Buitengebied
Duinen vol champignons
Sluimerend
onder
het slik
OJfV^
De PZC sponsort stichting Het
Zeeuwse Landschap. In Natuur-
joumaal gaat hoofd ecologie
Chiel Jacobusse wekelijks in op
wat er aan de orde is in de
Zeeuwse natuurgebieden.
PZC Zaterdag 22 september 2007 1 21
Niet iedereen zal champig
nons direct in verband breng
en met de vrije natuur. Ze
worden gekweekt in bun
kers of andere donkere ver
trekken en alleen al daar
door krijg je het idee dat je
ze niet zomaar ergens bui
ten tegenkomt. Niets is min
der waar. Champignons zijn
nergens zo talrijk als in de
duinen.
Een reuzenchampignons in de duinbossen van Oranjezon.
foto Chiel jacobusse
door Chiel Jacobusse
De meest verrassende vondst is wellicht die van de
zeeduinchampignon. Die groeit in de buitenste
duinen, daar waar bij storm het spatwater om je
oren vliegt en waar je bovendien gezandstraald wordt
door het stuivende zand. Wie verwacht daar nou een
broos en kwetsbaar wezen als dit kleine champignonnetje?
En toch groeit-ie er, niet zelden in grote aantallen. Soms
tussen het kale zand, maar vaker nog tussen de tere mos
plantjes van het duinsterretje, dat zich hier ook al opper
best op zijn plek lijkt te voelen. De hoed is in de regel min
der dan 5 centimeter in doorsnee en die is, in tegenstelling
tot de meeste paddenstoelen, al ontplooid voordat de zee
duinchampignon boven de grond komt.
Ga je meer landinwaarts, dan kom je in de eerste plaats de
algemeenste champignons tegen. De naar anijs geurende
anijschampignon en de nauw verwante slanke anijscham-
pignon. De weidechampignon en de twee reuzen uit de fa
milie, de grootsporige champignon en de reuzenchampig-
non. Ze kunnen allemaal behoorlijk op elkaar lijken, maar
om ze met redelijke zekerheid op naam te brengen bestaan
er tal van trucjes.
De belangrijkste is om te kijken hoe het vlees van een
champignon verkleurt na kneuzing. Zo kleuren de zee
duinchampignon en de weidechampignon mooi rozerood.
De anijschampignon verkleurt nauwelijks, maar de ver
kleuring die te zien is, neigt naar geel. Dat is een heel be
langrijk kenmerk. Champignons worden opgedeeld in rood-
verkleurende en geelverkleurende soorten. Roodverkleuren-
de zijn allemaal eetbaar; onder de geelverkleurende verwan
ten zitten een aantal walgelijk smakende of zelfs giftige soor
ten.
Eén van de volstrekt oneetbare soorten is de karbolchampig-
non. Het is een soort waarvan vooral de steelbasis snel en
intens geel kleurt na kneuzing. De geur en smaak is derma
te walgelijk (hij ruikt naar carboleum) dat een enkel exem
plaar genoeg is om een complete maaltijd van verzamelde
paddenstoelen te bederven. In de duinen is soms ook de
panterchampignon te vinden. De Nederlandse benaming
verwijst naar de vaak ietwat geschubde hoed van deze
soort. Het is één van de weinige champignons die bij kneu
zing geen enkele verkleuring laat zien. Hij kreeg de latijnse
naam Agaricus impudicusvrij vertaald betekent dat 'de on
beschaamde champignon'. Wat je ook doet; de paddenstoel
weigert om schaamrood te worden.
Er komen meerdere soorten voor in de duinen die vrijwel
altijd een donker geschubde hoed hebben. Zo zijn er de pa-
relhoenchampignon en de hazelhoenchampignon, die bei
den in de duinen van Walcheren voorkomen. De naam ver
wijst naar de tekening die overeenkomsten vertoont met
die van de desbetreffende vogels.
Wie in de duinen een zoektocht naar champignons onder
neemt, kan van alles en nog wat verwachten. Verzamel lie
ver niet voor de consumptie, zodat een ander ook nog ge
nieten kan van al het moois dat onze paddenstoelenflora te
bieden heeft.
tekening Adri Karman
Zeeland is grotendeels opgebouwd
uit slik en schor. Ook nu nog blin
kend onder het Zeeuwse licht en
luchten. Het proces van aanslib
bing en afkalving gaat door. Alleen
worden schorren niet meer inge
polderd maar gekoesterd als na
tuur. Onder diezelfde slikken en
schorren sluimeren meer dan hon
derd verdronken dorpen en ge
huchten. Een teken dat behalve
veel landaanwinst in het verleden
ook veel land verloren is gegaan.