Tragikomedie rond een
vierkoppig samenraapsel
v9
DE SELECTIE
De
C lembajs
PZC Zaterdag 6 oktober 2007
door jaap Coedegebuure
illustratie Martien Bos
Tomas Lieske neemt zijn pu
bliek bij voorkeur mee naar de
verste uithoeken van Europa.
Nu eens gaat de reis richting
Spanje, dan weer naar Rus
land. Maar de favoriete bestemming is
toch wel Turkije. Door Lieskes bekwame
schrijvershand geleid, mochten we er al
eerder ronddwalen, zij het dan in de ver
beelde werkelijkheid van de verhalenbun
del Oorlogstuinen (1992) en de roman
Nachtkwartier (2995). Nu, met zijn nieuwe
boek, brengt hij ons naar Turkije terug.
Dünya, genoemd naar de vrouwelijke
hoofdpersoon, speelt zich af tussen 2924 en
1939. Twee neven, de Leidse Simon en
Dordtenaar Otto, monsteren na het uitbre
ken van de Eerste Wereldoorlog aan als
stokers op een Britse mijnenveger. Zo be
landen ze in Gallipoli, een plek aan de
Dardanellen waar het Turkse leger de geal
lieerde invasiemacht lelijk in het stof laat
bijten. Ze komen in een krijgsgevangen
kamp terecht, hoewel hun burgerstatus en
het paspoort van het neutrale Nederland
hen daarvan eigenlijk zouden moeten vrij
waren. Zelfs nadat de vrede al lang is gete
kend, kunnen ze nog altijd niet naar huis.
Na de nodige omzwervingen en avontu
ren wordt het tweetal te werk gesteld in
een machinefabriek, waar een door presi
dent Kemal Atatürk geïnitieerd, strikt ge
heim luchtvaartprogramma van start gaat.
Onder leiding van de voor Hitier uitgewe
ken Duitse jood Paul Grunwald bouwt
men naarstig aan het prototype van een
Turkse zeppelin. Simon, die in zijn jeugd
als leidekker heeft gewerkt en geen centje
hoogtevrees kent, wordt zowaar een van
de drijvende krachten achter het project.
Omdat de autoriteiten de twee vreemdelin
gen niet helemaal vertrouwen, sturen ze
hen een spionne op het dak. Het is Dünya,
een mollige en wulpse dame die dankzij
haar huwelijkse staat in hoge kringen
heeft verkeerd, maar na het sneuvelen van
haar man aan de zwier en tenslotte zelfs
aan lager wal is geraakt. Ze is een schelm
zoals ze in het werk van Lieske wel meer
voorkomen: een tafelschuimster die niet
vies is van oplichterij en maar al te graag
bereid is mannen het hoofd op hol te
brengen zolang ze daar profijt van kan
trekken.
Wanneer haar gedrag de spuigaten uit
loopt en ze niet langer in Istanbul getole
reerd kan worden, koppelt de politie haar
in ruil voor strafvermindering aan Simon
en Otto. Via hen maakt ze ook kennis met
het tienermeisje Julia, dat door de neven
in veiligheid werd gebracht toen haar Ar
meense familie door een woedende menig
te werd gelyncht.
Ziedaar het vierkoppige samenraapsel
waaraan Lieske, bijgestaan door de veelbe
wogen geschiedenis van de twintigste-
eeuwse volksverhuizingen, de hoofdrol in
een tragikomisch spel van vergissingen
heeft toebedeeld. Niemand is hier degene
die hij of zij lijkt.
Simon geeft zich uit voor Julia's vader en
raakt verstrikt in quasi-incestueuze praktij
ken, Dünya weet haar turbulente verleden
en haar connecties met de geheime dienst
uitstekend te camoufleren, Otto bespringt
Dünya van tijd tot tijd, maar heeft liever
niet dat Simon daar van op de hoogte is.
Van Julia weten we niet beter of ze is het
type van horen, zien en zwijgen, totdat we
vernemen dat de manipulaties van de vol
wassenen in haar naaste omgeving haar te
veel worden.
T ulia's ontnuchtering valt samen met
I de luchtdoop van de zeppelin waaraan
I Simon en anderen hun ziel en zalig-
heid hebben verkwanseld. Ook die ge
beurtenis loopt uit op een gigantische anti
climax. De eerlijkheid gebiedt te zeggen
dat Dünya daar, geheel onbedoeld overi
gens, flink toe bijdraagt.
Met deze roman heeft Tomas Lieske voor
de zoveelste keer een deksels kunststuk af
geleverd. Hoe hij het voor elkaar krijgt,
blijft een even groot raadsel als het myste
rieuze karakter Julia, maar de eersteklas
verteller die hij is, weet je
telkens weer te boeien. Be
koord als je dan bent,
zou je bijna over het
hoofd zien dat hij
daarbij heel subtiel
en gevarieerd ope
reert. Ditmaal bediende
hij zich van drie vertel
Iers: titelheldin Dü
nya, Simon en diens
al genoemde superi
eur Grunwald. Lieske
heeft ze alle drie een
eigen stem en een ei
gen gezicht weten te
geven.
