Het bloed kruipt wgar
het niet gaan
Sofie en de
witte kameel
v9
PZC Zaterdag 15 september 2007
door Jaap Coedegebuure illustratie Martien Bos
De romans van Arthur Japin
(De zwarte met het witte hart
en Een schitterend gebrek)
kun je vergelijken met een
hoop sintels die op miracu
leuze wijze in vuur en vlam zijn gezet. Om
dat voor elkaar te krijgen, moet je wel be
schikken over de bezielende adem van de
geboren verteller.
Japin bezit die kwaliteit, zoals we weer
eens kunnen aflezen aan zijn nieuwe ro
man De overgave. Ook in dit geval lag de
stof te sluimeren in archieven en bibliothe
ken, en ook nu wist hij er een spannend
en sprankelend, maar menigmaal ook hui
veringwekkend verhaal aan te ontlokken.
In zijn nawoord bij De overgave onthult la-
pin hoe hij een paar jaar geleden bij toeval
belandde in hetTexaanse plaatsje Quanah.
Daar stuitte hij op een monument dat her
innert aan Cynthia Ann Parker, een blanke
vrouw die in 1836 door Comanche-india-
nen werd ontvoerd, om vervolgens de
moeder te worden van hun laatste leider,
de legendarische Quanah (r840-r9tr). Op
dat moment ontvonkte bij hem de verbeel
ding die alles in lichterlaaie zette,
lapin heeft moeder Cynthia Ann en zoon
Quanah een belangrijke rol in zijn roman
toebedeeld, maar de alles en iedereen do
minerende plek is weggelegd voor Sally
alias 'Granny' Parker, Cynthia Anns groot
moeder. Zij mag het woord doen. Gran
ny's relaas begint wanneer ze bezoek krijgt
van Quanah, op dat moment een rijk en
gerespecteerd man. Zijzelf is stokoud,
maar nog altijd helder van geest. In haar
woekert al tientallen jaren een immense
wrok.
De vooruitgeschoven pionierspost waar zij
en haar talrijke familieleden een bestaan
probeerden op te bouwen, werd overval
len door een bende Comanche. Velen,
haar man voorop, werden afgeslacht. Zelf
werd ze talloze malen verkracht en zwaar
mishandeld. Twee van haar dochters en
een stel kleinkinderen, onder wie haar oog
appel Cynthia Ann, werden meegenomen.
De familie slaagt er weliswaar in drie gegij
zelden vrij te kopen, maar is niet bij mach
te het verleden met al zijn wonden onge
daan te maken. Lizzie, Rachel en Cynthia
Ann zijn zo onherstelbaar van hun oude
milieu vervreemd geraakt, dat ze er nooit
meer kunnen aarden. De eerste verdrinkt
JEUGDBOEK
door Jan Smeekens
zich, de tweede sterft kor
te tijd na haar vrijlating.
Cynhia Ann blijkt een vol
ledige persoonsverande
ring te hebben ondergaan.
Noodgedwongen heeft ze
zich aangepast aan de ande
re omgeving en is er indi
aanse onder de indianen
geworden. Engels
spreekt ze niet meer,
als vrouw van opper;
hoofd Peta Nocona
en moeder van diens
kinderen is ze onvoor
waardelijk loyaal aan
haar nieuwe volk. De her
kregen vrijheid voelt voor
haar als gevangenschap, en
daar gaat ze zo diep onder gebukt,
dat ze besluit zich dood te hongeren.
Met dat alles staat De overgave
in het teken van wat tegen
woordig 'traumaverwerking'
heet. Niet alleen het lichaam,
maar het hele bestaan van Granny Parker
wordt getekend door de nasleep van 19
mei 1836. De onstuitbare drang die dag uit
te wissen, geeft wrang genoeg haar leven
een zin die ze nooit had kunnen voorzien.
Maar er is meer. Indirect, zonder het met
zoveel woorden te benoemen, snijdt lapin
de brandende kwestie van de interculturali-
teit aan. Hij doet dat precies honderdtach
tig graden anders dan in De zwarte met het
witte hart. In die veelgeprezen en succes
volle debuutroman koos hij het perspec
tief van de Ander, de vreemdeling die on
danks de wil tot assimilatie buitenstaander
blijft omdat de binnenvetters hem niet
aanvaarden als een van hen.
In De overgave hebben we te maken met
een blanke, op en top koloniale visie. Gran
ny Parker ziet in een indiaan allereerst de
alomtegenwoordige vijand. Hoewel ze
niet zo ver gaat als haar mede-Amerikanen
die dachten en handelden alsof ze met een
schadelijke diersoort van doen hadden, is
en blijft de Ander haar toch wezens
vreemd.
