaakt.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 16