Geleefd als vrijwilligster 'Rust is wel leuk hoor, als ik op het strand ben, maar niet om in te wonen' v4 1 Zaterdag 27 oktober 2007 PZC door Nadia Berkelder foto Mechteld Jansen Dansen, dat wil ze. In het rood het liefst, de kleur die bij haar past. Veel tijd voor haar passie heeft ze niet. Anneke Hartman is vrijwilligster. Ze heeft zelfs nooit de tijd genomen om zich af te vragen of ze het eigenlijk wel leuk vindt, altijd maar werken voor anderen. „Ik interesseer me altijd voor de wijk waarin ik woon. Dat zit er van nature in. Als je wilt dat je wijk prettig is, dan moet je er zelf wat aan doen." Het staat denk ik op mijn voorhoofd, zegt ze. „Laatst was ik in het zie kenhuis om een foto te la ten maken. Ik moest even wachten, dus ik ging zitten met mijn puzzelboekje. Gaat de deur van de lift open: een dokter met een man in een rolstoel. 'Aha', zegt die dokter. 'De vrijwilligster om u terug naar de zaal te brengen is er al'. Toen heb ik mijn puzzelboekje weggelegd en heb die meneer weggebracht. Ie kunt hem ook moeilijk op de gang laten staan." Anneke Hartman is vrijwilligster. De hele week lang. „Behalve op vrijdagoch tend, want dan heb ik mijn huishou den. Het weekeinde probeer ik ook vrij te houden, dan doe ik de administratie en dan bezoek ik ouderen die eenzaam zijn of ziek. Maar als het dansen is, dan moeten de ouderen even wachten. Dan kunnen ze nog zoveel proberen, als ik dans, dan dans ik. Dat pakken ze me niet af Als mensen dan met een probleem komen, moeten ze wachten tot maandag." „Geen mens is onmisbaar, maar ik weet ook dat als ik een paar weken in het ziekenhuis heb gelegen, dat ik een hoop werk moet doen om het weer goed te laten draaien. Thuis zit ik ook nog vaak achter de computer. Dat moet wel. Ia, het is de laatste tijd wel een beetje veel. Vrijwilligerswerk is niet vrijwillig. Je neemt het aan en dan moet je het ook doen. Ik heb wel eens het idee dat ik me laat leven. Veertig uur in de week haal ik makkelijk. Maar de boel in de steek laten vind ik lastig." „Of ik het leuk vind?" Ze is verrast door de vraag. „Dat weet ik niet, ik ben het zo gewend. Het gaat automatisch. Maar als ik op een reis ben geweest met de ouderen en ze zeggen dat het een fijne dag was, dan slaap ik goed." Toen ze nog in Goes woonde, ging ze volksdansen, voor de ontspanning dacht ze. Binnen de kortste keren zat ze in het bestuur en gaf ze zelf les. „Bij mijn verhuizing van Goes naar Middel burg had ik me voorgenomen om ner gens meer in te gaan." Dat lukte na tuurlijk niet. Ze werd secretaris bij de seniorenclub. „En voorzitter erbij, want aan voorzitters komen ze niet meer tegenwoordig. Of ik er ook iets voor terug krijg? Dat moet je niet ver wachten. Vrijwilligerswerk doe je niet om bedankt te worden. Ze zeggen wel eens dat ik te veel gratis doe. Dat ik een vergoeding moet krijgen." Ze schatert. „Ik zou het wel prettig vinden, ik ben toe aan een fiets met een lage instap." Drie ochtenden in de week hoort ze de verhalen aan van de bewoners van Middelburg Zuid. Dan zit ze op het wijkondersteuningspunt in een kan toortje achterin een gangetje in het wijkcentrum. Anneke Hartman is het ondersteuningspunt. Iedereen valt zo maar bij haar binnen. Om het over een gevaarlijk kruispunt te hebben, of over een ruzie met de buren. „Mensen heb ben allerlei problemen en dan komen ze hier. Ik ben net een klachtenbureau. Vaak komen ze ook gewoon voor een praatje." Dan is er nog de seniorenclub, de telefooncirkel, de vrijwilligersraad, een klankbordgroep ('daar zat ik echt niet op te wachten'), gewoon wat oude ren waar ze op let en de bewonerscom missie van de woningen in haar straat. De wijkvereniging heeft ze afgezegd. „Daarvoor moest ik ook kinderdisco's organiseren." Want haar hart ligt bij ouderen. Ze kan er over meepraten, deze week is ze 74 geworden. „Mensen van mijn leeftijd zijn opgevoed met 'niet klagen, maar dragen' en de vuile was binnenhou den. En dan komt de dag dat ze de ra men niet meer kunnen zemen. Dat gaan ze echt niet vragen aan de buren. Tegen de tijd dat ze weten waar ze moeten zijn, kunnen ze niet meer door die ramen heen kijken. En wat ze dan nog allemaal moeten laten zien voordat ze krijgen waar ze recht op hebben: drie maanden bankafschrif ten, je zorgverzekering, je kale huur, je verzekeringen. Dat is heel erg voor die mensen." Met praatjes over de jeugd van tegenwoordig hoefje bij haar niet aan te komen. Toen was toen en nu is nu. Maar toch, de men sen zijn wel verwend, vindt ze. „Ik kan me best voorstellen dat het niet leuk is als alles voor jezelf steeds maar minder wordt en je ziet de huizen van je kinde ren, met op elke slaapkamer een televi sie en muziek. Als je vroeger naar je ka mer werd gestuurd, dan had je niks. ]a, een bed, een stapel kolen en een kalk muur. Ik moest drie kwartier lopen naar de avondschool. Toen ik negen tien was kreeg ik een vijfdehandsfiets. Gratis met de