Filelopen in Wraak van een reuzenkip v30 Zaterdag 22 september 2007 PZC Echte communistische 'diehards' zijn de Slovenen nooit geweest. Daarvoor was het klimaat vermoedelijk te mild en het landschap te romantisch. tekst en foto's Gerard Chel Het prachtige meer van Bied waar het kerkeiland met een gondel kan wor den bezocht. Ooit met z'n hon derdveertigen tege lijk door een druip steengrot geban jerd? In Skocjanske Jame kan het. Het is wel zaak dat niemand buiten het gezichtsveld van de gids stiekem een stalactiet of stalagmiet aanraakt. Daar kan dat calciet (kalksteen) helemaal niet tegen. Dat groeit toch al zo langzaam: 1 cm per honderd jaar. Met zo'n grote groep is het voort durend wachten en de saaie en op merkelijk stille gids zelf vertelt ook niet veel meer dan het meest nood zakelijke, waarvan we het meeste al wisten. De 'tiet' hangt aan het plafond en de 'miet' staat op de grond. Als ze elkaar - soms na vele (tien)duizenden jaren - raken, ont staat een pilaar. Jammer hoor, dat filelopen in zo'n mooie grot. Want dat is Skocjans ke lame wel. Vooral het kolossale ondergrondse ravijn (123 meter breed, 308 meter lang en 146 me ter hoog) dat als een megakathe- draal over de ondergrondse rivier Reka heerst. Deze canyon Martel is de grootste van Europa en de tocht erdoor heen is fantastisch. De wandeling naar en een bezoek aan het dorp Skocjan en het museum, waar je veel te weten komt over dit typi sche karstlandschap, is een nuttige aanvulling. Op een steenworp afstand ligt Lipi- ca, bekend van de Lippizaner paar den. Beroemd werden de schim mels natuurlijk door de Weense Rijschool. De wereldberoemde stoeterij, zo'n beetje op de grens met Italië, werd op 19 mei in 1580 opgericht door aartshertog Karei van Oostenrijk en heeft sindsdien een roerige geschiedenis. Na de twee wereldoorlogen ver loor Lipica aan betekenis - de paar den werden vooral in Oostenrijk gefokt - maar de laatste jaren telt de stoeterij weer mee. Geleidelijk worden de gebouwen, die te lijden hadden onder achter stallig onderhoud, opgeknapt. Elk jaar op 19 mei wordt er de 'Dag van de Lippizaner' gevierd. De rondleidingen hier zijn van een aanzienlijk beter niveau dan Colombia is een kippenland bij uitstek. Het lijkt wel als of de hoofdstraat van Bucaramanga uitsluitend plaats biedt aan poeliers. Langzaam rijden we er doorheen. De ene na de andere wand met draaiende spitten schuift voor bij. Op meterslange ijzeren pennen zijn pelotons kippen ge schoven. Langzaam roterend naderen zij hun perfecte toe stand. Knapperig, sappig en geheel doorbakken. Regelmatig zien we een deskundige in de weer met zo'n smakelijke kip. In één klap door midden, dan nog een keer en vervolgens op vier kartonnen bordjes. De gelukkigen gaan aan een krakkemikkig tafeltje zitten en beginnen te smullen. Jaloezie maakt zich van ons meester. Maar wij hebben haast en het is nog geen etenstijd. Zonder twijfel is er vanavond ook wel iets kippigs te vinden in het plaatsje waar we straks terechtkomen. Na tweeënhalf uur rijden over een zeer smal bergpaadje zijn we er. Het gehucht heeft een hotel zonder sterren en zonder restaurant. Dan maar de straat op. Onze rondgang door het be scheiden centrum wordt een grote teleurstelling. In geen vel den of wegen een kip te zien. Althans, de beesten rennen over al op straat, maar niemand heeft hier blijkbaar al het idee ge kregen ze eens aan het spit te rijgen. Uiteindelijk vraag ik de hotelmanager waar hier het grote kippeneten plaatsvindt. 'Puerco', antwoordt de man. Ik denk even dat hij mij een scheldwoord toevoegt, maar dan blijkt dat hij wil uitleggen dat in dit dorp voornamelijk varken gegeten wordt. 'Puerco, no polio!' Uiteindelijk zien we achter de ruiten van de dorpskroeg een do de kip liggen in zo'n vitrinetje waarop bij onze oude slager al tijd stond: alles warm. Nou, de ze kip is ijskoud. De stevig be snorde waardin breekt het karkas in tweeën. De afdrukken van haar onwaarschijnlijk vieze handen staan in het vlees. Eet smakelijk. Een beetje beteuterd peuteren we wat vlees los. Wat een tegenslag. De dagen erna zetten we de kip uit onze kop. We zoeken en vinden. Uiteindelijk gaan we weer terug naar Bucaramanga. In eens is daar het besef: nog twee uur en we kunnen aan de per fect gegrilde kip. Maar dan komen we in de mist terecht. Stap voets verder, urenlang. Het wordt donker en Bucaramanga is nog immer niet in zicht. Tot hoe laat zouden de kippenrestau- rants eigenlijk open zijn? Ongerustheid maakt zich meer en meer van ons meester. Om elf uur 's avonds arriveren we. Het is pikkedonker in de stad. Ik wil net met enige krachttermen uiting geven aan mijn teleurstelling over het missen van de kip, als we een paar gara ges passeren. Tussen de olieblikken, gedemonteerde wrakken en smoezelige gebouwtjes brandt licht. En ja hoor, het is een kippentent. We parkeren voor de deur en gaan naar binnen. Het wordt doodstil in de zaak. Donkere blikken uit ongure ogen. Even vraag ik me af of we hier wel op de juiste plaats zijn. Maar dan wordt mijn blik getrokken naar het rond draaiende spit. Alle twijfel verdwijnt. Twee kippen alstublieft. 1\vee keer een kwart? Vraagt de kippenslachter. Nee, twee keer een hele, zeg ik stoer. Nou, dat is lachen met die buiten landers. De sfeer ontspant. Twee kippen zo groot als kalkoe nen worden door midden gesneden en op een kartonnetje ge gooid. Een grote fles bier erbij en aanvallen maar. Belangstel lend slaat men ons gade. Het verorberen van de kip is een uit puttingsslag. Het beest is enorm. Opgeven doen we natuurlijk niet, dus met steeds ergere maagpijn eten we door tot het laat ste botje. Er volgt bescheiden applaus. De baas doet een aan bieding. Als we er nog een willen, krijgen we hem gratis. Nee dank u. Kip moet geen obsessie worden. In het hotel snel een stripje Rennies en met lichte krampen val ik in slaap. Dat ik van de wraak van de reuzenkip droom, ligt voor de hand. Met steeds ergere maagpijn eet ik door tot het laatste botje foto EPA Vissen kan onder meer in de Savinja.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 112