Zwerven en
zoeken met
Szymborska
Wie wil
mij aan?
REÏNCARNATIE
v9
Wil iemand in mijn benen lopen,
in mijn mond zijn woorden leggen
en in mijn handen stijve vingers
soepel strekken voor pianospel
of strelen - wie wil mij aan?
Word ik de eerste keus of heeft
een mooier lichaam niet gepast?
Lig ik opgevouwen achteraan of
hang ik breeduit in de etalage?
Hoe weten zij hoe ik mij was?
Welk nog onzichtbaar etiket
is in mijn nekrand vastgezet?
Ester Naomi Perquin (geb. 1980)
door Mario Molegraaf
Dikwijls lijken Nederlandse gedich
ten op thee, getrokken van een al
negen keer gebruikt zakje. Het kan
ook anders, demonstreren drie de
zer dagen debuterende dichteres
sen. Barbel Geijsen zet haar eerste bundel in: Ik
heb al kramp van de kantlijn klamp. Ook Sasja Jans
sen opent opus één in de eerste persoon enkel
voud: Ik ben ten einde raad, mijn souffleuse is ont
vreemd. Ester Naomi Perquin begint pas het twee
de vers van Servetten halfstok met ik, maar in het
eerste gedicht, het hierbij afgedrukte Reïncarnatie,
gaan weinig regels voorbij zonder ik, mijn of mij.
Misschien is dit het beste criterium voor
poëzie: zó heb ik het nog nooit bekeken. Nimmer
heb ik meisjes gezien zoals nu door haar ogen,
'van kop tot teen onaangeraakt'. Maar er klinkt
een vreemd grommen: 'Elke seconde komen de
jongens op onverbiddelijke brommers in grote
golven dichterbij'.
Nooit eerder zag ik een kennismakingsad
vertentie zoals zij die opstelde. Gezocht wordt
een 'man met grote handen en dito boekenkas
ten, bij voorkeur met uitzicht op zee'. Een man
'die van mij leert te houden maar onredelijk is en
behoorlijk kan slaan'. En zij, de dichteres met
twee bijbelse voornamen, laat Lea voor de spiegel
staan. De bruid die Jacob in Genesis 29 krijgt aan
gesmeerd in plaats van de door hem begeerde Ra
chel: 'Weet hij wel wie hierbinnen zit, zijn lief,
een list'.
Er gebeurt veel, misschien wel te veel in de
ze debuutbundel, poëzie op zoek naar een vaste
thematiek. Je denkt ook vaak, mogelijk te vaak
aan andere auteurs, dichteres op zoek naar een ei
gen stem. Maar er is al genoeg gedicht in Servetten
halfstok, zoals er al voldoende dichteres is in Ester
Naomi Perquin.
Poëzie waar meer pit in zit. Zelfs blijkt ze
een grootverbruiker van de krachtigste werk
woordsvorm, de gebiedende wijs. Slaap met het
harigste huisdier in bed. Beklad de tegels van het
toilet. Het is deze mengeling van spreek me niet
tegen en tasten, van zelfverzekerdheid en verken
nen van onbekend gebied die haar werk zo aan
trekkelijk maakt. Eigenlijk zegt ze het op elke
bladzijde: wie wil mij aan? Verslik je niet in deze
gedichten, drink met kleine teugjes, negen zakjes
voor één kop thee.
^0 Ester Naomi Perquin: Servetten halfstok 60 pag./
14,50 - Van Oorschot, Amsterdam.
PZC Zaterdag 27 oktober 2007
Wislawa Szymborska in 1961 op de redactie van het week
blad Zycie Literackie. foto Beeld uit het Poolse filmjournaal
door Mieske van Eek
Wislawa Szymborska
moet niet veel heb
ben van mensen,
die in haar leven
wroeten. Wat ze
over zichzelf te zeggen heeft, staat in
haar gedichten. Poëzie dient men te
analyseren vanuit filosofisch, taalkun
dig standpunt. Feiten uit de levens
loop van een dichter doen er niet toe,
meent zij.
Maar toen de Poolse dichteres de No
belprijs voor Literatuur won, bleek
het moeilijk de buitenwereld op af
stand te houden. In 1996 kteeg Szym
borska het telefoontje dat ze de Nobel
prijs had gewonnen. Ze werkte aan
een gedicht, dat ze pas vier jaar later
zou voltooien, zo grondig gooide de
prijs haar leven overhoop. Het regen
de verzoeken om interviews, uitnodi
gingen en verzoeken om haar mening
te geven over wat dan ook. Voor een
biografie voelde Szymborska bitter
weinig, pas toen de schrijfsters bleven
aandringen en materiaal aandragen,
ging ze overstag.