bus mee zoals studenten nu? Kom nou! Waarom krijgen oude ren dat eigenlijk niet? Als ik dat voor stel, word ik raar aangekeken. Ja, na tuurlijk kost dat geld." Vergrijzing, nog zoiets waar ze zich over opwindt. Een term die van een he le generatie een probleem maakt. „Ik wil niet horen dat ouderen een plaag zijn. Ik wil ook niet horen dat ik een kostenpost ben, daar kan ik niet te gen." Angst om oud te worden heeft ze niet. „Nee, wel voor de manier waarop. Daar pieker ik wel eens over. Of alles wel goed geregeld is. Of mijn dochter weet waar de sleutel ligt, of ze straks de begrafenispolis wel kunnen vinden. Daar lig ik 's nachts wakker van. En over de spullen, ik wil niet dat ze ruzie maken na mijn dood." Ze vertelt over haar jeugd in Lei den. Een meisje nog, toen de oorlog begon. „Daar ben ik bijna aan onderdoor gegaan. Mijn zusje at bloembollen, maar mijn maag kon daar niet tegen. De dokter had mij op gegeven. Op een dag moest ik gaan kij ken of er op school nog wat te eten was. Er was brood gebracht voor de Duitse soldaten. Ik pikte een kleintje - er lagen hele grote broden tussen - en dacht dat ik thuis als een held ontvan gen zou worden, maar mijn moeder stuurde me terug met dat brood. Ik mocht niet stelen. Daarna wilde ik niet meer eten." Ze werd samen met haar zus naar Overijssel gebracht. „Na drie maanden was Leiden bevrijd. Toen ik thuis kwam, verstonden mijn ouders me niet." „Ik kom uit een nest waar je alleen naar katholieke zenders mocht luiste ren. Mijn moeder was naïef katholiek. Wat dat is? Alles wat de pastoor zegt is waar, daar mag je niet eens over naden ken." Ze werd kort gehouden thuis: niet uitgaan, vooral niet met jongens omgaan. Natuurlijk verzon ze daar iets op, ritselde bij het dansen bioscoop kaartjes bij iemand die de film wél had gezien. Tot de buurvrouw haar moeder vertelde waar ze echt uithing. „Ze heeft me de trap opgeschopt." En toch: „Ik heb veel liefde gehad van mijn fami lie. Slaag ook, maar dat heeft niets met een gebrek aan liefde te maken." Ze begon op kantoor toen ze veertien was. Jongste bediende, 's avonds naar school. „Er was geen geld om mijn oudste zus te laten leren, mijn broers waren van twaalf ambachten en der tien ongelukken. Ik haalde spelender wijs negens en tienen, dus ik moest naar de hogere school. Maar ik moest het wel terug verdienen. Elke dag wer ken, elke avond naar school en in het weekeinde huiswerk maken. Eerst tijp- cursus, zo zei je dat, toen steno en uit eindelijk secretaresse." „Als je niets verteld wordt, dan denk je dat je op je eigen benen kunt staan als je volwassen bent. Dat je een prins op een wit paard tegenkomt en dat je dan gelukkig wordt. Mijn moeder had het altijd over de huwelijksdaad. Als ik vroeg wat dat was, dan zei ze: het woord zegt genoeg, daar kom je wel achter als je gaat trouwen." Haar aanstaande man kwam uit een ge broken gezin. „Ik wilde hem een thuis geven, dat kende hij niet. Ik nam hem mee naar huis en volgde hem toen hij naar Brabant ging om voor zijn moe der te zorgen. Bij die moeder kwam ik in huis, die bleek krankjorum te zijn, haar vader was de keizer van Oosten rijk. Van die dingen." Tijdens de zwangerschap van haar eer ste kind stopte ze met werken. „Zwan gere vrouwen moesten van kantoor af Nu vinden we dat gek, toen was dat zo." Toen ze zes kinderen had, was haar huwelijk voorbij. „Een man veran deren, dat lukt niet. Hij bleef precies hetzelfde. Een scheve schaats rijden was heel normaal, slaan ook. Ik kan lang doorgaan, maar op een gegeven moment was de grens bereikt. Als ik naar een film kijk waarin een vrouw ge slagen wordt, dan kan ik er nog steeds niet van slapen. En meer wil ik er niet over zeggen." „Ik stond voor de keuze: gaan werken en de kinderen in een tehuis, of mijn hand ophouden. Dat was een moeilij ke beslissingmaar ik koos voor mijn kinderen. De jongste was één en de oudste elf" Daarna leefde ze alleen. „Ik wil niet zeggen dat er geen mannen de revue hebben gepasseerd, maar er is er nooit één die van alle zes kinderen van een ander kan houden. Er is er altijd wel eentje bij waar hij het niet mee kan vinden. ]a, dan gaan de kinderen voor. Je schikt je erin, in alleen zijn." Ze bleef in de Middelburgse Magistraat- wijk en daar wil ze nooit meer weg. „Als ik ergens anders ga wonen, heb ik zo weer nieuwe kennissen, daar gaat het niet om. Maar ook al heeft de wijk problemen, ik ben hier gewend. Het is een levendige wijk. Ze zeggen wel eens dat ik van mijn rust moet genieten nu ik wat ouder ben. Nou vind ik rust wel leuk hoor, als ik op het strand ben, maar niet om in te wonen." Paspoort v Naam: Anneke Hartman Geboren: 23 oktober 1933 Woonplaats: Middelburg Burgerlijke stand: Ongehuwd, moe der van zes kinderen Opleiding: Mulo, avondschool Beroep: Vrijwilligster, vooral in de wijk Middelburg-Zuid Andere activiteiten: Dansen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 76