Familie
Leuk, lief en blij is
al lang niet meer
Lessen voor het leven
PP
1
2b
F-
22 Vrijdag 21 september 2007 PZC
door René Diekstra
De redenering van
veel leerkachten is
dom en schadelijk
DENKWIJZER
Stel voor dat uw kind of kleinkind, leerling in de laatste
groep van de basisschool, op een dag aan u vraagt of u
vroeger op school ook les in levensvaardigheden heeft ge
had. In plaats van 'ja' of'nee' zal uw eerste reactie waarschijn
lijk zijn: „Wat is dat dan, levensvaardighedenles?"
Het kind legt u vervolgens uit dat je in die lessen bijvoorbeeld
leert te vertellen hoe je je voelt: boos, verdrietig, jaloers, blij,
opgelucht. En eerst tot tien te tellen als je heel erg kwaad op ie
mand bent, zodat je niet meteen iets stoms doet of iets waar je
vervolgens spijt van krijgt. En om aan andere kinderen of de
meester/juf hulp te vragen als je iets niet goed kunt of ergens
bang voor bent.
Je leert er ook andere kinderen te helpen, die iets niet goed
kunnen of het ergens moeilijk mee hebben. Je maakt afspra
ken met andere kinderen in de klas om bepaalde zaken, verve
lende dingen, niet te doen of te zeggen tegen elkaar. En je leert
er je aan afspraken te houden. Oók afspraken met jezelf Bij
voorbeeld als je op een bepaalde
tijd iets zou doen, zoals huis
werk maken of iets opruimen.
Tien tegen één dat u met stijgen
de verbazing die opsomming
van lesonderwerpen aanhoort.
Want behalve het feit dat u abso
luut niet wist dat er tegenwoordig zulke schoolprogramma's
zijn, vraagt u zich ook af waarom ze bij u op school indertijd
zulke lessen niet hadden. Het gaat immers om vaardigheden
waarvan glashelder is dat ze voor ieder kind en voor iedere vol
wassene van groot belang zijn.
Gezien die constatering is er nog een reden om u flink te ver
bazen. De school van uw kind of kleinkind vormt namelijk
een grote uitzondering. Maar een heel kleine minderheid van
de basisscholen in ons land, om van de scholen voor voortge
zet onderwijs maar helemaal niet te spreken, geeft lessen in le
vensvaardigheden.
Daar zijn veel redenen voor, maar de voornaamste twee zijn
de volgende. De meeste leerkrachten zijn niet opgeleid om zul
ke lessen te geven. En, belangrijker, veel scholen en leerkrach
ten vinden dat zij er ook niet voor zijn om in zulke zaken les
te geven. Dat moeten 'ze', zo wordt vaak betoogd, thuis maar
doen. Op school moet het gaan om vakken als rekenen en taal
en dat is al lastig genoeg om kinderen bij te brengen.
Die redenering is zowel dom als schadelijk. Dom omdat de
school een volstrekt andere situatie is dan thuis en omdat wat
in de ene situatie geleerd wordt, niet automatisch naar de an
dere wordt overgedragen. Omgaan met en je effectief en goed
gedragen in grote groepen kunnen kinderen thuis niet leren.
De vaardigheden daarvoor moeten ze op school verwerven.
Maar de redenering is ook schadelijk. Want kinderen die de ge
noemde sociale en emotionele vaardigheden op school onder
wezen krijgen, worden daardoor ook beter in vakken als taal
en rekenen. In mei van dit jaar verscheen een overzichtsstudie
van liefst 263 onderzoeken naar het effect van levensvaardighe-
denprogramma's op aspecten als sociaal gedrag, zelfdiscipline,
omgaan met conflicten en stress en behulpzaamheid jegens an
deren. Die effecten blijken niet alleen aanzienlijk, maar ook
duurzaam.
