Geen donkere levensavond Dikke walmen en veel gesis bij de hoefsmid PZC Zaterdag 29 september 2007 Het verwerken van stro, circa 1925. Foto uit besproken boek. In 1918 komt de Landarbei- derswet tot stand. Die maakt het mogelijk om met financiële steun een stuk land met een woning in ei gendom, of los land in pacht te verkrijgen. Bedoeld om de levensomstandigheden van de landarbeiders te ver beteren. In 1921 richten boe ren en arbeiders de Vereni ging ter bevordering van de verkrijging van onroerend goed door landarbeiders 'Noord-Beveland' op. Jan de Jonge schreef een boek over de 85-jarige geschiedenis. door Rinus Antonisse De Landarbeiderswet is in 1965 opgehe ven. Er zijn bijna geen landarbeiders meer en hun werkomstandigheden zijn in een cao netjes geregeld. De Ver eniging ter bevordering van de verkrijging van onroerend goed door landarbeiders 'Noord-Be veland' bestaat echter nog en verpacht als van ouds grond. De belangstelling is zodanig, dat een gegadigde nog wel eens een tijdje moet wachten op zijn lapje. Dat is meestal zo geweest, blijkt uit het boek Zijn levensavond zal niet donker zijn, waarin Jan de longe het verhaal vertelt over de vereniging en uitleg geeft over de Landarbeiderswet. Een stukje onopvallende Zeeuwse geschiedenis. „Dat de vereniging de positie van de landarbei ders werkelijk verbeterde, blijkt wel uit het feit dat veel pachters tientallen jaren lid bleven", constateert De Jonge. Het is bepaald geen liefdadigheid om de land arbeiders een handje te helpen. De wet beoogt ook het wegtrekken van landarbeiders van het platteland af te remmen. De pachter van een stuk land kan betrekkelijk goedkoop aan een voedselvoorraad voor de winter komen, zijn vrije uren nuttig besteden en de arbeidskracht van vrouw en kinderen gebruiken. Als hij niet meer in loondienst is (leeftijd, ziekte) kan de grond nog enig inkomen opleveren. Het is niet verwonderlijk dat op Noord-Beve land boeren het initiatief nemen voor oprich ting van de vereniging. Ze hebben al enige ja ren een goed voorbeeld: de afdeling Wissenker- ke van de Maatschappij tot Nut van het Alge meen verhuurt vanaf 1894 met succes land 'zoo wel aan behoeftige als aan soliede arbeiders'. Twee boeren die als sociaal voelend bekend staan, Jan Bom en Ko Dees, boekhouder Izaak van der Weele en handelaar Marinus Schippers behoren tot de initiatiefnemers. Werkgevers en werknemers hebben elk vijf bestuurszetels. De eerste grond, in de Thoornpolder, wordt in 1923 gekocht. In dat jaar heeft de vereniging ruim 180 leden. Er is veel enthousiasme voor het pachten van een lapje land. Als blijkt dat het niet eenvoudig is om bij alle dorpen eigen grond te verwerven, houden veel leden het voor gezien. Maar degenen die wel land kunnen pachten, varen er wel bij. De opbrengsten van de gewas sen die ze telen zijn een welkome bron van in komsten bovenop het loon. En wie opziet te gen het werk, kan (hoewel dat formeel niet mag) de grond onderverhuren. Enkele uitzon deringen daargelaten (die door het bestuur ge maand worden beterschap te tonen), verzor gen de pachters hun land goed. Enkele malen moet iemand de pacht ontnomen worden, om dat er meer onkruiden dan gewassen groeien. Rien Filius wordt in 1953 op zijn zestiende al lid van de vereniging en kan na enkele wachtja- ren zijn lapje gaan beboeren. Hij doet dat vijf tig jaar. Vooral met de bruine bonen is hij al tijd goed geweest. Op het laatst verhuurde hij de grond. „Tegen die tijd was de aardigheid er wel een beetje af Lid ben ik nog wel, je zegt niet zomaar op en het blijft altijd leuk om naar de jaarvergadering te gaan." Nu zijn er nog 29 leden, waarvan 23 pachters. Het bestuur ziet geen aanleiding de vereniging op te heffen en past met liefde op de winkel en op het kapitaal in de vorm van twintig hectare land. Er zijn nog steeds belangstellenden voor pacht, zij het nu meer boerenzoons dan land arbeiders. Zijn levensavond zal niet donker zijn. 8? jaar land arbeidersvereniging 'Noord-Beveland'. De Landar beiderswet. Door ]an de longe. Uitgave Heemkun dige Kring De Bevelanden te Goes. Prijs 10 euro. bij de boer De maatschap Poppe-Dekker heeft een landbouwbedrijf, paardenpension en mini- camping De Kreekrug bij Grijpskerke. We volgen beide families wekelijks tijdens het kampeerseizoen. door Miriam van den Broek Ruud Evertse uit Nieuw en Sint Joosland is al der tig jaar hoefsmid. „Ik wil de het al worden toen ik als kleine jongen dagelijks langs een hoefsmederij kwam. En het is nog steeds het liefste wat ik doe", zegt hij. „Je bent lekker bui ten, altijd leuke mensen om je heen. Wat wil een mens nog meer?" Om de drie of vier weken is hij met zijn collega Jacob Westerbe- ke uit Vrouwenpolder te vinden bij de Kreekrug. Deze week staan daar zes paarden klaar om bekapt en beslagen te worden. De paarden van de families Pop- pe en Dekker krijgen om de acht weken nieuwe hoefijzers. „Dan zijn ze echt versleten", zegt Mo nique Poppe. Uit een emmer met oude hoefijzers vist ze een oud exemplaar op. „Kijk, hij is flinterdun geworden." Buiten de paardenstal staan twee paarden losjes vastgebon den aan een beugel. Ruud werkt aan het ene paard, Jacob aan het andere. Ruud klemt een voet van het paard tussen zijn knieën en trekt met flinke kracht het oude hoefijzer eraf Met een soort nijptang knipt hij de rand van de hoef. Het lijkt op het knippen van nagels. En zo voelt het ook, zegt Evertse. „Het is pijnloos." Aan de onderkant van de voet snijdt hij het overtollige weefsel weg en daarna worden de scher pe randjes glad gevijld. Ruud legt een nieuw ijzer in de oven die achterin zijn busje staat. Als het roodgloeiend is, wordt het te gen de hoef aan gezet. Onmiddel lijk begint het te sissen en ont staat er een dikke, grijze walm. „Zo kan ik zien of het ijzer past", legt Evertse uit. Hij neemt het ij zer mee terug naar het busje en slaat er de juiste vorm in. Dan kan hij worden vastgespijkerd. De spijkers gaan dwars door de hoef heen. Als laatste knipt hij de uiteinden eraf en zorgt hij er voor dat het paard zich niet aan de spijkers kan bezeren. Na onge veer een uur staat het paard weer op vier nieuwe ijzers en is de volgende aan de beurt. „Wij zetten altijd op het krijt bord in de stal wanneer de hoefsmid komt", vertelt Moni que. „De eigenaren van de pen- sionpaarden kunnen dan op schrijven of hun paard ook moet. De eigenaren hoeven er niet zelfbij te zijn. Als je daar el ke keer een vrije dag voor moet nemen... Wij zijn hier toch. Ka- tinka en ik zorgen ervoor dat de paarden klaar staan zodat Ruud en Jacob niet in de stal moeten gaan zoeken. En voordat het vol gende paard aan de beurt is, ve-- gen wij altijd even de stoep aan. Zo kunnen ze na elk paard weer op een schone plek werken."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 25