v13
toch
'Een vakantie in Sri Lanka eindigde
weer in een vluchtelingenkamp.
Ik ben ook gewoon gedeformeerd.'
PZC Zaterdag 25 augustus 2007
len weg bij organisaties als Artsen zonder
Grenzen en Unicef Maar qua naamsbe
kendheid doen we niet meer voor ze on
der. Ik hoor collega's wel eens zeggen: pot-
verdomme, hoe doen jullie dat? Wat is jul
lie marketingplan? Het is ons voor een
deel overkomen, met een heleboel mazzel.
We hebben goede programma's, een ver
nieuwende vorm van hulpverlening en
goede marketeers. We hebben het nooit
gedaan met zielige campagnes, zo van:
'Ach kijk, het kindje huilt. Geef ons ook
een kwartje'. Het succes kan ook tegen je
werken. 'Ik hoef jullie geen geld te geven,
het gaat toch heel goed?', horen we vaak,
terwijl we de inkomsten juist heel hard no
dig hebben. Daarnaast is de markt ook aan
het veranderen: steeds meer donateurs
steunen liever een project waar ze zelf
heen kunnen en aan mee kunnen bou
wen. Je zag dat na de tsunami in Azië.
Mensen wilden zélf naar de getroffen ge
bieden toe, de handen uit de mouwen ste
ken. Dat is voor War Child best moeilijk,
je stuurt enthousiaste vrijwilligers niet
naar een oorlogsgebied.
Sommige vrouwen fantaseren als
klein kind al over een gezin en het
zorgen voor kinderen. Ik was als
kind vooral gefascineerd door oor
logsmechanismen. Ik las de boeken Oor
logswinter en Pjotr van )an Terlouw. Het
kon er bij mij niet in dat mensen steeds op
nieuw in de fout gaan. Wie de holocaust
kent, wie weet wat er in Vietnam is ge
beurd, die zweert geweld toch af? Niet
dus. Daar spraken wij thuis over.
Ik heb een grote afkeer van machtsmis
bruik in het algemeen. Heel in het klein
heb ik dit meegemaakt tijdens mijn tijd bij
het studentencorps in Leiden, waarvan ik
maar een jaar lid ben geweest. Ik kom wel
uit een familie waar dat traditie is, mijn va
der en grootvader waren ook lid. Er zitten
heus mooie kanten aan, die saamhorigheid
werkt. Maar tijdens de ontgroening komt
het slechtste in mensen naar boven. Het
laagje beschaving blijkt dan maar heel
dun.
Leiden zelf vond ik heel klein. Ik was juist
op zoek naar een stad waar niet iedereen
iedereen kent en naar dezelfde tennisclub
gaat. De kloof tussen de studenten en de
Leidenaars vond ik jammer en niet bij mij
passend. Er lijken twee werelden te be
staan binnen die stad en zelfs in de kroeg
komen die niet echt samen. Na een jaar
vertrok ik uit Leiden en vervolgde ik mijn
studie geschiedenis in Amsterdam. Een
multiculturele wereldstad, waar ik me nog
steeds thuis voel.
War Child is hard gegroeid in de afgelo
pen twaalf jaar. We zijn kritisch op de ei
gen organisatie en op onze programma's.
Ik kan goed tegen kritiek, ook al schiet ik
ogenblikkelijk in de verdediging en ga uit
leggen waarom mijn idee wél goed is.
Tien jaar geleden gaven onze expats, de
mensen die we naar de oorlogsgebieden
sturen, zélf psychosociale hulp zoals zang
en dans aan de kinderen. Dat werkte nog
heel leuk in de Balkan, maar als westerling
kun je geen rolmodel zijn in Congo of
Sierra Leone. Je moet de kennis die je bin
nenbrengt zo snel mogelijk overdragen,
niet zelf proberen alle problemen op te los
sen.
Ik ben nu tien jaar directeur van War
Child Nederland. Hoog tijd voor een
nieuw persoon aan het roer. Bij andere
hulporganisaties wisselt de directie elke
vijf of zeven jaar. Ik ga dus overdragen,
maar vertrek nog niet bij War Child. Ik
blijf in de directie en er komt een nieuwe
algemeen directeur bij.
Mark Vogt wordt mijn baas. Hij is zeer er
varen in ontwikkelingswerk en is net als ik
een gepassioneerd persoon, die een heel
bewuste keus heeft gemaakt voor deze job.
Een principieel pitje noem ik dat. Hij is rus
tiger en is weloverwogener dan ik. Ik wil
nog wel eens snel iets erdoor duwen, waar
voor onze organisatie nu echt te groot aan
het worden is.
Je moet je ook wel thuis voelen bij War
Child. Je krijgt hier geen eigen kantoor
met een secretaresse. Je zit in een chaoti
sche kantoortuin met heel veel eigenwijze,
gepassioneerde mensen om je heen. De
computers, de stoelen, alles is gesponsord.
Het is geen standaard-kantoor, maar ik
denk dat Mark hier heel goed inpast.
Dit jaar houden we op 3 oktober voor het
vijfde achtereenvolgende jaar het Friends
for War Child-concert. Die concerten zijn
bijzonder, want je komt er alleen in als je
donateur bent of wordt. Onze gedachte
was: een kaartje is eenmalig geld, dona
teurs blijven.
Het bleek een succesformule. Ahoy was de
eerste keer al meteen vol. Waarschijnlijk
wordt dit wel het laatste concert, want zo
als dat gaat met goede ideeën; je moet er
niet eindeloos mee doorgaan.
Ik zal altijd bij War Child betrokken blij
ven. Misschien uiteindelijk wel weer als
vrijwilliger, zoals ik ben begonnen. Er is
nog zoveel te doen. Er zijn 300.000 kind
soldaten. Bijna twee van de tien soldaten
wereldwijd is een kind.
Nu ik zelf kinderen heb, realiseer ik me
nog beter hoe kwetsbaar een kind is. Hoe
snel een kind van slag kan zijn en hoe be
langrijk het is om een stabiele basis te heb
ben. Ik heb dat tien jaar lang aan iedereen
lopen vertellen, kon het rationeel ook hele
maal begrijpen, maar nu voel ik het van
binnenuit. Een eigen kind confronteert je
enorm met die kwetsbaarheid."