In de studie is ook gekeken naar de verschillen in leerpresta
ties tussen kinderen die wel en niet aan zulke programma's
deelnamen, zoals rapportcijfers, schooltests, enzovoorts. Het
gemiddelde effect op schoolcijfers is 14 procent. Dat wil zeg
gen dat een leerling die gemiddeld een 5 haalt voor vakken als
rekenen en taal, na het volgen van levensvaardighedenlessen
gemiddeld een 6.4 haalt. De conclusie? Die lijkt me helder.
WÈÊÊ mm
JM
Op een kleine minderheid van de basisscholen in Nederland wor
den lessen sociale- en levensvaardigheden gegeven.
foto Phil Nijhuis/GPD
mammie
In reclamefilmpjes doet ze
het nog altijd goed: de
supermama. Het immer
blijmoedige, volmaakte
boegbeeld van het
moederschap. Fiona Neill en
Yolan Witterholt beschrijven
een meer realistische
variant: de ploetermoeder.
door Caroline Abcouwer
foto's John Carey en Mischa Keijser
Schrijfster Fiona Neill
was in Engeland, hét
land van 'keeping up ap
pearances', de eerste die
het woord slummy mum
my, ploetermoeder, gebruikte. Een
dergelijke moeder speelt de hoofd
rol in haar onlangs verschenen ro
man Het geheime leven van een ploe
termoeder. Daarin beschrijft Neill
een vrouw die, alle goede bedoelin
gen ten spijt, het perfecte moeder
schap niet onder de knie krijgt.
Terwijl andere moeders fris, kreuk
loos en opgemaakt hun even smet
teloze kinderen keurig op tijd naar
school brengen, komt de ploeter
moeder, met de pyjama nog onder
haar jas, gehaast en weer net te
laat het schoolplein opstormen.
De bijdrage aan de herfsttafel is ze
ook vergeten. Dus moet haar kind
het weer doen met een uit de tas
opgediept afgekloven klokhuis.
Fiona Neill: 'Ik wou dat ik er meer om kon lachen'
„Kinderen verzorgen is net werken in de kolenmijnen, behalve dat er
geen pauze zit tussen de ploegendiensten", concludeert huismoeder Lucy
Sweeney na een paar jaar fulltime moederschap. De eens zo onverschrok
ken verslaggeefster die in alle uithoeken van de wereld oorlogen ver
sloeg, faalt op het huishoudelijke vlak.
Sweeney speelt de hoofdrol in
Het geheime leven van een ploe
termoeder, het succesboek van
de Britse auteur Fiona Neill (fo
to). De schrijfster is na veel ge
harrewar met het regelen van
een oppas voor haar kinderen
van 8, 6 en 4 jaar oud, even
over in Amsterdam. Ze oogt
veel relaxter dan haar papie
ren alter ego. Hun levens lo
pen desondanks behoorlijk pa
rallel.
Neill woonde zes jaar in Guate
mala als correspondent voor persbureau Reuters, schreef voor Marie-Clai-
re en The Times Magazine tot haar tweede kind, een dochter, werd gebo
ren. „Ze was veel ziek na haar geboorte en het viel me verschrikkelijk
zwaar haar alleen te laten. Dus ik besloot inderdaad net als Lucy thuis te
blijven. We lijken op elkaar, maar ik ben nog chaotischer. Als ik de drang
heb om te schrijven werk ik gewoon tussen de ontbijtspullen van die
ochtend. Het leuke van Lucy is dat alles wat ze doet fout gaat, maar dat
ze daar zo vreselijk optimistisch en vrolijk onder blijft. Wat dat betreft
zou ik wel meer zoals zij willen zijn."
Het moederschap is, hoe mooi het soms ook wordt voorgesteld, vooral
chaos, zegt Neill. Maar we moeten er vooral om kunnen blijven lachen
en er van kunnen genieten, dat is wat ik wil zeggen met dit boek. Tegen
woordig nemen we het moederschap namelijk veel te serieus. We móe
ten vooral biologisch koken, educatief speelgoed gebruiken, borstvoeding
geven. Het schap opvoeding in de boekwinkel zakt door van de boeken
die ouders vaak tegenstrijdige adviezen geven. Maar het perfecte kind
of de perfecte opvoeding bestaan niet."
