'Ik moet mezelf herprogrammeren'
WsÊBÊt
W PZC Zaterdag 20 oktober 2007 47
Michael Boogerd: Je sociale leven is, als je fietst, extreem slecht."
foto David van Dam/GPD
Michael Boogerd
Geboren: Den Haag, 28 mei 1972.
Reed voor WordPerfect (93/94); Novell (94/95). Tot 2007 voor Rabobank
Hij heeft 53 profzeges op zijn naam staan: Nederlands kampioen 1997,
1998, 2006; twee Touretappes (in 1996 en 2002); Parijs-Nice 1999; Am-
stel Gold Race 1999; Catalaanse week 2001; Brabantse Pijl 2001, 2003;
Giro delI'Emilia 1999.
Tourdeelnames: 12 (hoogste klassering vijfde in 1998). Behalve met zijn
overwinningen, maakte Boogerd vooral indruk door in bijna alle klassie
kers in de top tien te eindigen.
Geen enkele renner reed de afgelopen jaren zó constant hoge klasserin
gen.
Michael Boogerd, pas 35
jaar, gaat deze week met
pensioen. De Ronde van
Lombardije had vandaag zijn
afscheid van de wielersport
moeten zijn, maar hij heeft
nog te veel last van een
akelige val tijdens een
training op Tholen, met
wondroos tot gevolg. „Dit
heeft geen zin; ik moet
realistisch zijn."
door Edward Swier
Het had allemaal heel
anders kunnen lo
pen. Als Michael
Boogerd op zesjarige
leeftijd bijvoorbeeld
voor een crossmotor in plaats van
een racefiets had gekozen. De klei
ne Michael koos voor een door pu
re menskracht aan te drijven rij
wiel. Net zoals zijn oudere broer
Rini.
Toen die de trainingen niet langer
kon opbrengen, ging de jongste
telg door. Hij werd in het shirt van
de Rabobank een beroemdheid,
één van 's werelds beste renners.
Won zo nu en dan, verloor op zo
mogelijk nog mooiere wijze.
Boogerd kon er nooit op betrapt
worden dat hij een trap te weinig
deed. Lachte, alsof hij aandelen bij
Macleans of Prodent had, zijn tan
den bloot voor de camera's. Dat
was hem met een motorhelm op
nooit gelukt.
Deze week gaat Boogerd, 35 jaar
pas, met pensioen. Zoveel moois
ligt er al achter hem, maar ook
nog zoveel fraais in het verschiet.
„Ik heb de luxe om te kiezen, te
kiezen wat ik leuk vind. Ik krijg
van de ploeg de mogelijkheid uit
te vinden wat bij me past, kan ook
wat pr-dingetjes doen bij de bank.
Het is voor mij nog geen uitge
maakte zaak wat ik nu precies
wil."
„Als je veertien jaar beroepsrenner
bent geweest, weet je dat niet me
teen. Ik heb wel eens gedacht: ik
begin een restaurantje. Dat heb ik
weer laten varen. Nerena, mijn
vrouw, heeft een schoenenwinkel.
Als je dan nog een tweede zaak
wilt, is dat een heel geregel. Ik heb
ook aan de huizenbusiness ge
dacht. Wat pandjes kopen, opknap
pen, weer verkopen."
„In je hoofd heb je er als renner
geen plek voor. Je hebt geen tijd
voor iets anders. Mensen die er
verstand van hebben, wisten me
ervan te overtuigen dat ik, net als
bij het fietsen, mijn hele hart in
een zaak zou moeten leggen. Je
kunt niet omdat je toevallig van
auto's houdt, zomaar een garage
beginnen. Je moet er echt voor
gaan."
En de schoenenzaak? Ik heb al
eens gekscherend tegen Nerena ge
zegd dat ik straks wel kom helpen,
als een soort Al Bundy."
Niets doen. Profwielrenners kun
nen het tot een kunst verheffen.
Als ze moeten rusten, in de dagen
voor een belangrijke koers. Als ze
op hun bed liggen, na een zware
etappe. Niets doen als je geen ren
ner meer bent? Het lijkt Boogerd
niks. Hij kan het zich financieel
wel permitteren. „Maar ik geloof
niet dat ik dat geestelijk trek."
„Ik wil me straks wat meer verdie
pen in computers, een taal leren,
en me meer bemoeien met het rei
len en zeilen thuis. Nu kwam dat
toch vooral op de schouders van
Nerena neer, er zijn zat zaken
waar ik nooit bij heb stilgestaan.
Vroeger deed ik mijn post en fi
nanciën zelf, dat pak ik misschien
ook wel weer op."
Hij blijft fietsen. En wil meer. „Ik
moet toch aftrainen, anders vindt
je hart het niet leuk, en ik ga,
denk ik, hardlopen. Nerena ten
nist al, ik wil dat ook. Dan leer je
bij zo'n club ook mensen kennen,
kom je op feestjes. Ik zie dat wel
voor me. 's Avonds eerst een uur
tje tennissen en daarna aan de bar
hangen. Ik denk dat ik me daar
wel kan vermaken."
Kan een fanatieke (ex-)topsporter
het wel verdragen dat hij eigenlijk
helemaal niet kan tennissen? „Ik
kan er nu echt nog geen hout van.
Dat ik de mindere ben, dat zal ik
in het begin wel kunnen hebben.
Maar", zegt hij lachend, „binnen
twee maanden ben ik natuurlijk
wel de beste. Daar gaan we aan
werken, dan kan ik daar mijn pas
sie in kwijt."
Het fanatisme dat hij als wiel
renner tentoonspreidde, de ijver
om te excelleren, blijft er in zitten.