Als hij onverwacht het gezicht van een
bloedverwant krijgt, ziet ze zich plotseling
geconfronteerd met de opgave in hem een
mens te zien. Dat gaat haar niet gemakke
lijk af, ook niet
na alles wat ze van de
teruggekeerde Cynthia Ann'
had kunnen leren.
De historische bronnen zijn wei
nig informatief waar het Granny
Parker betreft. Dat ze heeft be
staan is een feit, maar hoe het
haar na 1840 verging en of ze er
toen überhaupt nog was, is on
bekend. Des te knapper is de
manier waarop ze hier tot leven
komt. Japin geeft haar smoel en ka
rakter door haar neer te zetten met
de tongval en de verteltrant van een kor
date en korzelige tante. Een vrouw die,
om het met een seksistisch cliché te zeg
gen, haar mannetje staat en voor de duvel
niet bang is. Een vrouw die worstelt om
los te komen van het verleden en zich
over te geven aan iets dat ze uit angst voor
zelfverlies altijd uit de weg ging. De offi
ciële geschiedenis weet van Granny Parker
nagenoeg niets, maar dankzij Arthur la
pin zie ik haar voor me.
Arthur Japin: De overgave. Uit
gave De Arbeiderspers.
365 blz. 19,95 euro.
Ke j^e-
Stephen Davies
Uitgeverij Querido
87 pag., 12,95 euro
Natuurlijk hebben ouders het beste
voor met hun kind. Maar als dat
precies doet wat ze willen dat het
doet, kan het weieens een fantas
tisch avontuur mislopen.
Neem nou Sofie in Sofie en de witte kameel van
Stephen Davies. Ze woont al twee jaar met haar
vader in Gorom-Gorom, een plaatsje aan de
rand van de Sahara in noordelijk Burkina Faso.
Hoewel ze bijna vloeiend de taal van de plaatse
lijke bevolking spreekt, is ze nog altijd een bui
tenstaander: 'het geheimzinnige en wonderlijke
meisje dat met een raar accent sprak en gefilterd
water dronk uit een plastic fles.'
Haar vader (druk met van alles, maar niet met
zijn dochter) vindt dat ze haar best moet doen
om vrienden te maken. Maar tegelijkertijd ver
biedt hij haar nadrukkelijk om met vreemden
mee te gaan.
Dan ziet ze op een dag tussen de kamelen van
bezoekers aan de plaatselijke markt een kameel
die 'van zijn kop tot aan zijn bult tot aan zijn
hoeven' helemaal wit is. Sofie is zo onder de in
druk van het prachtige dier, dat ze zich zonder
nadenken laat uitnodigen voor een ritje.
Pas twee uur later beseft ze dat ze in de grootste
woestijn ter wereld zit, met niet meer dan een
flesje water en een tros bananen in haar schou
dertas, en op een wiebelende bult. Onderweg
naar het dorp van het jongetje Gidado dat vroeg
of ze met hem mee wilde en dat ze nooit eerder
heeft gezien.
Sofie en de witte kameel is een overtuigend de
buut, dat doet uitkijken naar een tweede boek.
Een sympathiek verhaal ook over de vriend
schap tussen een eenzaam Europees meisje in
een Afrikaans land en Gidado, die zichzelf groot
houdt, maar als de dood zo bang is voor de ge
vaarlijke reis die hij in zijn eentje elke week
moet maken naar Gorom-Gorom-
In de woestijn kan namelijk overal zomaar uit
het niets de ongrijpbare kamelendief Moussa ag
Litni opduiken. En alsof in handen vallen van
die moordzuchtige Toeareg-bandiet al niet be
angstigend genoeg is, zijn er nog de woestijngees
ten die je besluipen, bespringen en gek maken:
'Maar alleen als je alleen bent, natuurlijk.'
Stephen Davies weet wat lezers vanaf een jaar of
8 van een mooi boek verwachten. En dus bele
ven Sofie en Gidado een bloedstollend span
nend avontuur dat, wees gerust, goed afloopt.
Maar voordat het zover is, heeft hij al veel te ge
nieten gegeven. Tussen de regels door soms,
maar altijd voor iedereen verstaanbaar.
Zoals het ontwapenend aanstekelijke knipoogje
in het antwoord dat Sofie krijgt als ze Gidado
vraagt waarom hij juist haar op de drukke markt
aansprak en een ritje op zijn witte kameel aan
bood: 'Ie valt nogal op. Iedereen weet altijd pre
cies wat het witte meisje aan het doen js.'