'Ze toonde veel geduld en grootmoe
digheid om op allerlei gedetailleerde
vragen te antwoorden. Maar al gauw
bleek dat wij haar 'uitwendige biogra
fie' waarschijnlijk beter kenden dan
zijzelf En dat wij menige datum uit
haar leven hadden weten te recon
strueren die haar vandaag de dag niets
meer zei', schrijven Anna Bikont en
Joanna Szczena, die als onderzoeks
journalisten werken voor het Poolse
dagblad Gazeta Wyborcza, in hun
boek Wislawa Szymborska. Prullaria,
dromen en vrienden.
De dichteres heeft geen goed geheu
gen voor jaartallen of feiten. Soms
komt een enkel beeld tevoorschijn.
Een overzicht over haar leven kan en
wil ze ook niet geven. Ze vertrouwt
haar geheugen maar matig. „Ik kan
met de beste wil van de wereld din
gen vertellen die nooit hebben be
staan."
Gezien de omstandigheden hebben Bi-
kont en Szczena heel wat boven water
gehaald. De schrijfsters nemen hun le
zers mee op een zwerftocht langs het
leven en het werk van de dichteres en
portretteren haar als een bescheiden
en beminnelijke, zij het wat afstande
lijke, vrouw met veel gevoel voor hu
mor. Waar het kan, laten ze de poëzie
van Szymborska het woord doen, wat
hun vlot geschreven boek tevens tot
een prima inleiding op haar werk
maakt.
De schrijfsters begonnen hun speur
tocht met het lezen van Onverplichte
literatuur, een verzameling feuilletons
over boeken die Szymborska geduren
de bijna veertig jaar schreef Boeken
(meestal non-fictie) die niemand an
ders wilde bespreken en die voor
Szymborska een bron van inspiratie
bleken.
Die stukjes leverden onverwacht veel
informatie op. Zo blijkt de dichteres
een bewonderaarster van de schilder
kunst van Vermeer, haat ze het spel
Monopoly en lawaai, is ze geïnteres
seerd in horrorfilms, dromen en ar-
cheologiemusea, is ze gek op lijsten,
noten, citaten, verwijzingen, referen
ties en bibliografieën en heeft ze een
zwak voor de natuur. Tot de schrijvers
die ze bewondert, behoren Charles
Dickens, Mark Twain, Jonathan Swift,
Samuel Pepys en Thomas Mann.
De biografen beschrijven
haar ontwikkeling van een
overtuigde zij het afstande
lijke communiste tot een
kritische persoonlijkheid, die stelling
durft te nemen, al wil ze zich als
schrijfster niet met alles bemoeien en
zeker niet méér een publieke figuur
worden dan zij toch al is.
Heel aardig is dat het boek tal van af
beeldingen bevat van zelfgemaakte
kaarten, die de dichteres stuurde aan
vrienden en bekenden. De dichteres
heeft een fascinatie voor het kleine,
het schijnbaar onbelangrijke. Over
haar poëzie praat ze niet graag. De
waarde van poëzie schuilt voor haar
vooral in het ongrijpbare. Zo schrijft
ze in het gedicht 'Sommigen houden
van poëzie':
alleen, wat is poëzie eigenlijk.
Op deze vraag is al
Menig weifelend antwoord gegeven.
Maar ik weet het niet en daaraan houd
ik me vast
Als aan een reddende leuning.
Mooi is de vasthoudendheid waar het
gaat om het vermijden van zekerhe
den en onwrikbare uitspraken. Waar
schijnlijk is het dat wat het lezen van
de poëzie van Szymborska tot zo'n
buitengewoon genoegen maakt. De
biografie van Bikont en Szczena laat
alles heel mooi op zijn plaats vallen.
Anna Bikont en Joanna Szczena - Wisla
wa Szymborska. Prullaria, dromen en
vrienden. Vertaling Karol Lesman. De
Geus, 29,90 euro. Ook bij De Geus:
Dubbelepunt, 15 euro.
Wislawa Szymborska: „Ik kan met de beste wil van de wereld dingen vertellen die
nooit hebben bestaan." foto Grazina Makara/Gazeta Wyborcza