„Dat fanatisme is niet iets van de
topsporter Michael Boogerd, maar
van de mens Michael Boogerd.
Nerena heeft het ook, met voetbal
kijken bijvoorbeeld. Als die kleine
van mij gaat sporten, zal ik
waarschijnlijk ook wel fanatiek
zijn."
Mikai mag, wat Michael betreft, ge
rust wielrenner worden. De voort
durende perikelen rond doping
ten spijt. „Hij mag zelf kiezen. Als
hij de kans heeft buiten te spelen,
doet hij dat. Speelt ie om het huis
wielrennertje."
Dat huis staat in het Belgische Ka
pellen, twintig kilometer over de
grens bij Roosendaal. Ze blijven er
wonen. „Ik ben Hagenees, maar
niet heel erg emotioneel gebon
den aan Den Haag. Oké, mijn
ouders wonen er. Het strand, dat
mis ik wel zo nu en dan. 's Och
tends op een rustdag bij een
strandtent ontbijten, in het zonne
tje achter het glas. Meer had ik
niet nodig."
Zijn buren? Boogerd kent ze niet
zo heel erg goed. Tuurlijk, hij
maakt wel eens een praatje met de
ze of gene, maar het is heel anders
dan in die volkse Haagse wijk
waar hij opgroeide. „We hebben
vlak na de Ronde van Frankrijk
van 2004 een babyborrel voor Mi
kai gehouden en de hele straat uit
genodigd. Er kwamen hier men
sen over de vloer die er al jaren
woonden, maar elkaar nog nooit
eerder hadden gezien."
Boogerd, niet in de laatste plaats
vanwege het belastingklimaat naar
België vertrokken, geniet van de
waardering die er bij de zuiderbu
ren voor (ex-)wielrenners zoals hij
leeft. „Dat is heel wat anders dan
in Frankrijk." Afgelopen zomer
nog, in zijn laatste Tour, had hij
het aan de stok met een Franse
wielerfan. Liefst rijdt Boogerd met
een grote boog om het land heen,
nu hij er niet meer hoeft te koer
sen. Italië daarentegen heeft zijn
hart gestolen.
„Al heb ik nergens spijt van in
mijn carrière, ik had - diep in mijn
hart - best een paar jaar voor een
Italiaanse ploeg willen koersen.
De adoratie voor wielrenners daar,
dat vind ik prachtig. Al is het wat
mij betreft onbegrijpelijk dat een
soigneur voor je door het stof
kruipt. Al te erge verafgoding, dat
vind ik eng, daar kan ik niet mee
leven."
In Italië liggen de plekjes die hem
als renner aanspraken, waar hij de
komende jaren als 'gepensioneer
de' graag nog eens terugkeert.
„Dat wil ik Nerena nog wel eens al
lemaal laten zien."
Zoals Hotel Monte del Re, een
voormalig klooster in Dozza, vlak
bij Bologna. „Het was er, als wij er
zaten, altijd mooi weer. Als je daar
's morgens de ramen opengooide
en uitkeek over het landschap
kreeg je zo'n geweldig gevoel."
Hij glimt. „Ik ben de laatste jaren
meer en meer gaan genieten van
het samenzijn met de ploeg, van
de koers. In 1999 wilde ik zo goed
presteren dat ik ieder moment
stress had. Als we om zeven uur
zouden gaan eten en om kwart
over was het hoofdgerecht nog
niet opgediend, dan was ik over de
zeik. Als het tijdens een trainings
kamp niet hard genoeg ging, kon
ik nog weieens sarcastisch uit de
hoek komen."
Hij bezocht een psycholoog, leer
•t
de te ontspannen en te genieten
van het vak. Als hij maar wist dat
er van hem geen hoge eindklasse
ring in de Tour werd verwacht,
kon hij meer. Zijn verhaal, zijn
spontaniteit, inzet en eerlijkheid
spraken de mensen aan.
„De laatste jaren is de waardering
toegenomen. Zeker nadat ik be
kendgemaakt had dat ik ging stop
pen, heb ik me er wel eens over
verbaasd. Iedereen werd maar
vriendelijker en vriendelijker."
Over zijn familie had hij toch al
geen klagen. De familieband is
hecht. Nerena, met of zonder
zoonlief Mikai, zijn ouders Ria en
Rien, zijn broer Rini, de schoonfa
milie. Ze kwamen geregeld naar
de koers en waren de afgelopen
maanden vrijwel constant aan zijn
zijde. „Het nam de druk niet weg
of zo, maar ik vond het altijd leuk
als iedereen er was."
Hij weet: het leven zal er, ook qua
intermenselijk contact, nu zoveel
beter op worden. „Je sociale leven
is, als je fietst, extreem slecht.
Vooral voor een renner als ik.
Ik ging er altijd volledig voor, pro
beerde zo min mogelijk sores aan
mijn kop te hebben."
„Aan het fietsen heb ik een paar
vrienden overgehouden. Met Ste
ven de longh bel ik geregeld, Maar
ten den Bakker is ook een echte
vriend. We huren in de winter
ook altijd met drie stellen een huis
je. Met Thomas Dekker ben ik nu
ook een dergelijke vriendschap
aan het opbouwen."
„De druk kwijt zijn, het is een
heel vreemd gevoel. Na het WK,
nu drie weken terug, realiseerde ik
me opeens dat het bijna gedaan
was."
„Het is eng, raar, apart. Ik ben er
eerlijk gezegd zelfs een beetje bang
voor. De prestatiedrang valt weg,
de stress. Ik heb jaren volgens een
bepaald patroon geleefd, ik zal me
zelf moeten herprogrammeren.
Dat zal tijd nodig hebben."