Wie vandaag de dag
Turkije zegt, zegt Eu
ropese integratie.
Over de tus-
sen-wal-en- schipposi
tie van dit oude cultuur
land komen we in deze ro
man het nodige te weten.
Lieske situeerde zijn verhaal
niet voor niets ten tijde van het in
terbellum, de periode dat Atatürk de Turk
se natie de moderniteit injoeg en zorgde
voor nieuw elan, nieuwe trots én een
nieuw nationalisme dat vandaag de dag de
aansluiting bij Europa eerder belemmert
dan bevordert. Het multiculturele Turkije
is niet iets van nu (denk maar aan de poli
tiek richting Koerdische minderheid),
maar van het oude sultanaat dat plek gaf
aan Turken, Grieken, Bulgaren, Serven en
joden. Als Dünya ontdekt dat Julia hele
maal niet het kind is van een Hollandse va
der en een Turkse moeder, voelt ze zich
het slachtoffer van een desillusie waarin
Lieske ons in het licht van het heden wil
laten delen. Dat aspect maakt Dünya niet
alleen tot een mooi en ontroerend, maar
ook tot een hoogst actueel boek.
mj Tomas Lieske - Dünya. Uitgave Querido.
343 blz. 18,95 euro.
Tomas Lieske
door Nico de Boer
Miroslafe^fe
KrlèSa 1Y 78#
GlembajS-4^§Jj|
Miroslav Krleza,
vertaald door Guido
Snel. Uitg. De Bezige
Bij, 272 blz, €22,50
Miroslav Krleza (1893-1981) was
ooit Nobelprijskandidaat. Van
de in Zagreb geboren schrijver
is nu een vertaling verschenen
van zijn driekwart eeuw oude
roman De Glembajs, over de opkomst en onder
gang van een aristocratisch geslacht.
Krleza staat in zijn geboorteland Kroatië te boek
als een groot, maar controversieel (toneelschrij
ver, dichter en essayist. Hoewel hij een onafhan
kelijke figuur was, wordt hem zijn nauwe band
met de communistische partij en de Joegoslavi
sche dictator Tito nog altijd nagedragen.
Zijn boek De Glembajs Glembajevi1932), dat hij
schreef toen hij al een grote reputatie had, wordt
gepresenteerd als een roman. Het is echter meer
een verzameling novellen over kleurrijke figuren
uit het aristocratische geslacht De Glembajs, dat
het patent heeft op gefnuikte ambities, fatale lief
des en hopeloze huwelijken. Het boek balt ander
halve eeuw Midden-Europese geschiedenis van
oorlog en revolutie, voorspoed en dood samen.
De familie was dankzij haar dubieuze achttien-
de-eeuwse stamvader ooit welvarend, maar gaat
na de Eerste Wereldoorlog teloor, samen met de
Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie.
Wie De Gemblajs ter hand neemt, moet zich niet
laten afschrikken door het eerste hoofdstuk,
waarin de stamboom van de familie passeert in
een soort literair vormgegeven genealogie. Prach
tig geschreven, maar van al die namen gaat het
je op den duur duizelen. Zodra Krleza een aantal
van hen uitlicht en inkleurt, komen zijn weerga
loze verbeeldingskracht en stilistische brille pas
goed tot hun recht. Al glinstert er altijd wel er
gens een splinter licht in de duisternis, voor hem
is het bestaan vooral een troosteloze maskerade.
Een hoogtepunt is 'Begrafenis in Theresienburg',
over de harde confrontatie tussen kolonel Warro-
nig en de minnaar van zijn vrouw (een Glem-
baj), de eerste luitenant Géza Ramong. De in
zijn trots geknakte kolonel grijpt zelfs de militai
re begrafenis van zijn tegenstander aan om hem
zwart te maken. Niet minder weergaloos zijn
'De bruiloft van prefect Klanfar' en het aanslui
tende 'Klanfar op het landgoed Varady'. Beide
gaan over een metselaarszoon die zich in het in
terbellum opwerkt tot koninklijke griffier en
grootindustrieel en eigenaar wordt van een grafe
lijk kasteel op een immens landgoed. Zijn be
staan is desondanks leeg en eenzaam. Hij is ge
huwd met een hem ontrouwe Glembaj-nazaat.
Zijn omgeving neemt hem niet serieus. De 'nieu
we rijke' blijft in hun ogen een metselaarszoon,
een smet op het blazoen van de aristocratie.
De Glembajs verraadt in alles de hand van de
meester. Het is te hopen dat uitgeverij De Bezige
Bij werk maakt van de vertaling van een van
Krleza's andere huzarenstukjes, de vuistdikke dic
tatorroman Banket in Blitwa (1962).