Inmiddels wordt Fiona Neill regelmatig uitgenodigd voor lezingen over he
dendaags moederschap. Maar liever schrijft ze. Ze werkt inmiddels aan
een volgend boek, zónder Sweeney. „Ik heb mezelf afgevraagd of ik ook
zo'n deskundige wil worden. Nee dus. Alhoewel ik het prima zou vinden
als er een soort ambassadeur voor het moederschap zou opstaan die
voor hen, voor óns, zou opkomen. De status van moeders is tegenwoor
dig werkelijk schandelijk laag, het is een soort neerbuigendheid die me
geweldig kwaad maakt, bijvoorbeeld van bazen die moeilijk doen als een
moeder een dag moet thuisblijven vanwege een ziek kind."
De ploetermoeder van Neill is niet
de enige die worstelt met het moe
derschap. In haar boek Geen zin in
m'n gezin beschrijft docente,
schrijfster, moeder en stiefmoeder
Yolan Witterholt hoe de drang om
te voldoen aan het ideaalbeeld van
de perfecte moeder, werkneemster
en partner bij haar uiteindelijk tot
een burn-out leidde. Hoewel een
burn-out volgens Witterholt door
gaans wordt gekoppeld aan iets
waaraan vooral werknemers ten
prooi vallen, lopen moeders vol
gens haar extra risico. Witterholt:
„Een drukke baan of druk gezin
hoeft geen probleem te zijn. Dat
wordt het pas als je het gevoel
hebt dat je je nergens meer echt
kunt ontspannen. Bij een werken
de moeder staat bij thuiskomst de
volgende groep klaar die aandacht
en tijd vraagt. Vrouwen zijn ge
neigd zich schuldig te voelen voor
de uren dat ze er niet waren. Hun
kinderen worden niet voor niets
heel dramatisch sleutelkinderen ge
noemd. Die vrouwen voelen zich
al snel geroepen extra veel leuke
dingen te doen in de uren dat ze
niet werken. Terwijl je eigenlijk
moet zeggen: jongens, ik kom net
thuis, dus ik pak een wijntje en
doe even niets. Gun me even een
halfuur om tot mezelf te komen."
Moeders leggen volgens Witter
holt op alle fronten de lat hoog.
Werkende moeders moeten laten
zien dat hun kinderen niet onder
hun werk lijden. Bij kinderen van
gescheiden ouders, kinderen in
een eenoudergezin of samenge
steld gezin komt daar bij dat zij, als
het even kan, niet onder de situa
tie mogen lijden. Dus gooien deze
moeders er een schepje bovenop.
Staan ze elke week langs het voet
balveld en is de druk groot om het
allemaal vooral gezellig te houden.
Ook wordt menig kind naar mu
sea en theatervoorstelling gesleept
om te laten zien hoe cultureel ver
antwoord het wordt opgevoed.
Moeders die geen baan buitens
huis hebben, worden argwanend
gevolgd. Zij moeten weer laten
zien dat de uren dat ze niet aan
het arbeidsproces deelnemen, wel
besteed zijn. Aan wie ze dat moe
ten laten zien? Aan collega-moe
ders, zegt Witterholt. „Vrouwen
doen het zichzelf aan. Het is een
competitie: kijk mij toch eens een
leuke moeder zijn. Vrouwen zijn
extreem kritisch op elkaar, op ver
schillende fronten. Als een vrien
din bij een feestje binnenkomt,
kijk je toch direct of ze wel of niet
dikker is geworden? Zo oordelen
moeders ook over elkaar. Als we
daar eens mee ophouden, wat
meer solidair zijn met elkaar, zou
de prestatiedruk van moeders al
een stuk minder worden.