„Ik schaam me er niet voor te zeggen dat ik een broodschrijver ben" h v17 PZC Zaterdag 20 oktober 2007 Jeroen Brouwers: „Literatuur is de mus onder de kunsten. Omdat het zo dicht bij de mensen staat. Lezen maakt dat mensen denken dat ze verstand hebben van teksten, zodat er ook een hele boel mensen zijn, miljoenen, die gaan schrijven." en ik kan er nog niet van leven!" Waarom het met Geheime kamer opeens wel lukte, hij heeft er zowaar een verkla ring voor. „Als ik een roman schrijf in de ik-vorm, zoals ook nu weer, dan denken ze - en ik bezweer je: ook een deel van de critici! - dat het boek over mij gaat. Het is natuurlijk niet zo dat een boek van mij waar 'ik' in staat, over mij gaat. Mijn stijl van schrijven is dusdanig gedreven en per soonlijk dat je onwillekeurig gaat denken: hij is het zelf, hij is het zelf!" Is niet zo, zegt hij nog maar eens, waar schuwend. „Men moet niet proberen mijn biografie te schrijven aan de hand van de romans die ik nalaat. Dat moet je vooral niet doen." Als er desondanks iets autobio grafisch in de roman zit, zegt hij lachend, is het de afkeer die de vader heeft van musical, waar de zoon zijn vele geld mee verdien de. „Ik vind het afgrijselijk. Bij de dood van [os Brink zag je dat gehuppel weer. Ik vind musical een gesel van de ziel van de muziek. Het is een bastaardkunst. Afgeleid van toneel en muziek en drama. Het is van dat alles net niks. Er zijn mensen die er ido laat van zijn. Mijn personage niet. Ik ook niet. Je gaat toch niet naar een musical uit kunstgenot. Tenminste, niet als je verstand hebt van echte kunst." Terwijl hij muziek toch ziet als 'de hoogste vorm van kunst'. „Als ik de keus had, zou ik componist worden. Dat is mijn wens droom. Nog altijd. Als ik nu alsnog zou be ginnen, komt dat grote muzikale meester werk niet meer uit mijn poten, dat weet ik zeker." Schrijven dan maar. „Ik heb wel eens gezegd: literatuur is de mus onder de kunsten. Omdat het zo dicht bij de men sen staat. Lezen maakt dat mensen denken dat ze verstand hebben van teksten, zodat er ook een heleboel mensen zijn, miljoe nen, die gaan schrijven. Die zullen eens even hun leven op papier zetten. „Het lijkt een vrij makkelijk te leren kunst. Als je leuk kunt vertellen in het café, den ken ze al snel dat ze dat slechts op papier hoeven te zetten. 'Ik heb nou iets meege maakt, daar kan ik een roman over schrij ven', roepen ze." Op satanische toon: „Nou, doe maar, ga je gang maar." Op 20 november, als de Belgische kabinets formatie het staatshoofd tenminste niet noodt tot het acuut redden der natie, krijgt Jeroen Brouwers uit handen van koning Albert de Prijs der Nederlandse Letteren, de hoogste onderscheiding die een schrij ver te beurt kan vallen. „Ik heb het goed gedaan. Ik hoef me niet te schamen voor mijn oeuvre." Hij komt elke dag langs dat oeuvre, op weg naar zijn schrijfkamer boven. Het staat gestald op de trap. „Dan heb ik daar een gevoel bij dat naar voldoening neigt. Het zijn niet allemaal rotboeken. Ik heb ook een paar goede geschreven. Als je die conclusie kunt trekken, is het goed." Een prijs komt nooit te vroeg, zegt hij, „maar de Prijs der Nederlandse Letteren lijkt een eindprijs. Aan het eind van je loopbaan, krijg je die prijs. Is het al afgelo pen dan, vroeg ik me af? Bepaald niet, er komt nog van alles." In dat oeuvre was de dood altijd een be langrijk thema. Datumloze dagen vormt daarop geen uitzondering. „Laat ik u in dit verband ook over de voorgeschiedenis ver tellen." Hij neemt wat extra bedenktijd om wat hij wil zeggen op een rijtje te zet ten. „Die voorgeschiedenis heet Roef Ragas, de jonge acteur die vorige maand is overle den. Die zat mij al tien jaar achter de vod den. Schrijf toch eens een theatermono loog voor mij, riep hij steeds. Het kwam er niet van. Ik heb die toneeldiscipline niet. Tot ik dit boek begon te schrijven. Ik dacht: misschien kan Roef er iets mee. Het was nog niet volledig, maar hij vond het prachtig! We spraken af dat hij de roman zou voorlezen als luisterhoek en het een jaar later op het toneel zou brengen. Ik bel de hem dat hij de laatste drukproef op kon halen. Hij belde me terug: 'Ik sta nü bij de uitgever! Ik heb het nu in mijn hand. Ik ga het lezen.' Vier uur later was hij dood. Ik schrok me gek. Ongelooflijk." Waarmee de roman als het ware alsnog au tobiografisch werd. In die zin dat Brou wers zich, net als de vader in het boek, ging afvragen wat hij nou eigenlijk heeft gedaan en wat hij heeft gemaakt van zijn leven. „Morgen ga ik ook dood en wat heb ik dan gedaan? Dat is een menselijke ma nier van denken. Op de bedaagde leeftijd die ik nu heb, begin je daar sowieso over na te denken. Een beetje, want ik ben in mijn kop niet 67, maar nog 32. Ik ben nog heel levendig in mijn schedel. Zou ik het leven, als ik de kans had, helemaal op nieuw willen beginnen en hoe zou ik dat dan invullen? Werd ik dan bankdirecteur, gangster of paus of zoiets? Ik denk, ver domd, dat ik dan opnieuw schrijver zou worden." Over het stervensmoment zelf maakt hij zich geen illusies. „Ik schrijf erover in het boek. Op het moment dat je sterft, ga je door een gang van licht, zeggen ze. Volgens sommigen zou aan het eind van die gang een nieuw leven beginnen. Ik moet er niet aan denken! Geruchten uit de populair wetenschappelijke literatuur over bijna-doodervaringen. „Weer een ander zegt dat je op zo'n mo ment in een seconde je leven aan je voor bij ziet trekken. Als een film. Geloof ik geen pest van. Dat zou een kwestie van een seconde zijn. Hoe zie je je leven dan? Chronologisch? In een seconde? In je ster vensuur? Zie je dat bewust? Op dat mo ment? Laat me niet lachen. En als de mon tage niet klopt, wat dan?" Jeroen Brouwers: Datumloze dagen. 189 pagina's. Prijs: 18,50 euro (geb.j. Uitge verij Atlas. Als luisterhoek (vier cd's), voor gelezen door Jeroen Willems, verschijnt Da tumloze dagen bij Rubinstein. Prijs: 16,95 eu ro.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 89